ftntur. Ut autem haóbenus recenfiti modi, ad
unum eundcmque finem tendcntes , admodum
inter fclè diflmnt; Snpienciifimus-tarnen rerum
Conditor alios präeterca excogitavit multo1 fané
mirabilicres : in nonnullis enim- Animantibus
Offa piane in fuperficie conftruxit, carnemque
intra hace fummo- artificio- compofuit ; uri in
Gammarisy Caricris, aliifque plurimis eft vide-
re. Atque hamc i-pfànr pariter normam in ple-
riiquc Infeétorum fpcciebus, inquc. hac etiam-
Cochlearum fpecie, quae Tefta, tanquam vero
fuo Olle,gaudent,eft fccutus. Tandem immen-
ià illa DEI Potentia & Sapientia longe amplif-
fimam fefe & profundiflimam exhibet illis in A-
nimalculis, quibus& Calycem ilmul comeum,
& Cutem Cancri teftaceam impeitivit ; ita ut
Mufculi mollioris partis ipforum corporis in Calycem
infixi finti dum interea reliquos Mufcu-
fos Archite£tus illePrudentiflimus in durum Os,
quod eorum corpus inveftit, atque cum hoc extra
Calycem prorepit, inferuit : prout in Can-
cellis obfervacur. Quam vis autem Teftudo pariter
in domuneulahabitet, fuaqueOflà, Teftae
inftar, extusgerat; attamen diverfum rurfiis hi
ca ordinem ftatuit DEUS : quum duplicis generis
ipfi Olia concefièrit ; nonnulla videlicet, quae
cum Ofiè eam inveftiente firmiter eoncrevcre j a-
lia vero, quae Articulorum ope cum ilio con-
junguntur: ut hinc Mufculi tanquam gemina
heic firmentur inièrtione. Quod, uri rnfoli-
ben. Maar niet tegenfiaande alle deefe verfehillive
monieren, die tot een eynde loopen, feo heejt die
Alwyfe Maaker daur nog andere bedagt, die 1m
wonderlyker fyn: wanthy heejt in fbmmige Dieren
de Beenderen gebeel van buyten gejormeert, en het
Vleefch beeft by daar binnen feer wyffelyk befcbikt;
als in de Kreefien, de Krabben , en veele andere
dieren plaats beeft. En Joo van gelyken he f t by
deefe order in de meefie foort der Btoedeloofe Dier-
kens gebenden j en ook in dit foort van Slakken, die
Hoornkens bebben, dat baar waaragbtig Been is. Eyn.
delyk foo is deefe Hooge Almagtigheid en Wysbeid
GODSßg nog bet alderkragtigße en diepßc vertonende
tum praebet in Teftudine vivente fpedbtculum :
ita praeprimis Suturae Ofiìum,exteraam ejus Te-
ftam conftituentium, animadverfione quam di-
gniffimae funt, utpote quae, meo quidem judi.
ciò , a futuris Oifium aliorum quorumciinque
Animantium difcrepant : quemadmodum naturali
quodam ipecimine demonftrare valeo. Quan-
doquidem vero iftfioc Animai Ova quoque parit
teftis induta, quae ipfemet ejus in corpore inve-
ni i 6c quoniam haec per anguftiflimam in Ofiè
viam, a latere caudae, emitti oportet, per quam
haud .fieri ulla ratione poteft, ut tranfeant
in die Dierkens, die hy te gelyk een Hoorn-
kennen de Huyt van een Kr abgegeven heefi foo dat
de Spieren van bet iveeke deel haar es lichaam s in de
Hooren ingeplant fyn geworden; en de andere Muß
eitlen he f t die voorfienige Architeft in bet barde
been , dat haar lichaam omvangt, en }t geen buyten
de Horen kruypt, ingeent; als in de Kreefien te fitn
is. En hoevocl de Schilpadt meede in een buysken
woont, en dat by fyne beenderen als van buyten
tot een fihaal beeft, foo heefi GO DT daar nog ai
een andere order in gehouden, om dat by hem twee-
derbande Beenderen gegeeven heefi ; eenige, die in
het Been, dat hembekleet ,vaft gegroeit fym en andere,
dewelke door Articulatien daar meede vereenigt
worden ; waar in dan de Mufculen als een
dubbelde inplantinge bebben. Dat feer raar in bet
leven teßen is; en befandetlyk fyn de Naaden in haare
Beenderen van de buitenße Sei: aal opmerkens
waardig , die ik oordeel, dat van de Naaden in
alle andere Dieren baar beenderen verfchillen; ge-
lyk ik dat in het leeven kan vertoonen En alfoo
dit Dier meede eyeren met fehalen leyt, die ik in
baar lichaam heb gevonden, en dat defelve door een
feer nauwe engte van het been ne Jens de fiart motten
pafferen, daar fy met alle onmogelykheid niet
doorkennen: Soo is het meer als over feker , dat dt
Naaden der Beenderen , haar in haaren uyt een
moeten fcheyden in dit Beesken. Het welk foo groot
een difficulteyt onder de Ontleeders maakt, als etnihinc
extra omnem dubitationis aleam pofitum eft^ ge feggen, dat daar iets diergelyks in de Vrouwen
gefehiet, wanneerfy baren. Wat daar van is , kan
ik niet feker feggen ; altyt in de Schilpadden is het
overwaaragtig by my.
quodOfiium futuraein hoc Animali,partus tempore,
afe mutuo debeant fecedere. Atqui tantope-
re repugnant Anatomici, quando quis alTerit,
ejufmodi quidpiam in Mulieribus fub partu con-
tingere. Quid hujus rei fit, haud certus pronunciavero
i at in Teftudinibus. ita fieri ego quidem
longe veriifimum cenièo.
Verum ut ad Ofla denuo & Mufculos redea-
Maar om weer tot de Beenderen en Spieren tt
mus ; adnotandum omnino eft, quod Mufculijkeren, foo moet men aanmerken, dat de Spieren
haud fimplicitèr Offi inferantur aut implanten-1 n't€t fmpelyk bet been ingeplant,o f ingeent wordeb t
tur - fed quód ipfòrum Ofiìum parsquaedam alte-
rum Tendinis Mulculi extremum conftituat
ut adeo Mufculi, utrinque in Olla defixi, binis
gaudeant oiTeis extremis. Unde quilibet Mufcu-
lus tribus conftat partibus ; quarum media eft
caro bina altera vero extrema funt albae, mem-
branaceae, duriufculae, 8c fibroiàe hujufce car
nis compagines, quae, ubi Ofii infiguntur , Os
. evadunt ; aut aliter durae & compaétae permanent
, vel molliores atque tenaciores fiunt, pro
varia partium , quibuscum conjunguntur , ßc
quas movere debent, natura. Hinc e ft, quod
nonnunquam vel Mufculus mufculo inièratur.
Imo, quod fupra modum infolens 8c fingula-
reeft, Cl. Stenonis mihijuxta ac aeftimatiffimo
meo Amico, D. Johanni Oort, in Avium ocu-
lis demonftravit, quanam ratione Mufculus ibi
per mufculum, tanquam per trochleam, fuo
tendine tranlèat : ut ita Mufculus perforatus
perforantem vel adducere queat, vel laxum di-
mittere; prout tendo hujus, per priorem tranfiens,
vel propius attrahi, vel magis elongari debet :
qua fane fabrica vix quidquam videtur effe mi- !
rabilius.
Quonam autem modo Mufculi in Os Cochleae
infixi, atque cum eo uniti fint , quam
manifeftiflìme patefeit ,1 quando Domuneula
Cochleae aperitur : tum enim animadverti-
tur, Mufculorum corporis tendines praeci-
puos omnes, alios paulo humilius, alios non-
nihil altius atque profundius, verius Teftae
fpiram excurrere , atque in teftam ipftm, five
g i i , tfi lapideum Os Cochleae defigi five implantari a.
Id vero potifiimum videre eft in ilio Teftae gyro
feu finu, qui fecundus eft ab inferiore ejus apertura
vel introitu, per quem nimirum Cochlea
corpus pedemque fuum foras evolvit. Ibidem
deinde ulterius confpici poteft inlèrtio binorum
n. !0”ge maximorum Cochleae Mufculorum b b •
qui praeièrtim inièrviunt movendo magno illi
planoqueLimbo, five fimbriae corporis,cujus ad-
nuniculo, tanquam lato quodam pede, Cochlea
prorepit, atque de loco in locum fc confert; pro- !
greflione equidem neceflàrio perquam tarda,
Juxta tritum illud : Limace tardior. Mufculi
hi in corporis medio, cui maxime infcruntur,
validum formant tendinemj inter quem, poftc_
nora verfus, nonnulla hinc inde cernitur humi-
diti», flavefeens, mediocriter fpiflà , & pecu-
lnnbds cellulis contenta ; de cujusufu haétenus
nil conftat. Retrorfum , fub extremo
^alycis fcapo, horumee Mufculorum illas de-
<. currere fibras c , videmus , quae caudae five
altimaar
dat een ge deeite der Beenderen fclve bet eene
eynde der Pees van de Muskel maakt; cn de Spieren,
die tuffchen twee Beenderen haar vaßigheid bebben
twee beenige eynden bebben. Soo dat ieder Muskel
uyt drie deelen befiaat; fynde het middelßevlees, en
de twee andere eynde fyn de witte , 'vliefige, barde,
en fibreufe verfamelingen van dit vleefch , de.
welke in been vergroeyen, foo wanneer fy daar in
geplant worden ; o f fy blyven hart en vaß, o f we-
ker en tayer, naa dat de deelen fyn, daarfy meede
vereenigt worden, en die fy moeten beweegenwaar-
om fbmtyts de eene Muskel de andere muskel felfs
ingeplant wort. En dat buyten gemeen feer raar
is , de Heer Stenon heefi my in de Ogen der Voge-
len getoont, neffens meede aan myn wa.irden vrient,
den Heer Jan Oort, boe de eene Muskel daar door
de andere, als door een catrol ,met fyn peesjoopt,
waar door hy die naßg trekt,en weer laat uyfehie-
ten, naa de pees, die door fern gaat, o f digter by
moet getrokken „ of meer der v erlengt moet wefeni
dat boven alles feer wonderbaarelyk is.
Op wat wys nu de Spieren bet been in een Slak ingeent,
en daar meede vereenigt worden ,dat is daar in
klarelyk te ßen, wanneer men fyn hoornken opentsop
welken tyt men bevindt, dat alle de voornaamßc
Pefin der Spieren van het lichaam, de eene wat lager
, en de andere wat booger en dieper, na de dray
van de Schaal gaat, haar vaßigheid, o f inplantinge
in de hoorn , of het ßeenagtig been van det Slak bebben
a. Het welk voornamelyk is in de tweede om-
draying , ofbogt, van de febaal des Hoornkens 1
namely k van de onderße opening,o f ingang, a f te re-
kenen, en alwaar de Slak fyn lichaam o f voet daar
buyten beweegt. Dan ßet men vorder de inplan-
ting van de twee alderfwaarße Spieren des Slacks
bb, dewelke voornamelyk tot de beweeging van de
groote en platte boort en foom des liebaams dienen ,
waar meede de Slak als met een breede voet voort-
kr uypt, enfig van de eene plaats op de andere beweegt',
dat nootfakelyk traag moet toegaan volgens
het (freekwoort, als een Slak die kruipt. Deefe
Spieren maaken in het midden van bet lichaam,
daar fy befonderlyk haare inentinge bebben, een
feer fierke pees, waar tuffchen men hier en daar na
ighteren eenigegeelagtige vogtigheidgeplaatdßet, die
redelyk van conßßentie is , en in befbndere kleene
holligbeden gelogeert wort: welkers gebruyk my
tot nog toe onbekent is. Naa agteren , en onder de
uyterße Spil van de Hooren , ßet men de loop van
de draden e deefer Spier eri, dewelke deßart, o f het
Mm z al-
I