Tab. V.
S g .x v ii i.
k.
Rg. x ix .
d.
Fig. x. b b.
lum inferius plane de loco fuo trudatur k : poft-
modum paites iftae quam fubkiffime extra corpus
evibrantur : itatamen, uc prius Uteri pro-
deat aperturad; tura dein una & Penis, cujus
craffior pars prius foras invertitur, eque hac poitea
pars Penis acutior c. ièmet evolvit. His
demum factis coitus inftituitur ; binaque inferiora
comiculatunc tantopcre fuis e locis trudun-
tur.ut fefe mutuo tangant & compriraant l. Partes
hae deinceps notabili quodatn modo ob ad-
fluentes humores turgefcunt ; ut gelatinofum o-
vi Vanelli coiti referant albumen, quod tranfpa-
rente veluti albedine, miftum, veri initar Acha-
tae, perelegans vifui fefe praebet. Appendix e-
nim Penis ìb . eoufque cernitur fefe introrfum
demittere, atque ob partium haramce claritatem
ita tranfparere ; ut vel motus ejus quoque o-
culo pateat.
Abfoluto coitu memoratas partes, vel fpatio
dimidii horae quadrantis,adhuc extra corpus propendentes
videre licet; donee nimirum furfus
detumuerint : atque tum temporis pulchre cerni
poteft, quam mirificis motibus Penis ipiè
polleat. Quodfi autem partes illas quis interea
contredet; tunc equìdem Cochlea eas vi cona-
tur intro trahere: verum uteunque ñervos omnes
intendat, haud tamen per eandem viam introrfum
reducère eas valet ; nifi omnia prius rurfum
evaferint flaccida. Porro & limpida quaedam
ex hifcé partibus turn exftillat humiditas, quae
fàcile coir, & in aere tenax atque dura redditur.
Comicula fub ipfo adu Venereo, fere ièmper
inftar circuii curvata ,haud multum moveri cer-
nuntur ; nifi quod norinunquam intrahantur, &
denuo exporrigantur. His tandem peradis A-
nimalculum, ob vires vitae tam petulanter pro-
fufas, contriftatur ; hincque fedate in fuam teftam
fefe recipiens fub lento quodam reptatu con-
quiefeit : donec furiofa illa generandi libido, rur-
fus invalefcens,memoriamdeleatdoloris,a priore
coitu perpeffi.
In Cochlea pauco poft coitum tempore diflc-
da notavi, quod Penis evaferit tcnuior; Uterus
autem paulo magis expanfus, atque in cavo fuo
glutinofior. Ovarium manifefte intumuerat
longiufque, craflìus 8c majus erat redditum ; ut
ladium aemulo femine nunc quafi repletum vi-
deretur. Deinceps tamen illud multo adhuc
grandiusconfpexi, & plure veluti glutine refer-
tum. Poftquam vero quinqué a coitu feptima-
nae praeterierant, Ovarium veri inftar glutinis
atque flavefeens erat ; Ova autem, muci inftar
tnolliflìma vix modo confpedui patebant. Cum
deinde
dag körnen, waar door bet onderße boornke gehest
uyt fyn plaatsgeßhooven k wort, en foo vervolger.s
febieten dan deefe deelen gebeel fihielyk buyten
bet lichaam. Eerfi de opening der Lyfmoeder d, en
dan tegelyk de Roede y iviens dikfte gedeelte bet eerfi
omfiroopt, en daar nog buyten uyt flroopt by dan
ß r i fpitfe gedeelte c, waar op dan de vermengmg
gefchietien de twee onderße hoornkens worden foo uyt
■aarplaatsgefcboovenydat fy malkanderen verdringen
en raaken 1. Voorts fwellen deefe deelen feer aan-
merkelyk op, door toevloeyende vogtigheeden. Soo
dat fy als bet wit gekookte lil van een Kievits-ey
haar vertonen, dat met een doorfebynent witgemen.
gelt is , en als een regt Agaat feer aardig daar uyt-
fiet. Want het aanbangfel van de Roede bb fiet men
datfoo ver neer fchiet, en door de belderheid dee fir
deelen doorfchyhen, alwaar men hem ook fiet bewee-
gen.
De vermenging gedaan finde, Joo fiet men deefe
deelen nog wel een half quartier uurs buyten bet
lichaam bangen, tot fy gefiinkt fyn. Op welken
tyt men ook fien kan , wat wonderlyke bewegmgen
de Roede felver beeft. En foo men die aanmkt,
foo trekken fy die met kragt wel na binnen, man
wat gewelt fy doen, eerfi moet alles geflapt ßnt
eer fy defelve door dien engen weg weer binnen
kunnen beweegen. Vorder fypert uyt deefe deelen
een heldere vogtigheid, die ligt firemt, en in it
lugt tay en hart wort. De Hoornkens fiet men in
de tyt, alsfy fpeelen , als een ronde boepel met-
fien tyt geboogen, finder dat fy veel beweeging
bebben: hoewel fy die fomtyts nog wel inhaalent
en weer uytfpannen. Dit dan verreght finde foo
bedroeft fig het Dierke,van dathy fyn levens krau
fioo ligtveerdig verfpilt heefiy en het gaat ftil fit-
ten , en in fyn fchulp wat kruypende rußen: tot
dat die dolle drift van teelen weer de overhant netzende
, hem doet vergeeten het berou9 dat by daar
van gehadt beeft.
Een Slak geopent bebbende een weynig tyt naa
dat hy gefpeelt hadt, foo bevond ik , dat de Roeie
dunderwas geworden t de Lyfmoeder was ntä
meer uytgefet, en fiymiger geworden. De Eyer-
ftokwas kennelyker gefwollen, en langer, dikktr,
en grooter geworden , als of het nu vol hont*
agtig faat was. Naderbant heb ik hem veel groo*
ter nog gefien, fynde lymeriger van fubftantie geworden.
En naa dat de Slakken nu vyfweekengt-
fpeelt badden, fioo was de Eyerfiok als een tvaar-
agtig Lym, en geelagtig van couleury en de eyere
waaren nu effen figtbaar, maarfio weekalsfiym•
m
deinde Ovarium in Cochlea ejufmodi coda
contemplarer, omnia vcluti in callum coa-
£ta erant, & , quouique diicemere mihi lice-
bat infinitus quafi ovulorum numerus, in utra-
que, quae fimul rem habuerant, Cochlea fefe
offerebat. Uterus ipiè eo tempore multo quoque
magis expanfus erat & veluti glanduloius ;
ita ut in aquam projedus valdopere intumefce-
ret. Quando Ovula illa tantillum manu verià-
bantur, digiti inde valide inter iè cohaereice-
bant. Unde.Ovarium, quo longius retroceflit
coitus tempus, eo evadit tenacius, compadius,
& magis flavum : omnia enim Cochlearum Ovula
tenacibus admodum membranis funt veftita,
atque in Utero demum perficiuntur. Namque
in Ovario ea permanere nequeunt; quandoqui-
dem hoc. intra teftae fpiram fitum eft, & Ovula
fua inde in cava Matricis devolvit. Cochlea-
rum nonnullae OvulaTua hinc inde in terra fpar-
fimdeponUnt; aliae omnia, inftar catenae, inter
fe mutuo colligant: cujuimodi aiiquando cate-
nulam vidi, quam vulgus de coelo lapfàm eHè
opinabatur, plurimafque ideo itìox fuperftitio-
num fabulas comminifcebatur. Eoufque erroris
omnis atque confufioni's mater eft ignorantia!
Tefticuli praeterea fuo emundi erant ièmine.
Coeca Uteri Appendix pariter, quam vis fub ini-
tium haud adeo valide, contrada erat, fuum-
que Oificulum faiinum evibraverat. Tubulus
inter Penem & Uterum communis nil fubierat
mutationis. Vas deferens amplius dilatatum e-
rat; inqueeo, ut dixi, Oificulum faiinum ali-
quando deprehendi. Unde mihi verifimile vi-
detur,quod Oificulum hoc, fub coitu, aliquid forte
humoris fpermatici per fuperiorem vafis defc-
rentis tubulum in Matricem deducat ; dum interim
Penis ipfe fuum femen a parte infema eò in-
jicit. Tandem Sc Particula Cateniformis nil
mutata erat : nifi, quod ea parte, qua Hepatis
fpirae propinqua eft, vaia, quae ibi loci diftri-
huit, hinc inde admodum inacqualiter fuerint
dilatata, & tanquam humore calcario repleta •
pvaeterquam quod rotundae quaedam membra-
nulae, albicantes, quae in medio perforatae,
aut nigro pundo notatae apparebant, hinc inde
mcavis ejus canalibus, folia arborum referenti-
bus,fluduantes obfervarentur.
C A -
Als ik hem in een gekookte Slak befag , foo was
alles als eelt hart in een gptrokken geworden, en
naa ik kan oordeelen, was d-:ar een ontelbaar getal9
foo wel in de eene als de andere Slak tdie inet, mal-
kaar gefpeelt badden. De Lyfmoeder felve was op
deefe tyt ook veel meer uytgefet, en als klieracktig
geworden, fioo dat fy feer opfwof als men haar in
V water leyde. Als men deefe eyeren een weynig
bandelde, foo kleefden de vingeren heel te famen.
Soo dat de Eyerfiok, na dat de tyt van het fpeelen
meer verby geloopen is , ook tayer, vafier, en geel•
der wort, want alle de Eyeren der Slakken fyn met
feer taye vliejen bekleet, dewelke in de Lyfmoeder
dan volmaakt worden. En ook kunnen fy in den
Eyerfiok niet blyven , om dat defelve in de dray
van de boom leyt, daar door f i in de hoUigheeden der
Lyfmoeder affchieten. Sommige Slakken leggen haare
eyeren hier en daar verfpreitin de aarde; andere weer
hegten haar alle, als een ketting, te faamen. Waar
van ik eens gefien heb, dat het gerneene volk inbeeide
, dat die van den hemel gevallen was, daar fy
den voorts veele fhperfiitie meede bedreeven • fio
feer is de onwetenheid de baAtmoeder van alle doo-
ling en confufie. Vor ders waaren de Bulletjes van
haar faat geleegt. Het blinde aanhangfel van dg
Lyfmoeder was ook t3 famen getrokken, dan niet
feer veel in het begin, en het Soutbeenke was daar
uytgefcboten. Het gern eene Pypke taffchen de Roede
en Lyfmoeder was onverandert. Het toebrengend
vat was wyder uytgefet geworden: en eens vond ik
daar betSoutbeenken in, als gefegt is. Waar door bet
my fchynt ydat in het fpeelen dit beenken eenige faat-
achtige vogtigheid wel fbu kunnen in de Lyfinoe-
der brengen door bet bovenfie fypken van bet toe-
br endend vat; terwyl de Roede felve fyn faat van
anderen daar infehiet. Eyndelyk foo was bet Ket-
ting-gewyfe Deelke onverandert: maar daar bet by
de dray van de Lever leyt 1 waaren de vaten, die
het daar maakt, hier en daar beel ongelyker uytgefet
, en als met een kalkagtige vogtigheid vervult;
en hier en daar fag men in fin bolle pypen, die ah
de bladeren van bomen f in , een ront witagtig vlies-
ken daar in dryven, dat een opening of fwart fiip-
ken in Jyn midden febeen te bebben.
LI H E T