nofis, aut ubi lapidcs quidam dantur, delite-
feens. In foflis autem de juxta plantas aquaticas
reptat, 6c in limo , quo pabuli vice utitur,
aeque ac argilla, in qua primum eam inve-
ni. Unde adeo immunda evadit. 8c iòrdium
veluti crufta obducitur, ut omnis, quae in Cute
vel Calyce ejus datur,elegantia fere peflumeat.
Propterea Calycem heic a Cochleae corpore defregi,
Tab. IX.
fig. v.
b.cc. 'del.
e. f. g. h:
iii.
k. b.
folamque Cochleam, Calyce orbam, re-
praefentavi. Calycem tamen, quia fingulari
atque eximiogaudet ornatu, 6c obièrvatu quae-
dam digna habet, deinceps ita depiótum dabo,
uri ipfo in utero integer adhuc 8c fine ulla labe a
me repertus fub microfcopio comparuit. Quam-
visenim nonnullas ejufmodi Cochleas, iis,quas
icone exhibeo, minores, in fluvìis invenerim,
quarum cuti nihil fordium accreverat; tamen
pulchritudinem Calycis earum nunquam peni-
tus illibatam videre mihi contigit.
In Cochlea hac extrinfecus notari meretur Caput
b, Cornicula ejus c c , Oculi dd, Vulva e,
Branchiae/, Limbusg , corporis Convolution,
& denique Pes i i i , quo fuper collocatum eft
Calycis Operculum, k. Caput b , ab aliarum
omnium Cochlcarum capitibus fefe diftinguit,
quod;6c magis extra corpus porreótum, 6c fpe-
étabilius fit, ncque introrfum reducatur, fed
tantum cutis corrugatione nonnihil abbrevietur.
Anterius exigua quaedam apertura, Oris nimi-
rum, cernitur. Cornicula c c , in extremis fuis
acuminata funt; atque ad radieem eorum, qua
in utroque capitis latere e corpore pullulant, O-
culi haerent, qui paulo altius, quam in aliis
Cochleis Aquaticis, collocantur, 8c hinc quodam-
modo cum Oculis Animalium teftaceorum conve-
niunt. Omneshae partes ni grò fuper fundo pundfcis
luteis quam clegantiflime variegantur. A latere
dextro Uteri vel Vulvae confpicitur extremitas,
quam Cochlea quàndoque, fubter limbum, extra
domunculam fuam protendit: mufculari ea
fabrica gaudet, 6c hinc a Cochlea pro lubitu
aperiri contrahique poteft. Quae ratio eft, qua-
re eam prima fronte pro apertura Limbi habue-
rim. Supra Caput quinque ccrnuntur fub Limbo
appendices, quas ego Branchias eile exifti-
mo. Limbus quam prpxime, uti in aliis Cochleis,
comparatus eft, at forti adeo atque notabili
motu haud cietur ; quamvis texturae fit
robuftioris, firmioris , multoque tenacioris.
Corporis gyratio, uti in aliis Cochleis, fefe habet.
Verum Pes, five ima corporis pars, qua Cochlea
prorepit, tanto notatu dignior eft ; utpote
cui
daar eentge fteenen leggiti, gevonden worden. /»
de Sloten kruypen ß längs de waterplanten tn
in de modder ? die Jy tot haar voetfel ( gebrttyken
als ook de kley; daar ik fie de eerjte maal in gevonden
heb. Waar door Jy fio vuyl en bekorfi worden
, dat alle de Jrayigheid van haar huyt, ofboorn-
ke ,bedorven wort. Daarom heb ik dit Hoornke van
bet lichaam afgebrooken, en het Slaxken allem fon-
der ß n Hoornken vertoont: het geen ik egter om
Jyn befindere en uytfteekende Jrayigheid, en om de
ondervindingen, die daar ontrent waar te neen/en
ßn, fio fai vertonen , als ik het door een vergroou
glas heb geßen, en op die monier, fio als ik bet
geheel ongefchonden in de lyfmoeder filf s gevonden
heb. want hoewel ik Jommige van deefie Slaxkens
die kleender waaren als ik uytbeelde , met een onbe-
groeyde huyt in de revieren bevonden heb, fio is al-
tyt de Jrayigheid van haar Hoornken gejehonden van
my gefien.
In dit Slaxken is uytwendig opmerkelyk ß n Hooft
b , Jyn Hoornkens c c , de Oogen d d , de Schamel-
heid e , de 'Kuwen f , de Rand g , de Dray van fyn
lichaam h en de Voet i i i , daar het Dekfil k van
het Hoornke op geplaatß is. Het Hooft b verfohilt
van alle de andere Slakken, in dat het ver deren
kennelyker buyten het lichaam ßaat , en ook dat
het niet inwaarts getrokken wort, als maar allen,
dat het door het rimpelen van het vel wat ver kort
wort. Voor aan fiet men een kleene Opening, dat
de Mont is. De Hoornkens c c , fyn fpits op haar ejn-
den, en om laag, daar Jy aan wccrjyden van het
Hooft uyt het lichaam fpruyten, Jyn de Oogen, die
wat verheevender, als in de andere Waterßakken,
geplaatß Jyn, waar door ß eenigßns met de Oogen
in Schulpdieren ovireenkomen : de couleur van alle
deefie deelkens beßaat in een Jwarte gront, die met
geele flippelen feer fray gemännert is. Aan de
regter ß d e ßet men het uiteinde van de Lyfmoeder
en Schameiheid,die hy fimtyts buyten fyn Hoornken
onder de Lip uyt ft eckt : defelve is mufiuleus , en de
Slak kan die naa fyn beli even openen en contraheeren.
Waarom ik die in het begin voor de opening in den
Lip aanfag. Boven het Hooft fiet men vyf aan-
hangfelsonder de Lip , die ik voor de Kuwen neem.
De Lip of Rand is ten maßen by als in andere Slakken*
maar ß bceft die fierke en merkelyke beweeging
niet, hoewel fy v after en f t er k er van maakfel ts,
ßnde ook veel tayer. De Dray van het l
komt over een met de andere Slakken.
Maar aanmerkelyker is de Voet, o f het beneden-
fte deci des lichaams, daar de Slak meede kruypt,
om
cui Cochleae Operculum accrevit. Operculum ¡om dat het Dekfil van de Slak daar op vaft gegroeit
ifthoc ncc os, nec lapis eft, fed unguium natu- §8fi Dekfil is nog been, nog f t een, maar het
rae affine: unde & in Muricibus Unguis, vel &
Unguis odoratus vocatur ; quia uftum , Cafto-
rei inftar olet, atque ad Uterinas fuffbeationes u-
fu venit. Hujus autem Cochleae, de qua heic
aeimus, Operculum fi uritur, haud ingratum
olet. Elegans autem eft fabrica ejus; quum ve-
luti e plurimis conftet annulis, fubrotundis,plenitudine
vel remiffione coloris inter fe difterenti-
bus. Interna facie in foveam, velConchae infilar,
nonnihil excavatum eft. Cauda corporis,
cui Operculum iftud impofitum eft, validis huic
Mufculis infigitur, quorum ope Operculum
verfus Os & Cornua circumfleéti, incurvari,
imo complicati poteft ; quando Cochlea fuum
in Calycem fefe recipit, atque hac veluti fecu-
ra foricula, quam ufque fecum portai, intra do-
munculam fuam fernet occludit, ab omni pcricu-
lo tuta & immunis. Id autem fic fa&itat Cochlea,
quotiefcunque vel leviifimum quendam
motum iniolitum in aqua percipit; fiquidem ea
meticulofius aliud haud noverim Animal. Cae-
terum quam tardiifime prorepit, & corpore pa-
ritér fuperficiei aèris oppofito fuper aquis natati
prout de vulgati Cochlea Aquatica jam ante commemoravi.
Hae funt externae hujus Cochleae partes : verum
quotin ea dantur partes internae, tot lane
miracula, tot res inauditae, quae forte nemini
ha&enus in mentem venere, ibi animadvertenda
fefe offerunt. Quare Atheos omnes, qui minu-
torum horum Animalculorum generationem for-
tuitam cafuique obnoxiam appellare non veren-
tur, hafee ad epulas invito, ut foli DEO gloriarli
dare addifeant.
Si quis Anatomen hujus Cochleae facere
fufeipit jtantopere mox ea in domunculam fuam
fefe retrahit, Operculumque iuum huic adeo arile
apprimit, ut vel cuipidcm aciculae eo infi-
nuare haud liceat. Quapropter domunculam,
quae admodum firma eft, prius forcipe appianata
confringere, Cochleamque fuipenià manu
inde eximere oportet. Tum vero fimul obfer-
vatur, quod Mufculi ejus itidem quam vaiidifll-
me huic ejus Calyci inferantur,& quidem Calycis
parti maxime anteriori. Quoufque vivit
haec Cochlea, ejus Anatome vix ac ne vix qui-
| IX. ^em. inftitui poteft ; quum Operculum illa
«. fuum a a penitus contra anteriores corporis partes
ita incurvet, ut id geminate complicatum fit.
Accedit, quod 6c Os & Cornicula b, turn quo-
dammodo intrahantur.
Sekomt
over een met de natuur der nag eien. Waarom
het in de Purper-Slakken den naum van een Nagel
gegeven is , en ook eenriekend Nagelke, om dat
het als Beversgeil ruykt , wanncer het gebraut
wort, en tot de opftyging der Lyfmoeder geappl't
ceert. En dit Dekfil gebrant fynde heeft geen on-
aangenaame reuk. Het is feer aardig van maakjel,
als uyt verfcheyde rondugtige ringekens , die ver-
fichillig in de boogte en bleckte van de couleur fy n ,
beßaande. Van binnen is het kuyls o f fihulps ge-
wys, en wat ingeboogen. De Start van het lichaam,
daar dit Dekfil op ftäat, die wort met fierke muf-
culenbet fielve ingeplant, waar door hy fig tegens
de Mont en de Hoornen kan aan-buygen, en V firnen
vouwen, wanneer het Slaxke fig in fyn fchaalver-
trekt, en fyn felve als met een verfekerde dcur
die het altyt met fig draagt, binnen in fyn hoornken
opfluyt; daar het voor alle perikel bewaart is. En
dit doet het Slaxke op het minfte ongewoon bewee-
gen, dat bet verneemt in het water, want het is
een van de aldervreesagtigfte Dierkens, die ik kenne.
Het kruypt feer traag, en het Jwemt ook met Jyn
lichaam tegens de vlakte van de lugt op het water i
als ik in de gemeene Water-Slak heb aangetekenu
Dit fyn de uytwendige leeden van dit Slaxken ,
maar Jbo veele inwendige de eien, als daar Jyn, Jco
veele wanderen en ongehoorde faaken, en dingen,
die möge ly k noit in de gedagten ß n gekomen, ß n
aldaar te bemerken. . Waarom ik op dit banket alle
de Atheiften nodige, die de voortteeling defer kleyne
Dieren by geval geboorne noemen : en ß füllen
GO DT alleen die eere leeren te geven.
Wanneer men dit Slaxke ontleeden wil , f io
kruypt het Jbo fterk in fyn Hoornken, en het fluyt fyn
Dekfil daar Jo digt op toe, dat ,er de ptint van een
naalt niet tuffchen mag. Waarom men het Hoornke,
dat heel fterk is , met een platte nyptang eerft moet
breeken; en het Slaxken daar foetelyk uyt neemen.
| En als dan fiet men ook , dat ß n e Mufiulen daar
' feer fterk ingeplant worden, en dat haaft heel voor-
aan in bet Hoornken. Het Slaxken levendig ßnde ,
foo is defi Anatomie niet wel te doen; om dat bet
ß n Dekfil aa geheel tegens de voorfte de eien van
het lichaam aan buygt; waar door het ly f dubbelt
te famen ge vouwen wort. En ook foo worden de
Mont, en de Hoornkens b enigfins in getrokken.
V v 2, De
I
p a p
§ § lp |
HgKJjj
l i l