a. Tab.
XXX.
Fig. ru .
£ fig. v.
/.Fig. vii
paratum eft, cujus e medio acutninatum dor-
fum exfurgit. Secundo a pedtoris Os tanquam in
duos dentes, acutos, furcac aemulos, divifum
eft: Comu nutem, quod, Probofcidisinftar, e
Cranio cxtat, pulchre fernet inflcdtens inter mc-
moratae furcac dentes eleganter recurvatur.
Hie Scarabacus ex japonia delatus eft. Tcrtii b
Os pedtoris in breve definit Corniculum, non-
nihil fifi'um, cujus utroque a latere alii duo,
breviores, incurvi, culpidati apices ex eodcm
pedtoris Olle prominent : Nafi cornu heic iti-
dem pcrbreve eft, atque fine fuo in duos ramu-
los recurvos, acutos, abk. Hie Scarabaeus ex
Brafilia hue eft tranflatus. De Quarto c folum
pedtoris Os cxhibeo j quoniam is , quoad corpus,
primo, iccundo Sc quinto fimilis eft. Os
iftud fatis craifa fe mole primum eftcrt, turn
vero in duos apices, breves, curvos, obtufos2
definit,atque praeterea inferne ftriis quibufdam:
ultra luperficiem prominulis, exomatur. Nafi
Cornu propemodum illi geminum eft, quo primus
Naficornis gaudet. Quinti d Os pedtoris
variis modis dividitur : primo enim apicem emit-
tit prominulum, obtufum ; poft iterum ter.ua-
tur, atque in eminentiam fefc expandit nonnihil
inciiam ; donee tandem ,prope oculum, in duos
definat apices acutos, quorum alter altero nota-
biliter major eft. Infuper margines hujus Olfis
utrinque fimilibus pollent ornamcntis, qua-
lia in Nafieorne quarto memoravi. Alterum
Ollis pedtoris latus eodcm penitus modo
divifum atque protenfum eft, ac iftud, quod
dclineavi. Nalo infidens Cornu Icie contra pedtoris
Oifis extantiam, inftar circuii, refledtit,
cxtremoque fuo obtufum eft. Accuiatior ex-
plicatio partium horumcc Naficornium in fine
operis videri potéft.
Ego vero heic finem faciens Lcdtores meos fi-
mul obteftor, velint confiderare, utrumne partes
horumce Animalculorum adeo mirum in mo*
dum mutatae, tantoque artificio fabrefadtae, ut
vel ipfius corporis humani eonftrudtioni pal-
mam haud concedant, cafu fortuito atque ex putredine,
caloris humidi adminiculo, prognafci
poffint? An vero potius infinita DEI Potentia»
Sc validiflima ilia Manus, cujus digiti Coelos te-
xuerunt, atque univcrfam rerum naturam con-
ftituerunt, in iis fit animadvertenda? Neminem
fane futurum crediderim ,hoc qui pernegare au-
fit. Quapropter hiftoriam hancce conclufurus
ita pronuncio: Quod Scarabaeus non fit nifi
Nympha exyviis liberata,atque incrcfcendo mutata
j qucmadmodum Nympha itidem tantum*
den beefi. In de tweede b wort het Borßbeen als ¡ft
twee fpitze tandcnverdeelt, die een vork gelykßn:
en ß n boom op bet Bekkeneel, die als een fnuyt is,
buygt figfier ¿¡artig en omgehomt tufjen deefe vork
weer in. Dit Dier is uyt Japan gebragt. De der*
de e eyndigt ß n Borßbeen in een kort Hoornhn,
dat een weynig gefpleeten is , en aan weerßden van
defilve veideelt '■ fig het Borßbeen in.ywee kor-
ter en kromme fpitze punten; de Neushoorn is van
gelyken Jeer kort, werdende op haar einde in twee
kromme fpitze bogten gefpleeten. Deefe Schalby*
ter is uit Braßel overgekomen. Van de vierde d ver*
toon ik niet als het Borßbeen alleen, om dat bet
liebaam met dat van de eerße, twee de, en vyfde over
een komt. Men fiet dat dit been aldaar met een rede_
lijke äikte ßg fclvcr uitfet, en dan in twee körte
kromme ßompe punten eindigt: voorts is het van
onder en met eenige flriemen, die boven de grontver*
bevenßjn, vertiert. De Hoorn op de Neus komt
kaaß over een met die van de eerße Neusboornige. De
vyfde c daar in wort het Borßbeen verfcheidelijk
ge de eit: als eerfl in een ßomp uitßekende pv.nt,
daar na wort bet weer verdunt, en bet fpant ßg
in een korter x er de dde verbeventkeid uyt, tot bet
by het oog, in twee fpitze punten eindigt, waar
van de eene merkelijk grooter i s , als de andere.
Aan ß jn e . randen is bet am weerßjdtn met
diergelyk een cieraat opgefebikt , als omtrent de
vierde Neusboornige gefegt is. Aan de ander fyde
van bet Borßbeen ß e t men , dat bet even ullecns
verdeelt ende uytgefet wort, als ik aan eene fyde beb
qfgebeelt. De Hoorn op de Neus buygt ß g hoepel-
wys tegens het uytfieekjel van bet Borßbeen aan,
en ß is ßomp op haar eynde. De nader verkla.
ring van de declen deefer Dieren fiet die nader ag-
ter aan.
Alhier fa l ik nu eyndigen, en met een myne
Lee fers in beäenking geeven, offulke wonderlykp
veranderde en kunßig geformeerde Declkens deefer
Dierkens, dewelke felver voor de ßru&uur van het
menfehtelyk liebaam niet en behoeven te wyken,
lvel by geval, en uyt verrotting, door vogtigheid
ende wärmte haar oorfpronk foud.cn kunnen nee*
men ? En off er niet veel eer een Goddelyke kragt,
en een Almagtige ßerke arm in te merken i s ; wel*
kers vingeren de Hemelen geweeven , en dit geheel
A l toe gefielt hebben ? Het welk nademaal my
niemant, foo ik geloof, fa l durven ontkennen, foO
fa l ik deefe Hiftorie befluyten, en Jeggen: Dat de
Tor een vergroeyd en verveld Popke is , geljker-
Wys het Popke een vervelde ende vergroeyde IVurni
is: En deefe alle fyn een Dier onder drie befindest
B I B L I A N A T U R A E . ua
Vkypr
Snodo Vermis eft cute exutus atque acCrefcendo I dere geftalteniffen s maar als door eilende hi doot ♦
akeratus: unde omnia ifthaec non- nifi uni- tot een heerlyke opßanding gekomen. Want-in der
cum fùnt Animal, fub tribus diverfis fpeciebus
apparens, fed per miferias quafi & mortem len-
fim ad illuftrem refurredtionem evedtum. Vermis
namque miferam revera fub tellure vitam a-
git: Nympha, quae motu deftituitur, veluti
mortua eft : Scarabacus autcm, jam fupra &
fubter tellurcm, fimulque in aère, vivens, mi-
rificum fane nobilitatis gradilm pòlfidet ; quem
tarnen per miferias tantum atque mortem alfecu-
tuseft: haud enim, nifi per hafce prius angu-|
ftias transeundo, unquam ad eminens illud faftiwaarbeid,
de Wurm is elendig in di aarde leeven»
de: bet Popke, dat fonder bewegen is geweeß, was
als doot: En de Tor, dewelke nu op en onder de
aarde en in de lugt leefi , is tot een verwonderlykk
heerlykheid verheeven geworden $ daar by door eilende
ende doot toegekomen is en findet welke
engten te pafferen bet hem onmogelyk Was, tot
dien bogen fiant te geraaken. Hierom gaat bet ly *
den voor bet verblyden, en de doot is de poorte tot
bet leeven. Waar op ook de Apoßel met alle re*
den tenonzenaanfien fegt: „ I k agte dat bet ly den van
gium pervenire poterat. Hinc lerenior poft nu- ^ ¿eezen tydniet is tewaardeeren met de heerlykheid,
bila Phoebus aftulget, atque mors ad vitam f° “ j „welke ans zal geöpenbaart werden. Het welk ter-
res pandit. Unde etiam Apoftolus jure merito- f e j naa ge foeten en ¿Teilenden van dit lee*
que refpedtu noftrum ita ait: Exiftimo, quod ven^ en naa fa verftervinge van ons felven in de
„non funt condignac paffiones hujus temporis ad jf | fg | f fg onß s Hgere„ j cf ils ebrflus verwagten■
„ futuram gloriam,quacrcvelabitur in nobis. Hoc ^ m^n ¡}ertg haare fiemme en begeerte tot
itaquedum miferiisSc lupplicio hujus vitae exant- QQjyT, uytroepende: „ Myn ziele maakt groot acn
latis, poft toletatam noftrümmet ipforum mor-j dat Hy^ die wagtig iSj en zyn Naam
•tem, Domini noftri Jefu Chnfti veftigia pre- ” mi groote fingen ontdekt beefu
mentes exfpedtamus, animus meus interea voce ”
ac defiderio ad DEUM fefe attollens exclamat:
9, Magnificat anima mea Dominum,quia magna
9, mihi patcfacit,quipotens eft, Sc fandtum no-
j, men ejus.
fin is Admirandae Hiftoriae Scarabaei Nafi- Eynde der Wonderlyke tiißoric tan de leeektt
corais didfci* ¿er Neusboornige Schalbyter.
Ü. l!
SB
I I 1!
I K
5s ss 1 K a i
J « B i