5Q4 A g t m a n n i g e H e è s e r s.
A?deel, Bolrond, den $;y/ ingejlooten he\
vu. bende*
H oofdstuk.
Tot deeze Soort wordt betrokken de Yzer-
Heide, kleurige van B e r gui s , dus wegens de Kleur,
der Bloemen getiteld> niectcgenfbande dezelve,
viervoudige Blaadjes had. Hier heeft zy van
de Slymigheid der Bloemen den bynaaip. De
Blaadjes zyn final , klein en kort, tegen de.
Takjes aangedrukt.
Naast voegt hier die Soort van K-aapfche Hei-
xxiii. de uit myne Verzameling , welke ik den by-
f* I* Eaam van Pulchelja. of Sierl.yke geef» om dat
zy in fchöonheid, zo van Blad, als Bloem en
Kleuren , boven veele anderen uitmunt, hen
Takje daar van is in Fig. i , op de nevensgaande
P l a a t X X I I i',' naar ’t leven afge-
beeld. Myn geheele Tak'is ongevanr een Voet
lang , rond en roodachtig Alchgraauw, verd.ee-
lende zig in zwiepige Takjes en deeze in dunner
Rysjes , 'die roodachtig zyn en als ’t ware
uit veele Leedjes beftaan, gelyk zig in de ongebladerde
openbaart. Die'dunne' roode Rys-
jes zyn digt bezet meq gladde Blaadjes , al| tegen
den Steel aangeplakt , iets korter dan de
Leedjes , drie fn de omtrek van het Takje ,
ongedeeld. De figuur van deeze Blaadjes is
ovaalachtig , yertoonende zig byna als een.
Tarwe - Graantje, met een Sleufje op de Rug,
die eenigermaate rond verheven is, en de andere
zyde, regen het Takje aan, vlak of zelfs
it>
0 C T A U D R I A . 5°S
iögebopgen. De Kleur derzelven is geelachtig IIL
groen, Tusfchen deeze Blaadjes komen de VII_ •
Bloempjes uit ieder Leqdje voort, die eene Hqofd-
Aair famenftellen , welke dit Gewas niet wei-ST^
nig verfiert. Ieder Bloempje heeft een aan- e[ *
merkelyk Steeltje : het is Eyrondachtig, met
een Kelk van vier Blaadjes , die hoog purperrood
zyn , bevattende een éénbladige Vleefch-
kleurige Bloem , met een klein, in vieren gedeeld
, Mondje. Hier binnen zyn de deelen
der Vrugtmaaking, een paarfche Styl met een
gróotkoppigen Stempel, die geel is, benevens
de Meelknopjes , op hunne Meeldraadjes zittende
, vervat; gelyk men die Deelen by A , door
fterke Vergrooting, ziet afgebeeld, om dus dui-
delyk te doen blyken, dat de Eyronde Meelknopjes
met twee Baardjes zyn voorzien; het welk
insgelyks in de Bloemen der Gewoone Heide,
daar nien hier Bezems van maakt, plaats heeft;
doch de kleinheid van dpeze Knopjes als een
Zandje maakt , dat men zulks naauwlyks kan
nagaan, dan met een Vergrootglas of Mikros-
koop.
Weinig, beken ik , verfchilt deeze in de
meefte opzigten van de befchrwing. welke onze
Ridder van de Mucofa of B e rg i d s van de
Eerrea geeft ; maar zo veel echter, dat ik ze
niet tot die zelfde Soort heb kunnen betrekken.
Ii 5
II. Deel. IV. Srux.
(6) Hei