BES CHR Y V I N G
D E R
P L A N T E N .
D E R D E A F D E E L 1 N G,
D e HE E S T ERS .
I. H O O F D S T U K .
De Eigenfchappen der H e e s t e r e n in on*
derfcheiding van de Boomen, en eenige alge *
meent Aanmerkingen, ook de E e üm a hm i *
g e n betreffende.
^S&S^^an de befchryving der Boomen • gaa
% \J $ ik tot die der Heefteren over. Dee-
$ % ze benaaming is door ’t gebruik, verftaanbaarer
dan ik dezelve door een
naauwkeurige befchryving zou kunnen maaken.
Men verftaat ’er Gewasfen door, die niet met
éénen Stam , maar met verfcheide Stammen o f
Steden opfchieten , welke des Winters over»
blyven, en wier hoogte niet' overmaatig is. Indien
dergelyke Gewasfen dikke Stammen bekomen
, gelyk ik ’er reeds befchreeven heb, dan
noemt men het Boomen met verfcheide Stam-
A men,
*
H j j g a