III. Volgens den Hoogleeraar van R oy en is
'Afdeel. ^ een regtopftaande Heefter, met harde brui*
H oofd- ne Takken en overhoekfe Bladen, die ftomp-
STUK* achtig ovaal zyn , geaderd, glanzig, zeer kort
gefteeld, met eeDen effenen omgeboogen Rand.
Uit de Oxelen komen de Bloemfteeltjes digt en
enkeld voort, korter dan het Blad , met holle
Bloemblaadjes ., de Meeldraadjes korter dan de
Bloem,denStyl dik, uitloopende in drie van een
wykende Stempels.
E v o n y m ü s . Paapenhout.
De Kenmerken zyn, een vyfbladige Bloem,
in een uitgebreide Kelk ; wordende de: Vrugt
een vyfhoekig Zaadhuisje , dat naar een Paa-
pen- Muts gelykt, en gekleurd is , met vyfholligheden
en v y f Klepjes; waar in Zaaden, met
een Eeltachtig bekleedzel.
Drie Soorten komen thans in dit Geflagtvoor,
elk uit een byzonder Wereldsdeel, te weeten.
Evonymus Paapenhout met de meefie Bloemen in, vie-
^uropi-5* ren gedeeld, en ongedeelde Bladen.
fche.
Deeze bepaaling ftrydt tegen de opgegevene
Kenmerken; want een vierdeelige Bloem is altoos
(i)
( i) Evmymus Flor. plerisque qaadrifidis, Foliis fesfilibus.
Syst, Kat. XII. Gen. 270. p. I8i. g ‘Z- XItI- Gen>
i 9ï. Ev. Fol. oblongp - ovatis. Hort. Cliff. Fl. Suec. ROYEN
Luzdbat. 486. HALL. Helv. 423. Ev. vulgaris Granis ruben-
.tibus & latifolius. C. B. Pin, r-%. Clus. Wft. P- S6. Patat,
p. 94, 97. & Icon latif. in Append. & TOORN F» Injl. <17.
DOD. Ptrapt. 783,
p E N T a n d r i a. 31$
toos van een vierbladige onderfcheiden. D a tA
het Geflagt , fchoon de meefte Bloemen vier* v.
bladig zyn en dus ook vier Meeldraadjes heb-Hoofd-
ben, hier t’huis gebragt worde, kan men uit _
de overeenkomst, in Geftalte, met de Am e r i-^ .
kaanfche , eenigszins billyken; doch ik verftaa
de Sluitreden niet, welke onze Ridder daar om*
trent gemaakt heeft. Volgens de voornaamjle
Bloem, zegt h y , komt het met de mede-Soorten
overeen (* ). Zou men de Bloemen, die ’er meest
aan voorkomen, niet als de voornaamften moeten
aanmefken; tefwyl de Vrugt ook doorgaans
maar vierhoekig is met vier Holligheden ? O f
h e e ft'd e Ridder ook op ’t Oog gehad, dat
T o i j r n e f o r t de vyfbladige Bloem de eer-
lte in rang plaatst?
Ons Onderwerp is hier een Gewas, dat van
T h e o ph r a s t u s den Griekfchen naam Euo-
nymos, die een Goeden naam betekent, ge-
kreegen heeft, zonder dat de eigentlyke reden
daar van blykt. Gemeenlyk fchryft men dien
Evonymus ; doch in de meefte deelen van Europa
heeft het zynen naam van ’t gebruik, dat
van het Hout gemaakt wordt. Men draait ’er ,
voor de Speldewerkfters, Sluikfpillen o f Klos-
fen van , en hierom noemen de Italiaanen
het Gewas Fufano, de Franfchen Fufain, deEn-
gelfchen Spinddtree en de Duitfchers Spindel-
1baum.
1 (* ) Ex Flore primario convenit cum congeneribus, Spie.
Plant. II. p. 28«. Phil. Bet. §. 278.