III» honderd Soorten vindt. Behalve de Kleur, die
A fd e e l . d e Druiven in W itte , Paarfcbe o f Bïaauwe en
H oofd- Bonte, onderfcheidt, komt ook de grootte en
s tu k . figuur, de Vleezigheid en Sappigheid, de Geur
TVytt- 0f Kruiderigheid , gaard, - zoet en rinsheid , als mede
het vroeger of laater aanrypen in aanmerking.
Onder de Witten heeft de Vroege van der Laan*
die door eenen Rentmecfter van Rhynland deezes
naams uit Zaad is voortgeteeld , en d&
Paarldruif den voorrang; onder de Blaauwen
de Frankendaalder, van Frankenthall afkomftig,
de Frontignac, Katelonier en Muskadellen, waar
van men ook Witten heeft, die, wel gerypt
zynde, by fommigen de Geurigften geacht worden
onder alle Druiven. Doch in deezenkomt
het Klimaat grootelyks in aanmerking, en, of
de Druiven in Stookkasfen worden uitgebroeid,
dan in de open Lugt geteeld, als wanneer de
gcmeene. W itte , best ryp wordende, in fom»
mige Jaaren de besten zyn. De Frankendaal*
ders inzonderheid ontbreekt het dikwils hier
aan; doch men kan derzelver aanryping, door
het uitknippen van de meelde Druiven aan eeii
Tros , bevorderen ; waar door men fomtyds
zodanige Druiven bekomt, van meer dan een
Rhynlandfchen Duim in middellyn. Ook dient
daar toe het wegplukken der overtollige Bladen
, die de Zonnefchyn belemmeren» Wat
voor ’t overige de behandeling der Wyngaar-
den betreft, daar van zal ik , als buiten myn
bedek, niet fpreeken.
Gsen
Geen Gewas, mooglyk , is ’e r, dat tot een
zo algemeenen dienst ftrek'te voor het M en fch e -FDyE "
Jyk Geflagt, buiten ’t Koorn, De verwoeftingHooFn-
der Wynftokken was een voornaame P la a g ,ST^ * t
die de Bradende Hand van God de Egypte-gaard.
naaren niet alleen, maar ook de IsraëlietenDc Dmi-
overkomen deedt: daar het , in tegendeel, aJSfufynea,
een groote Zegen aan Gods Volk beloofd
werdt, dat zy Wyngaarden zouden kunnen
planten , onder dezelven in Vrede zitten, en
derzelver Wyn drinken ( f ) . W ie plant een
Wyngaard ende en eet niet van zyne Vrugt,
vraagt de Apostel ( t ) ? Dus zyn de Druiven
ook, het gene eerst in aanmerking komt tot
gebruik , en deeze hebben eene verkoelende
doch tevens verkwikkende hoedanigheid, hoe-
’ wel z y , in te groote menigte gegeten, Winden
, Kolyk en Buikloop kunnen veroirzaaken.
De zoeten doen zulks' minder dan de zuure ,
en de onrype o f wrange zyn van eene Stoppende
hoedanigheid. De Rafynen, in ’t Latyn
Pasfulce of Uvce pasfee genaamd, die door uit-
drooging in Provence, Languedok, Spanje en
Italië, van de Druiven gemaakt worden, ver-
zagten den Hoest, verfterken de Maag, temperen
den overvloed van Gal en laxeeren maa-
tiglyk; inzonderheid die uit Syrië o f van Smyr-
na komen, welke de besten zyn, byna zonder
eeni*
(*) Amos IX. V.
ft) i. cor. ix. v. 7.
11 n s s t, iy . stuk*