■il
iw lilll
inSJ
p il l i 1 » !
liiSÉ' lif
f c l
«H
m
j H
I jiP
. 1 1
■1
S ü l l
l80
ra adhuc quaedam Ova jacebant, quorum Ani-
malcula vcl eodem hoc anno etiamnum in lucem
erant proditura.
In fine Junii tantum non omnes meae Cochleae
moituaefunt; quia recentem ipfis aquam
fubminiftrare neglexeram : unde eas nonnullo
adhuc tempore confervaturus in Spiritum Vini
conjeci ad alias quafdam, quae aliquot ante ièpti-
manis jam interierant. Ita fattum eft, ut poft-
modum D. Hugenio , qui , priuiquam Lutetiam
Parifiorum reverteretur, ad me invifere digna-
batur, in cujufdam harumce Cochlearum Utero
ultra 60. Cochlcas juvenculas demonftraverim :
quo quidem fpe&aculols fummopere commotus
inaudita naturae artificia, adeo ftupenda & impc-
netrabilia, haudleviter admirabatur.
Julii 24W recens captam atque viventem quan-
dam Cochlcam viviparam ponderavi,quae drachmas
quinque pendebat. In ejus Utero iàt multa
deprehendi Ova ; in quorum plurimis pun-
¿turn mobile albicans, in reliquis vero Cochleae
in paullomajorem molemauótae confpiciebantur
ut adeo majores Cochleae omnes turn jam fuerint
exclufae. Eo tempore domunculam hujus Cochleae
ab immunda Tua erutta repurgare fufcepi,
atque Periofteum fubtus illibatum reperì. Color
tunc erat ex viridi flavus, ftriis vel fafciis fpadi-
ceis variegatus. At periofteo deglupto Tefta al-
bcfcebat, Scfaiciae ex purpureo rubebant. Domunculam
ejufmodi nativa magnitudine in Tab.
IX. fig. x i n . dcpi&am fifto , ubi fàbrica,
anfraétus, fibrae, pidura, fcapique apertio in
ea clare & diftin&e videri queunt.
De Cochleae marinae ilia Specie, quae
Batavis Alickruyk vocatur.
|Uamvis multae variaeque in Hollandia Cochlearum
reperiantur fpecies ; haud tamen
noviTearum ullamin cibo elle hominibus,practer
folam hancCochleam marinam,quae exTurbi.
num genereeft, vocaturque Aliekruyk.Neque tamen
quovis anni tempore ea vefcimur, fed tantum
medio inter Pafcha & Pentecoften fpatio,
paucifve deinceps ultra hunc terminum diebus
quo quidem tempore vel dolia his Cochleis plena
in urbes convehuntur, eaeque, cum aqua &
fale prius co&ae, ad menfiiram divenduntur.
Homines maritimi, & qui falfo ferculo fuam accendere
fitim amant, Cochleas has pracprimis
comedunt,confuetiacu vel acicula eas de Concha
fua extrahere, largumque dciuper hauftum
ingurgitare. Quantum ad me attinet, haud equikpmender
Eycren, waarvan de Jongen nog dit jaot
fouden gehaart worden.
In H laatfi van Junius fiurvcn myn tneeße Slak-
ken door gebrek , van dat ik haar water niet ver-
verft hadde , foo dat ik haar in Brandcwyn by eeni-
ge andere wierp, die al eenige weken te vooren ge-
ßurven waaren, om haar nog eenigen tyt te confer-
veeren.Soo dat iknaderhant den Heer Huygens,<//e
my beliefde te befoeken, eer hy weer naa Parjs
vertrok, in een van defelve over de 60. jonge Slax-
kens in de Lyfmoeder vertoonde, dat hem niet voey-
nig vcrwonderde, van wegens de ongehoorde kmß-
werken dernatuur, die foo admirabel en ondoorgronde
ly k fyn.
Den 24. Julius foo . woeg ik een vers gevangen
Leevenbaarendc Slak, die een loot en een vierendctl
Jwaur woeg. In de Lyfmoeder van defelve bevond
ik een goede quantiteyt Eyeren, en in de meeßen een
wit beweegbaar ßip , en in de andere waren de
Slak ken wat grooter aangegroeyt, fonde nu alle de
grootße Slakken uytgeleyt. Op deefe tyt nam ik de
moeyte, om de vuyle korfi van de Slak fiboontt
maaken. Daar ik het binnevlies ongefchonden under
bevond. De couleur was groen g eel, met enfiarne
bruyne ßreepen o f windfols. Maar het been-
vlies daar afgenomen fynde, foo was het Hoorake '
witagtig, en de wind/els purperagtig root. Gelyk ik
dat levens grootte vertoon, indcYJL.Tafelindcxiii.
figuur, alwaar men bet maakfil, de bogten , fibrent
tekeningen, en de opening der fp il deefor Slak, blaer
en onverhindert ßen kan.
Van de Hollantfche A liekru yk, fynde
een foort van Zee-Slakken.
HOewel datier in Hollant veele en verfcbeyde
foort en van Slakken gevonden worden , foo
weet ik niet, dat men eenige derfelven tot voetfel
gebruykt, als alleen de Aliekruyk , dat een Zee-
Slak is, uit het foort der Wervelflakken. Alle ty-
den van het jaar worden fy niet gegeeten, mm
alleen van Paqfohen tot Pinxteren, o f eenige dagen
daar over. Op welken tyt Jy met heele tormen
voi in de Steeden gevoert worden , en aldaar, nax
dat Jy met water en fout gekookt fyn , by de maat
verkogt. De Seeluyden en de perfoonen, die gement
fyn haar dorfi door een filtig kosjen te ontßeeken,
die eeten dejelve wel het meefie, hebbende de ma-
nier, om de Slak met een naalt, oj Jpelt, uyt Jjln
fchelp te haalen , en dan een refoluten teug daar op te
fetten. Wat my belangt 9ik vinde in haar (tnaak geen
I- ix,
quidem dcle&or earum fapore | imo videntur
mihi falfedine nimia atque rancore quodam fau-
ces afficere. Hepar folum prae aliis omnibus ea-
rum partibus fapidiifimum eft : caeteroqui tenax
praebent durumque alimentum, quod fitis potius
acuendae, quarn tuendae fanitatis ergo ingeritur.
Saepiiis etiam interanea earum argilla & fabulo
referta funt, ut fub dentibus ftrideant.
Cochleae hae iis in locis atque pulvinis maris
numerofiflìmae reperiuntur, ubi Mytuli nafcun-
tur atque inter hos etiam frequenter venum
eunt: quamvis 6c peculiaribus fibique propriis
gaudeant in mari locis, in quibus ingenti numero
coacervatae haerent. Ipièmet ego eas ali-
quoties prope vicum, Petten, de palis, qui ibidem
in mari Boreali defixi funt, abftraxi;quan-
doque & de majoribus eas avulfi filicibus, qui
olim ibi ad littus conjeéti funt, ut flu&uum im-
petum infringercnt. Hos eoldem inter lapides
nonnunquam alia multa reperiuntur Animantia
aquatica, rariora : uti Pulmo marìnus, Urtica
mai-ina, Echinorum quaedam lpecies, Stellae,
Tubuli, Afelli marini, & alia. Ut adeo uni-i
cus hie fit locus ad oras maritimas Hollandiae
mihi cognitus, in quo nonnullas oblèrvationes
liceret inilituere- fiquidem alia littorum loca
omnia plana fint 8c aequabili fabulo proluta.
Ut autem propius paulo & diftin&ius Cochlea
haec cognofcatur j primo quidem externas -ejus
partes, dein & internas deferibam. lnter partes
externas Teftam refero, quae Cutis eft lapidea
hujufce Cochleae, aeque ac aliorum omnium,
quae in Conchis habitant, Animantium. Ea ex-
tusPeriofteo eft veftita, quod in juvenculis aptif-
fime videre licet * quoniam tunc nondum de
Concha detritum £ft. Subtus , qua Cochlea
haec a e Teftae fuae oftio prorepit, nonnihil
globofaeftTefta £,at feniìm figuram hanc amit-
tit,poftquam quinquics circumvoluta 1.2.3 ^ c-
in apiculum acuminatum terminatur. Extei-na
Teftae hujus fuperficies inaequalis eftjquum ab
oftio ad acutum ufque apicem fuum triginta & una
obvolvatur& crifpeturcoftulis,fìvè ftriis,quae
quali totidem fila ultra fuperficicm extantia ap-
parent c. Veruntamen haud occurrit mihi in
omnibus haec figura ; quum aetate vidcatur dc-
teri atque obliterari : fenioribus enim laeves fere
Teftae funt, nec nifi anuulis quibufdam, five
nfciis verficoloribus,& divcrfimode figuratis,in-
terllinftae d. Nifi forte Conchae hae potius ad
alteram pertineant fpeciem fingularem ; quod mi-
li quidem fatis verofimile videtiir. Quantum
** colores harumce domuncularum, lpadiceus
is
aantrekkelykheid, maar wel dat fc filtig, ett bö/i eeti
weynig garflig in dekcel fyn:fynde het de Lever ul*
leen, die daar van het alderfmakelykße is ; ander*
fins is het tay en hart voetjel, dat meer om de dorfi
te verketten, als om d'e gefontbeid gegeeten wert.
En 00k is haar ingewant met kley en font vervult,
dat tujjchen de fanden kraakt.
Men vindt deefi Slakken in grooten overvloet \op
deplaatfenen banken, daar de Mojfelen groeyen, cn*
der dewelke fy dikmaals verkogt Worden ; hocwel
dat fe ook^ haare befondere en eyge plaatfen in Zee
hebben , daar men fe in grooten overvloet vintt Ik
heb fe felfs vcrfcheydemaal by het dorp Petten van
de paalen , die aldaar in de Noortzee ftaan, afge-
trokken; als 00k van de groote kgyfteenen, die men
voor deefen daar aan de ßrant geworpen heeft, om
de kragt van het water te ßutten: tußchen welke
fleenen 00k fomtyts men veele rare Water-dieren vintt
als de Zee-long, de Zeevifch, Urticagenaamt, eenige
foorten van Eegels , Vyjvoeten, Pyphoornkens, Zee-
Pijfebedden,en andere gedienten s. Soodatdit deeenig»
fte plaats is , die ik aan de Hollantfche Zeejlranden
ken, daar men eenige obfervatien fou kunnen nee-
men; als fynde de andere ftranden alle vlak, en met
een ejjcn fant overfpoelt.
Maar om wat particulierder van dit Slaxken te
Jpreeken, foo fu l ik eerfielyk fyn uytwendige delctt,
en dan Jyne inwendige leeden befchryven. Onder
de uytwendige leeden behoort de Hoorn, dat de fice-
ne huyt van defe Slax kens is , gelyk ock van alle de
andere, die in Schelpen woonen. Defelve is uvter-
lyk met een beer.vlies bekleet, dat men het bequaam
fie fien kan, als fy nog jongfyn, en dat ditdeel
van haar fchelp niet en is afgefieeten. Van onderen,
daar deefe Slak a uyt de opening van fyn Hoorn
kruypt, is defelve een weynig globeus b , welke
figuur men fie t, datfe allenxkens verließ, naa dat
! fe vyjmaal om gedraitfynde 1.2. 3- &c. in een fpits
\puntken komt te eyndigen. Van buyten is deeje
: Hoorn oneffen,alfoo Jy van haar opening af, tot haar
fpitzeeynde toe, met een endartig ribbekens, die als
foo veele draatkens haar op defelve verheven vertoo-
: nen, omwonden of omkrult wort c. Maar deefe figuur
vind ik r.iet in allen, alfoo het fohynt, dat fo
\ defelve met den ouderdom ajflyten, en verliefen; op
welken tyt men fiet,datfemeefi ejfenvan fchaalfyn,
en door eenige ringe kens of windfols, van vcrfchey-
de couleur en ende figuuren , ondertekent p. Ten
• zy dat deefe Schelpen van een tweede foort Jyn, gelyk
by my dat 00k waarfchynelyk is. Wat decoideuren
deefor belangt, die fyn in de eerfie foort bruynfwart-,
Z z maar