intervallum, tenuis inftarfili.emittere, v cl, iiy m fy n e Arant, himen ,miner en, o f ejneuleenn,
ita loqui libet, ejaculari: at vero liquidum hoc \foo men het noemen w il, maar dat gefcbiet in een
eft ; quod in Araneorum filis locum non habet:
pràeterquam quod Aranei materiem, e qua fila
fua componunt, haud omnem unica duntaxat in
cavitate colleStam videantur gerere, ut earn vel
ficca etiam fub forma eoufque queant ejaculari.
• Accedit, quod ingens fane conatus Sc validum
robur Tnufculorum requiratur ad ejufmodi vibramene
cum tamen mufculis carere videatur
ifthaec pars Araneorum. Attamen mera haec
funt ratiocinia, quae cxperientia aliquando vel
delebit vel ftabiliet.
Pofterius equidem haud adeo intelle&u eft
difficile jquum Sc ego ipfè faepius viderim,quod
Aranei minores, fuoe filo pendentes, haud ali-
ter ac Draco ita diSfcus, machina illa papyracea
puerorum , chordae adligata, aere fuftolli atque
propelli queant. Hinc fi ea eft D. Lifieri fenten-
tia, quod Aranei adulti, quod emittunt, filum
pariter vento committant propellendum 5 dum
ipfi interea materie e corpore fuo jugiter expreifa
fili longitudinem magis magifque augent : tunc
equidem eo feniu, quam proponit, ejaculatio
hauddifficilis intelle&u, omnifque, qui contra
objici poflèt, icrupulus remotus foret. Ad me
quod attinet, haud quidem ha&enus aliud quid-
quam heic video , quam quod omnia fila , vi
proprii fuiponderis, dum defcendunt aut proce-
dunt, ex Aranei corpore quafi protrahantur -, eo-
dem penitus modo, quo fila ierica Bombycum
e lacculis materiem ftaminum continentibus tra-
huntur, nequaquam vero evibrantur. Attamen
St minus difficulter cogitando aflequi valeo, fieri
omnino polle, ut Aranei, dum alicubi perfident
quieti, fila ifthaec ex alvo fua premendo excute-
re queant, tumque committant vento ex una in
àliam arborem transferenda.
Quantum adTarantulam fpeStat ,cujus iShim
Mufica lanari perhibent, Vii* quidam pcrcurio-
fus, aliquod ante tempus ex Italia hucadveéhis,
mihi adfeveravit, vel ipfa in Apulia id pro fàbula
haberi, nec nifiplebejos homines, mendicos,
Sc vagabundos obfervari, qui lèfe a Phalangiis
hifee p undos elle dicentes faltatione Sc mufica
inde fanenturj ut nimirum in otio vidum fibi
parent, male credulis fucum facientes. Ita
Sc noftro in Belgio videmus, quod plebs ab ilio
mendicorum genere, qùos Gentiles, autCinga-
ros vocantjfibi imponi finat, praejudicatam quip-
pe fovens opinionem, ipfos Pythonii fpiritus radio
quodam perculfos eile.
iocibaare form; het geen in Spinnen geen plaats kan
bebben; dewelke ook deeje materte, daar haare draaden
uyt gecomponeert worden, niet alle in een enkeU
debolligbeidfebynen opgeflooten te bebben, om die fio
ver ,en dat nog in drooge form, te kunnen ejaculeereni
En dat te meer, om dat daar eengroote force, en een
f l erke kragt van mufinlen toebeboort, om dit uyt te
werken, die dit deel in Spinnen niet enfihynt te heb-
ben. Dan dit is alleen een redenering, die de er-
varentbeid of vemietigen o f beveftigen fal.
Wat'bet tweede belangt, datvalt fio Jwaar niet
om te vetflaan, alfoo ik van gelyken verfcheyde
inaal geßen beb, dat de kleene Spinnen door middel
van haar draad, gelyk een vlieger, o f een papier aan-
een touw gebonden, op de lugt kunnen dryven, en
daar van voortgedreeven worden. En fio de mening
van den Heer Lifter i s , dat de oude Spinnen haar
draad, die fy emitteren, meededewint beveelen, en
van defelve lauten verdryven , terwyl fy ondertufl
fiben die in een grooter langhte buyten baar licbaam
perjjen, f io f iu fyne ejaculatie ligt om te verfault
fyn, en alle difficulteyt opgeloß, die men bier ontrent
f iu kunnen bybrengen. Wat my belangt, ik
kan tot nog toe niet wel anders oordeelen, als dat'
alle de draaden uyt het licbaam van deSpinnen,door de
jwaarte van baar nederdaling o f voortgang, moeten
getrokken worden, even gelyk deSydevan de Syde*-
xurmen, uyt haare fpinbeursken getrokken, en niet
geejaculeert wort. Hoewel ik egter ook ligt kan con-
cipieren, dat het wel mogelyk is , dat fy deefi draaden
buyten baarbuik kunnen perffen, terwyl fy fi'tl fit-
ten, en die de wint dan beveelen, om f i van de eene
boom tot de andere voort te dryven.
Wat nu de Tarantula belangt, wiens ßeek riieii
fegt dat door mufiek geneefen wort, daar van beefi
my een feer naukeurtg Heer, over eenigen tyt iiyt
Italien gekomen, verfikert; dat men daar felfs in A-
pulien een fabelken van maakte: ß o dat het niet
als geringe lieden, bedelaars en lantloperen wäa-
ren, die men bemerkten, naafy voorgegeven had-
den, van deefi Dierkens geßooken tefyn , dat dan
met een dansken en een mufiek daar van geneefen
wierden: op dat fy alfoo haar koft in leedigheid fou-
den winnen, en de light geloovige bedriegen. Op de
wy f i t gelyk men in Hollant fiet, dat de gemeene lieden
van dat foort van bedelaars, die men Heydens noemt,
haar laaten by de neus leyden,door vooroordeel,datfi
door deßraal van een Rropbetifcbengeeßgeßeekenfyn.
At- ’ Waar
Atque fit finio hune de Araneis lèrmonem. D.
Ltferus eofdem perquam accurate dividit in au-
cupes, retiarios nimirum Sc telarios, turn in ve-
natores odonoculos, quos deinceps a binoculiî
longipedibus interftinguit. Pofteriores hofeé
majoribus iconibus curate exprelîbs dédit D,
Hookius: quorum ego anatomen, fi tantum otii
nadus fuero, in lucem edere conftituij ut tandem
ifthaec hiftoria, ftudiis communibus 8c conjun-
dis, ad fuam deducatur perfedionem; atque ut
DEUS, omnium horumee miraculorum Audor
tanto humiliore propterea veneratiòne , atque
ardentiore amoris aflèdu colatur : quo fane, tan-
quam ad unicum finem icopumque, omnes la-
bores noftros tendere fas Scaequum eft.
Ad primum deinde mutationum ordinefn re-
fero Acarum, qui pariter perfedus fuo ex ovo
prodit, iènfimque increlcit.
Tum Sc eidem ordini accenlèmus Pedicu-
lum vulgarem,.cui lens pro ovo eft. Quandoqui-
dem autem ipfius ex ovo exclufio perquam fubi-
to fit, aut potius ovum hoc iplè revera Pcdicu-
lus eft, nçc nifi ab humiditate fuperflua debet
liberari, ut fuo ex involucro prorepere queat:
hinc quam liquidiffime patet ratio, quamobrem
pedicuiitam celeriter multiplicentur- 8c, quod
per jocum dicitur, nec nifi pro joco habendum
eft, fpatio viginti quatuor horarum natis fibipro-
nepotibus in proavos evadere queant. Attamen
calido atque lubhumido loco reponantur illae
lendes oportet ; alioquin nec quicquam inde ex-
cluditur. Atque hinc eft, quod lendes multae,
de node capillis impofitae , interdiu vero am-
bientis aëris frigore ene&ae, per menfes aliquot
ìllis maneant adglutinatae; ut tandem vel exter-
nam quoque figuram fuam amittant.
Obfervatu quoque digniffimum e ft, quando
microfcopio objiciturPediculiis, quam mirabilis
fit inteftinorum ejus motus : quum enimintera-
nea per exteriora, quae cryftalli inftar pellucida
funt, tranlpareant; hinc candidae,venae, motus
inteftinorum , 8c alia ejulmodi, quam facilitine
dignofci queunt. Hac etiam rationc languis
conlpicitur, dum fugit Pediculus, ceu aqua
per catara&am, undulatorio quafi motu ad ipfius
ventriculum properare. Quin 8c videre licet,
ipfum in languinis hoc fu&u adeo eile intempe-
rantem, ut recrementa in inteftinis contenta fan-
guini abundantiori locum cedere debeant. Verum
de omnibus hifce, quam primum Infe&a,
ad primum hunc ordinem pertinentia, in genere
recenfuero, figillatim agam, qui modo memorata
fai-1
Waar meede ik dan dit difcours van de Spinnen fa l
eyndigen,dewelke van den Heer Lifter fiernaukeurig
inVogehangers, als tn Nettebryers9 Webbcmakers
endan in Jaagers, Agtoogigengedifiinguecrt worden,
die hy vervolgens Twee-oogigen Langvoeten onder-
febeyti welke laatfte feer curieus van den Heer Hookius
in bet groot fyn uytgebeelt; en waar van ik de
Anatomie hoop in bet ligt te geeven, indien ik daar
tyt toe vinden kan; op dat eyndelyk deefi biflorie
door zamengevoegde oeffeningen fyne pcrfe&ie mag
bebben: en op dat G OD, de Autheur aller deefir
wanderen, daar door te meer der mag gevreefi,en te
vieriger gelieft worden, dat bet eenigh eynde ende
oogbmerk van allen onfin arbeyt moet fyn.
Voorts fio fie l ik, onder defe eerflè foort van ver-
andering, het Dierken, o f Mytken, Acarus genoemt,
het welk meede volmaeckt uyt fyn Ey komt,enallens-
kens grooter wer dt.
Soo plaatfin wy in defelve Order de gemeene Luys,
dewelke de Neet voor een Ey heeft. Ende naade-
maal haare voortteeling ß o gejwint is uyt een Ey,,
ofte anders, dat dit Ey het Luyske filv e is , dat
maar van overtollige vogtigheeden, om uyt fyn vlies
te kruypen, moet ontlaft werden: ß o blykt de ree-
den feer klaar, van dat f e f io veerdig voorttee-
len ; ende gelyk als men tn boert feg t, en 9t geen
ook maar boert is, dat f i in vier-en-twintig uuren
over-groot-vader kunnen fyn. Dan fy moeten op een
warme ende vogtagtige plaats gefit werden, want
anders komt van de Neeten niets voort. Het welke
de reeden i s , dat veele Neeten des nagts op bef
bayr gefit weefinde, ende des daags van de om-
Jweevendc kouwe lugt fervende, eenige maanden
lang op bet filve vafi gelymt blyven : f io dat fe ten
laatflen ook felfs baar uyterlyke geftalte koomen te
verliefen.
H Is meede feer aanmerkelyk in een Luys, als
we defelve onder een vergroot glasfeilen, hoe ver-
wonderlyk wy de beweeging fyner ingewanden bevinden
: want de inwendige leeden door de uyterlyke,
die als een kriflalfyn, been-fehynende, fio is yt dat
we feer ligtelyk de blanke aderen, de beweeging der
darmen, ende fio voorts fien kunnen. Soo fien wy
ook bet bloet, als hy fuyght, op de wyfi van het
waater dat door een fluys loopt,golvendnafyn maag
te fpoeden: ende in welk bloet-Juygen hy f io gulfig
is, dat we de overtolligbeeden in de darmen bet fe l-
ve kunnen fien plaats maaken. Dan van dit alles
füllen wy terftont, naa dat ik de Dierkens in
deefi eerfie Order in bet generaal fa l opgetelt
bebben, particulier gaan jpreeken: hebbende ik dtp
maar alleen als in een tuffenreede voorgeßelt, om bet
P ver