lil.
Afdeel«
u i.
Hoofd
stuk»
„ Takken- De Vrugt beftaat uit drie groote
„ Zaadhuisjes, glad en bruin, die ieder v y f
„ Zaaden bevatten , welke een groote Wiek
,, of Vleugel hebben.
„ Ik twyfel niet (voegt zyn Ed. ’er b y ,)
„ o f de Bejuce , van wylen den Heer L o e f-
, , L iN G , (welken naam de Spaanfchen gee-
„ ven aan alle klimmende Planten ,) zal de
,, Hippocratea zyn. Hy heeft in de Bloem ,
„ die zeer klein is, het vaste Zaadhokje voor
,, het Honigbakje gehouden, en het Vrugtbe-
„ ginzel befchreeven zo als het reeds merke-
lyk aangegroeid was, niet gelyk het zig by
„ de ontluikinge der Bloem bevindt.” £
IV . H O O F D S T U K .
Befchryving van de H e e s t e r s , wier Bloemen
vier Meeldraadjes hebben, deswegen Vier-
MANNiGE genaamd , waar onder veele Uit-
heemfche, als ook de Europifche en andere
Soorten van Hulst voorkomen.
T ot de Viermannigen (Tetrandria), in het
Stelzel der Sexen , behooren veele Ge-
llagten en Soorten, die Heeflers zyn, en derhalve
thans van my befchreeven worden, als
volgt.
P r o -
P r o t e a. Zilverboom. M*
Afdeel»
iv.
In de voorige Uitgaven van het SamenftelfïooFD-
der Natuur , zelfs nog in de Twaalfde, wa-STUK*
ren de Kaapfe Gewasfen, welken men Zilver-hof ^ tr'
hoornen noemt, onder den naam van Leucaden-
dron, die daarop zag, in een Geflagt voorge-
Iteld, dat zestien Soorten van dezelven begreep,
en drie derzelven hadt de Ridder , wegens de
eenbladigheid van de Bloem' en de ongekuifd-
heid van het Zaad, in een ander Geflagt,onder
den naam van Protea, afgezonderd: doch thans
heeft zyn Ed. best geoordeeld, alle die Zilver-
boomen in een zelfde Geflagt, onder denlaatst-
gemelden naam , die op derzelver veranderlyk-
heid in de Bloem zinfpeelende fchynt, te bevatten.
,, Dat de Leucadendra by de Protea,
,, in een zelfde Geflagt (zegt zyn Ed. z e lf,)
,, gevoegd moeten worden, Item ik te gereeder
„ toe, om dat ik verzekerd ben, dat zy allen
„ in de Vrugtmaakende deelen eenig verfchil
„ hebben, terwyl niettemin de Gejlalte in de-
„ zelven overeenftemt, zo wel als het wee•
,, zentlyk Kenmerk der Meeldraadjes, die hun-
„ ne inplaöting hebben in den rand van de
s, Bloem , fchoon dezelve in eenigeri één-, in
„ anderen twee-, in anderenvierbladigis” (*).
De Kenmerken , niettemin , van de P r o.
T E At
MtntUfa altera, p. 194-