nec racettìatiin i aut reticuli hexas:oni inftardi-
Tab . •
XXXI. v iii, figura nonnihil lunata praediti. Cornua
%.v. bb. clavicularuinoifibus in Homine fimilia funt bb,
finuata,'pilifque nonnullis circum apices fuos
inftru&a. Oris etiam hiatus quodammodo heic
e- confpicitur c, nigricantis inftar maculae trigonae
apparens. Praeterca leptcm adhuc alias Oris
Particulas videre licetj.quarum quidem tria pa_
ria tam fupra O s , quam ad latcra ejus, exhibeo;
feptima autem, quae fubfufca eft, 5c ita diéto
conipicillo Avium figura limile,binis fuis bafi-
bus, ad oculos ufque exporredtis, circa Thora-
ccm cernitur : in medio nonnihil albidior eft haec
Particula, at paullo inferius , prope Os, magis
fufca; antica autem parte, uti ungues digko-
rum, aut fquamulac Pifcium, fabrcfaóta appa-
ret. Qua haec Particula fulco fuo flexu, pro-
pemodum in media regione capitis inferiore,
terminami*, primum ex tribus ante diófcis Parti-
cularura paribus exhibeo, quod quidem ob pi-
los, quibus internum ejus latus obfeilum eft,
trigonam refert figuram. Circa hujus finem
par alterum Particularum lcquitur, quarura
principia corneo-oflèa funt, extrema autem pi-
lofa. Infra has tandem tertium confpicitur Particularum
par, quae majorcs magifque hifpidae
funt, atque ad piles ufque Cornuum exporri-
guntur. Ifthaec tria particularum paria proprie
font Setae articulatae & pilolae, quibus Vermis
Culicis utiturad dirigendum, quod ingerit,
alimentum : cujufmodi quidpiam in Cancello
jam ante propofui , in quo turn multas hujus
larinae particulas defcripfi. Porro Os antica parte
exiguis obfitqm eft pilis, qui omnes & aeque
longi funt, & aequali intervallo a le mutuo dipi
ftant ; quod litera c proprie indicat.
In T h o r a c e regulares quaedam confpiciun-
f tur divifiones<7 d, quae ab accrefcentibus & extuberantibus
ibidem Crurum atque Alarum artubus
producuntur. Hinc etiam hoc in Vermicaio
omnia futurae Nymphae five Culicis membra,
fub cute lateiitia, demonftrare polfum : quem-
admodum paullo poll in Apum Vermibus
praeftabo, exemplùm fie daturas f eliquis omnibus
Infeótis, ad primiim hunc Tertii Ordiriis
moduiri pertinentibus, applicandum : deinceps
vero, cum-ad alterum Tertii Ordinis modum
pervenero, limile quoddam fpecimen in Papi-
lione diurno ob oculos ponam. Practere;
etiam videre licet, quonam pa&o hujufce Vermis
Thorax lineis diftin&us fit, pilifque- titrin-
que obfitùs fètaceis,. unico veluti e centro heic
prodeuntibus. Venßru&
nur is effen ende glad, finder dat ß drityfiw
gewys, of als een Jeskantig netteken verdeelt ßjn t
haar figuur is een weinig halve maanagtig. De Hoor*
nenjyn, als de Sleutel-beenderen in de Men/eben, bog*
tig van geßalte b b , en met eenige hayrkens opbaa*
re tappen befit\ ln de Mont fiet men eenigßns de
opening derjelxe c , dat als een driehoekig Jwart
vlaxken vertoont wort. Daar by fiet men twg fixen
andere Deelkens vato de Mont, waar van ik "'er
drie paar Jöo booven als neffens dejelve vertoont • en
dan een deelken> dat bruynagtig fynde, en als de bril
ier Vogelen van figuur vertonende, by de Borfi met
fyne iwee ßeunfils fig fien laut, dewelke haar tot
de Oogen uytßrekken: in bet tnidden is dit Deelke
jat witter, en watlaager naa de Mont bruynder ,en
bet is voor aan van maakfil als de nagelen der vin-
geren , of de Jchobbekens der V i f eben. Daari nu dit
Dealke, met Jyn bruyne bogt, bau ft midden van anderen
op bet booft eyndigt, vertoon ik bet ferfle van
de drie paar andere Deelkens, dat door fyne bayr-
kens, daar bet aan de binnenße kant tneede befet is,
fig driehoekig vertoont. Aan bet eyndigen der Jel-
e , Joo volgt het twee de paar andere Deelkens, de-
welke in baar begin hoornbeenagtig Jyn, en op haar
tynde hayrigeyndelyk foo fiet men daar onder bet
der de paar Deelkens, die grooter ende hayriger Jyn9
en tot de hayrkens van de Hoornen baar uytßrek-
ken. Deefe drie paar deelkens Jyn eygentlyk de
gearticuleerde Borßels en kayren van bet Muggen-
Wurmken, welkers gebruyk is , om het voetfel te
regeeren dat het in neemt: gelyk ik diergelyks iets
in de Kreeft voorgeßelt heb, alwaar ik_ veeledier-
gelyke deelkens heb befebteeven. Vorders foo is
de Mont van vooren met hayrkens befet, die van
een eenparige langte Jyn, en ook eenparig van een
im gelyk dat eygentlyk door de letter c aange-
weefen wort.
Op de B orst fiet men eenige reguliere verdee- ,
lingen vertoont dd, dewclke door deaangroeyende
en uytpuylende leiden van beenen ende vleugelen
aldaar veroorjaakt worden. Waarom ik ook in dit
Wurmken alle de leeden van het toekomende Pop-
ken of Mug onder fyn vel kan vertoonen: gelyk
ik een weinig hier naa in de Wormen der Byen
zulks doen zal i tejfens een voorbeelt als dan
geevende op alle de oi erige Infe&en , welke tot de
EerflcWyze van de Der de Order behooren, toepafi
felyk: vervolgens dan, wanneer ik tot de Twecde
Wyze van de Der de Order zal gekomen zyn-, zal
ik een gelyk voorbeelt van het Dagkapelletje vertoonen.
Nogfiet men op de Borfi Jyne teekming, tn
hoe hy aan weerfyden met borftelig hayr befet is9
fpruytende aldaar de borfielige bayxtn als uyt een
mMlpunt. De
VenïeS. ct iii ocro leie dividit flnnulsres Se~
âiones : quibus fi extremam Caudam pilis hir-
f (brani/, illamque ejus partem > quae itidem fe-
¡. tofis pilis munita/, quali extra aquae fiiperficiem
a Verme protenditur, accenfere libet decern
heic annulos dafi dicendum erir. In ea Caudae
i. parte, quae circa aquae fuperficiem confpicitur A,
nonnullae comparent maculae nigrae atque fo-
veae, tum & pili aliquot letacei, Verum id
praeprimis probe heic notandum eft, quod
quotiefeunque etiam Vermis, cum in aquae medio
liatät, dichim modo Caudae parteitì fiibtcr
aquas demittit, haec tarnen nunquam madefiat,
Quaproptei Vermis, quando a motu celiare
vult, ilieo fefe rurfum verfus aquae fuperficiem
recipit , ibique Caudae fuae iriterventu fernèt
eundem fere in modum fufpéndit, qUo vitreus
homunculus ex. vitrea fila bullula in aquis pen-
dulus tnanet. Id autem tanto facilius ab hoc
Verme perfici potali, qùandoquidem ejusGau-
da femper ficca manet: undè etiam cemitur,
quod,quamprimum haec Caudae appendix rur-
fus.ad aquae fuperficiem emerlìc, äqua mdx un-
dequaque inde defiuat. Tiim vero quoque di-
llinile videre licet, quod ibi veluti fovea quaedam
aquae imprimatur ; quum , corpore Verrais
ob gravitatem deorfum nitente, aqua in
ficcano Caudam hujulque fovèas penetrare ne-
quiens, in circumferentia ejus fillàtur. Hac
igiturratione Vermis extremoCaudae fuae.haud
aliter, ac vacuus cyathus, cavus, quam eìegan-
tifiìme in aqua fluitat. Simili etiam modo cffici po-
teft.utacus ehalybea in aquae fummonatet,fiiIla
prius per fuber tranfadaâa fuerit: atque haec
rune pariter notabilem foveam fuperficiei aquai
imprimit.
Circa extremum hujus Caudae nonnullas exi.
hibeo builas in aquà /, quae proprie ab aere o-
riuntur, quem Vermis ibi loci c corpore fuo e-
mittere poteft. Multoties etiam vidi, quod
Vermis, forfan aèrem hauriendi gratia, caput
fuum veluti extra aquam extulerit. Quando autem
concingebat, ut memorata Cauda fuam a-
mitterét ficcitatem, Vermifque hinc ejus ope
non amplius ad aquae fuperficiem lèmet fulpen-
dere poflèt; quod quidem producimi*, lì Ver-
mem quis plus jufto contrcdat &concutit ; tunc
©bfervavi, quod is Caudam ori fuo immilèrit,
eamque, nec non ejus pilosdeniio reftituerit.
Unde hoc agendi modo Infeitum iftud Aves a*
quaticas aemulatur, quae paritér pennas fuas
per roftrum tranfmittendo, materie quadam
pingui, fic ©blinunt, ut aquae refifterepoflìnt:
De Buyk ec die verdeclt fig tri agì rìtigìvyzd
t/erdeelingen, waar byfooik de uyterfle Stóùrt kom tè
reekencn, die met hayrkens bèfet is ff§g don dat deci
<lerfelve9 bei welk by als buy ten bet water fieéktj
en tiieeêè tiret borfielig hayr vere ieri is g,/S Jiti men
tien ringen in defèlvt beûmleh, Op dit deeI de?
Staart ,dat aan de vlakte van bet water gtfien wort9
h, vertoonenßg ecngejwarte vUxkens ende kailkcns
alsmeede eenige borjlelige bayren . --Maar hier is ntt
wel aan te ht erken, dat, boe mcnìgmàal dee f i Wurm
het gefieyde deel der Si art onder het water ßeekt 3
wanneer hy in de boefiew van bet fielve Jw‘cmt9 dat
die nimmer nat Wort. Waarom Jbà dru by van fyne
beweeging rußen wit, by fig wèer naa de upper-
vlakte van bet water begeefi 9 waar aan by fig met ßtb
Staart komt op te bangen 9tp de manier haaft9 gelyk
een glaafe Mannike in het waater aan fyn glaafi
belieben va fl hangt. En dit doct deeje Wutmjboveel
teligterfom dat fyn Staart altyt droog blyft: waarom
men ook fiet, dat fio draa by die aan de vlakte vati
het water beWogen heejt, dat bet Jehe daar van allé
fyden afloopt: en dan fiet men ook diftintt, dat daar als
een kitil in bet Water vetoorfaakt wort, door dien
de Wurm met fyn lichaam nterfakkende, en bet water
tot de droge Staart eit ßrtc kuilèn geeii ingang
hebbende, daar in de omtrèk ohi ft aan blyfi* En foo
dryjt hy dan fier elegant met het uyteynde van fin
Staart, gelyk een leege holle roemer, op het water.
Dat men ook vergelyken kan met een fidale iiaalt diè
inen op de vläkie van het water kan doen dryven,
alsfy door kurk is getrokken geweefl ; en dewelkè
dan meede fio een merkelyke kuil in. de opper-
vlakte van het water komt te tnaaken.
Omtrenthet eynde van deifi Staart vertoon ik
eenige belletjes in bet. water i , bet welk ey*
gentlyk lucht is9die hy door Jyn lichaani aldaar kan
uytlaaten. Soo beb ik hem menigmaal, möge ly k om
lucht te fcheppen9 als buiten bet water met Jyn boojt
fien ophefjeti. En wanneer het gebeurde, dat de ge-
noemde Staart ßne drooghte. quam te verliefen, foo
dat by niet meer aan de vlakte van het water hon•
gen kom het welk gebeurt als men de Wurm teveel
bandelt ende febudts foo heb ik hem de Staart in Jyn
mont fien neemen9 en defelve en bare hayrkens war
herßellen. Waar in dit Dierke de Watervoge-
len naavolgp , die haare xederen door. haar bek
been trekktn , om die met eenige olieagtigheid tt
befmeeren, en voor het water te befeher men. Eit
deefe vette fubftantie perjjen Jy uyt een dvbbelden
Klier, die baar in denStuit geplaatß i$9 en wadr hi
T t tt 2 detfl