J O A N N I S S W A M M E R D A M M I I
De Cochlea Agrefii five Viarum.
V ulgaris Viarum five Agrorum Cochlea a Domeftica
potiffimum difcrepat ratione externae
Van de Velt-Slak, of Weg-Slak.
De gcmeene Weg-of Velt-Slak verfichilt van de
Huyfiak^, voornamelyk in de Stru&uur van bet m.
terlyk maakjel der huyt, en dan in een particulier
rantken, dat Jyn licbaam omringt, waar by bet uy.
terfie van fyn fiart nog een weymg gefpleten is
daar een lymige vogtigbeid vyt voorkomt. Maar
in de inwendige deelen is bet verfihil foo groot niet.
De Velt-Slak, die ik tegenswoordig heb uytge-
beelt, beb ik foodanig getekent, als by fig in mal-
kanderen getrokken beeft, foo dat men maar enig-
fins fyn twee grootfte Hoornkens ßet a , die van
fin Luyffel o f dekjel bedekt worden.Deefe Luyffrf
daar in fiet men aan de regier zyde de Opening. b
waar door hy fyn lugt haalt, en Jyn excrementcn
loft, als in de Ht.ys-Slak meede gebeurt♦ En in de
holte der felve is bet vel meede wit en nets-geviys,
als in de Huys-Slak. Het uyterlyk maakfel dcefer
Luyjfel is als iiyt fijne klier'gtige grynkens be-
flaande , die niet heel ront Jyn , maar een weynig
fireepagtiggekurteIt, ofgckorrelt, hoewel deßriem-
kens foo merkelyk niet f i jn , als in de Huys-Slak.
Het vordere lichaam is met merkelyke groeven als
doorploegt, waar door ß g veel Klieragt'tge verhe-
ventbeeden op het licbaam vertccnen, die als drie-
hoekig ßjnde fchuyns opwaarts loopen, en door vee-
le kleene Klierkens verdeelt worden cc. Voorts
is het licbaam met een boog root Rantken d d ver-
ciert, dat eierelyk met Jwarte ßrepen verdeelt is,
en d<M nog ander de eit wort; foo datier fommige veel
kennelyker als de andere van ßjn. Driemaal langer
kan de Slak ßg uitßrekken, als ik bem nu verroon,
waar door de verhaalde verdeelingen ßjns huits als
een andere figuur dan verkrygen, door haare nitre
kking. De couleur van bet ganfehe licbaam is
een rootagtig donker bruin; dan deefe Slakken ver-
fcheelen feer veel in baare coulcuren.
eutis fabricae, 8c peculiaris cujuidam limbi | qui-
corpus ejus ambit: adde, quod extremum cau-
dae ipfius nonnihil fiflum fit, e quo glutinoius
quidam humor excernitur. Verum quoad in-
ternas partes haud magnum datur difcrimcn.
Quam heic nunc exhibeo Cochlcam Agrcftcm,
ca depinxi forma, qua gaudct, quando in fernet
ipiam eft contradta : unde bina ejus Corni-
cula maxima a, pro exigua faltem parte confpici
pofiunt, quippe a Velabro tedia. In hoc Ve-
labro, ad dextras, Foramen b cernitur, quo 6c
aèrem fpirat, 8c excrementa fua exonerat Cochlea
prout in Cochlea Domeftica pariterobti-
net. In Velabri cavo cutis fimilitei", ac in
Cochlea Domeftica, alba eft 8c reticulata. Externum
hujus Velabri# tcxtum e fubcilibus,
veluti glandulofis, conftat granulis, haud omni-
nò orbicularis, fed ftriarum quafi vel tubercu-
lorum apparatu nonnihil inaequalibus, quan-
quam ftriae heic non adeo, ac in Cochlea Domeftica
, notabiles fint. Reliquum corpus ia-
tis infignibus foifulis quafi fulcatum eft: unde
fit, ut multae in eo eminentiae Glandulofae
compareant ; quae veluti trigonae oblique fur-
fum exfurgunt, plurimifque Glandulis minu-
tis interftinguuntur cc. Infuper corpus faturate
rubro ornatur Limbo dd, qui nigris ftriis
eleganter diftinguitur, 8c vel ulterius fubdiftin-
guitur j ita ut ftriarum multae aliis magis con-
fpicuae fint. Triplo majorem in longitudinem
Cochlea fefe extendere valet, quam heic a me
repraefentatur : turn vero, expanfionis v i, modo
defcriptae cutis interftindtiones aliam veluti
figuram nancifcuntur. Univerfi corporis color'
ex rubicundo faturate fufcus eft : verum Cochleae
hae ratione colorum valdc inter fe difcre-
pant.
Quandoquidem internae ejus partes tantum
non fimili modo, ac in Cochlea Domeftica, com'
paratae funt ; breviter duntaxat nunc enarrabo
fabricam ipfius organorum Genitalium, nonnul
las praeterea partium internarum, quas heic de
pidtas dare volui ,adjundturus. Organa Genitalia
itidem, uti in Cochlea Domeftica, e collo
protenduntur,atquefimiliter pone Palati 8c Oris*
partes collocata inveniuntur. Ab utroque latere
Cornicula majora bb, introrfum redudta,conipi-
ciuntur, quae fub abfcifla capitis cute c comparent.
Nademaal fijne inwendige deelen haafi met die
van de Huis-flak overeenkomen, foo fa l ik alleen
kortelijk aanwijfon bet maakfel ßjner Teel-leeden,
en dan eenige ßjner inwendige leedemaaten, die ik
beb willen uittekenen. De Teelieden erigeren haar
meede door den hals, als in de Huis-Slak, enfio
fietmen haar ook neffens de deelen van bet Verbemelte
en Mont a gcplaatß. Aan weerjyden ßet min
de ingetrokke grootße Hoornkens bb, die haar ortder
de i ajgejheede huyt c van bet Hooft vertonen.
Agter aan de deelen des Monts boven op de Keel
6 daar
B I B L I A N A T U R A E .
rent. Retro Oris partes, fupra Gulam dy fitum
| eft Cerebrum e, quod binas quafi globiformes
parriculas, fibi mutuo applicatas, refert. Mox
| tunc Ventriculi principium f una cum vafisSa-
livalibus^, quae prope Gulam reie&a funt,
in confpedtum venit. Poft haec bina obiervan-
tur corpufcula Glanduloia b h ,t quibus vafa Sa-
livalia oriuntur. Deinceps tandem ieie oftert
f-Ventriculus, fuis cum vafis /, quae emaculati
[’■ funt candoris; cujufmodiSc in Inteftinis kk a-
nimadvertuntur. Inteftinorum anfradtibus cir-
l cumfeptum eft Hepar ///, quod ex minuris
glandulis, aequabiliter diftributis, conftat, 8c
candidiflimis quoque vafis intertexitur, fatis ca-
pacem ex fe porrigens dudtum Felleum »/, in te-
nuia Inteftina, quae Ventriculum proxime fe-
quuntur, feie exoncrantem.
Principium , feu potius finis organorum Genitalium,
in Colli cute n confpicitur, ibique in
cuticula externa eorum patet oftium: quod i-
pfum tamen heic exhibere non potui, ut partes
reliquae tanto diftindlius oculis exponerentur.
j. Primum, quod vifuTheic fe oftert, Penis eft o,
p. qui claviculatim contortus tubulo quodam p in
Uteri cavitatem fefe aperit j cujufmodi nihil in
Cochlea Domeftica obfervatur: verum in Cochlea
Operculari Dudtus quoque communis datur,
Penifque magis in longum extenfus eft.
Pone Penem deinde Sacculus cemitur iaris iri-
?. fignis, pyriformis qui iacculus eft Purpurifer,
hac quidem in Cochlea admodum ampliatus, 6c
valde molliculum fuccum continens. Tenui is
\ tubulo r fefe exonerat in cavitatem cutis Penis,
per quam hie iemet erigir.
r. Uteri principium iat crafliim eft 8c validum j-,
t. quod, poftquam fefe tenuavit t , deinceps in U-
u. terumipfum u u u */, tortuofe, uti in plurimis a-
liis Cochleis, inflcxum abit. At Uteri Liga_
mentum heic non confpicitur, cujus locum plu-
ra occupant vaia albicantia, quae tenui quadam
membrana, crifpatos Uteri anfradtus colligan.
f- te, eonnedhmtur x x x . Circa finem Uteri, u-
u bi iacculus Gluten ferens yy cum ipib coit,
| locus cernitur, quo Tubulus cateniformis z in
Uterum feie infigit: “quin 8c ulterius patet,
quomodo is ipie tubulus, per, vel fupra Hepar, 6c
I fub tcnuibus Inteftinis * , decurrens cum Ova-,
'• ri° P, quod vacuum heic eft, uniatur. Ovarium
hoc, uti in multis aliis Animantibus bipar-
titur: quae, tamen divifio in Cochlea, quae Ve-
nerem non exercuit , haud tantopere notabi-
t%Jj | ac quidem. inOvario, quod figillatim
i. exhibeo a. Quapropter Ovarium hoc , tarn
grandaar
leggen de Herfenen e, die als t'wee *t famen*
gevoegde kloots-gewyfe deelkens haar vcrtoonen>,
En voorts ßet men het begintfel van de Maag f
met de Quylvaten g g , die by de Keel afgefneeden
fyn. Waar agter men de twee Klieragtige Lichaa-
men fiet hh , waar uyt de Quylvaten fpruyten.
En daar agter fiet men de Maag met ßjn Äderen i
dewelke beider wit ß jn , gelyk de felve ook foo op de
Dar men k k befpeurt worden : die tujfcben haare'
krinkelingen de Leever befluyten 111 , dewelke
uit kleene evengedeelde Klierkens befiaat, en meede
met fpier witte aderen doorweeven is ; uyt de felve
fiet men een redelyk dikke Galpyp fpruyten m, die
'oaar in de dünne Darmen, die aan de Maag volgen,
ontlofi.
Het begintfel der Teeldeelen, of veel liever het
eynde9 fiet men in de huyt van den Hals n , daar
Jy in het uyterlyke vel haar opening heb ben ^ Dan
de opening Jelve heb ik niet kunnen vertoonen, op
dat ik de vordere deelen te beter Jou aanwyfen*
Het eerfte, dat men daar ontrent fie t, is de Roe de o,
die, krinkelig gebogen fynde, in de holte van de
Lyfmoeder, fig met een Pypken opera p, dat in de
Huys-Slak ge en plaats beeft ; maar wel in de Caracol,
daar een gemeene Leider i s , alwaar de Roe de
langer uytgeftrekt wort. Voorts fiet men neffens de
Roede een redelyk groot peersgewys Beursken q ,
dat bet Purper-Beurske i s , dat feer gedilateert in
deefe Slak is : en fijn vogtigbeid is heel weekagtig,
Het felve ontlofi ßg door een fijn Pypken r in de
de holte van het vel der Roede, waar door de Roede
fig erigeert.
Het begintfel der Lyfmoeder is redelyk dik en
fterk s, en naa dat bet fig verdunt heeft t , foo eyn-
digt bet in de Lyfmoer felve uuuu, die krinkelig
geboogen is, als in veele andere Slakken. Maar de
Band van de Lyfmoeder fietmen hier niet, in wel-
kers plaats men veel witte vaaten f i e t , die door
een dun vlies geconneäeert worden x x x , dat de
krinkelige bogten van de Lyfmoer famen bint.
Ontrent het eindc der Lyfmoeder,daar bet Lymbeurs-
ke y y fig vereenigt, fiet men de plaats , daar
het Ketting-gewijfe Pypken fig in de Lijfmoer inplant:
voort fiet men, hoe het felve door o f over
de Leever, en on der de dünne Darm a. been loopt,
en fig met den Eierftok ß, die leeg i s , vereenigt.
Deefe Eierftok i s , als in veele andere Dieren
in twee deelen verdeelt, maar in een Slak, die niet
gefpeelt heeft, is dit niet feer opmerkelijk. Gelijk
bet foo in den Eierftok i s , die ik befonder vertoon
Waarom ik deefen Eierftok foo groot en uitge-
Ss a Jpreit