14.
milii,quod vel feliciffima etiam ingenia, utiy.g.
immortalis Harveus, aliique innumeri, hacinre
aberraverint, ilatuentes , metamorphofin heic
non fieri externam,necratione incrementi alarum
in Chryfallide , fed internato quoad omnia illiiis
membra j urpote quae aiiam induere formam-
Harveus afferit, Chryfallidi contra omnem ra-
tibnem perfetti nomen ovi impertitus. Quum
enim allertaablpfo transformado nec extra, nec
intra ChryfaUidem unquam locum habeat; fane:
in.propattilo eft, Ipfius hac de re optnionem o-.
mni pcnitus experientiae repugnare. Interim uti
in vera hujufce rei natura detegenda infelix tuit
Harveus ; ita Sc aflertam foam transformationem
clare Sc diftin&e exponere nequáquam potuit :
liquidem, neganspartiumEpigenefin, hujus in
locum fubihtuat fuae duntaxat figmentum Phan-
tafiae, metamorphofin nullo modo comprehen-
dendam. lfthaec tamen hoc loco tanquam per
parenthcfin di£ta funto : quoniam enim in fin-
gularibus noftris experimentis modum fumus de-
fcripturi, quoalae hae, & membra reliqua ac-
crefeunt, fimulque demonftraturi, quaenam
mutationes, tam in ovulo I n f e ó t iquam ejus
Chryfallide ( quae bina ejufdem effe naturae
comperimus), fingulis diebus, donee Eruca inde
& Papilio prorumpat, occurrant ; hinc non diu-
tius huicce rei nunc immorabimur.
ßanden,gel/jk de onßerfelijke Harveüs, ende een
oneyndig getal andere meer, daar ontrent gedwaalt
b ebb cm f l eilende een metamorphofis, niet van buy-
ten, en ontrent de aangroeytng der vleugelen van bet
Gulde-Popken, maar van binnen ontrent alle de leeden
van het felve Gulde-popken s die hy Jegt dat haar
hervortuen: geen hy tegens alle reeden een vol'-
maaktey dan noemt. Maar naudemaal fijn gefteldc
veranderhg nog binnen , nogte buyten het Gulde-
popken , oit plaat-s grijpt, foo is H dat ßjn gevoelen
i hier tegens alle ervarentbeid tefir'ijden komt. Maar
gelijk hy ongelukkig is geweeft om de regte waar-
beid hier van te ondervinden , foo is H hem 00k niet
mogelijk ßjn gefielde verandering verßaanbaar te
maaken, loochenende een toefotting van deelen 5
ende naaßjn inbeeldingen een onverßaanbaare ge-
daante Vervorming in de plaats ßneedende. Dan na-
demaal voy in onfe befondere ondervindingen de ma-
nier, hoe deß vleugelen en de andere leeden komen aan
te groeyen, ßillcn befchryven, ende met eenen toonen
wat voor veranderingen, foo in het ey van een bloe-
deloosdier, als in ßjn Qulde-popken {het welke w$
van een natuur bevinden te wefen ) dag voor dag, tot
het in geßalte van eenRups endeCappelleken daar uyt-
kruypt, aan te merken ßjn : foo is 5i datwe het voor
tegenswoordig hier by laaten Julien: ßjnde dit geJ.
fegt door een tuffchenreeden,
Quod fiigitur accurate quis perpendat accidentales
hafce differentias, quibus cum iplàe inter fe
Nymphae, turn Chryiàllis a Tuo Papilione, turn
denique reliquae Nymphae ab ante recenfitis fuis
Infedtis difcrepant j atque viciflim illas dotes,
quibus eaedem tam cum ipfis fuis Animal culis,
quam univerfim inter fe mutuo conveniunt ; ei
profedo luce meridiana clarius elucefcat oportet,
Nympham atque ChryfaUidem ratione eo.
rum, quae ad intimám utriufque naturam pertinent,
revera ne hilum quidem inter fe differre:
quum haec aeque, ac ilia, Infecti inde prodituri
formam nitide atque exa&e repraffentct. Id interim
lubentes largimur, quod reprasfentatio haec
in priore, quam in pollerio re, nudior fit & ma-
gis diilinda : veruni tamen Sc tota haec res ab o-
culi contemplantis acie, manuumque cvolven-
tium dexteritate, dependetj praeterquam,quod
indefeffo Scrutatori abfeonditiflima quaevis tandem
patefiant. Nobis hinc perquam facile eil,
omnes futuri Infe&i partes in quacunque demum
Chryfallidum fpecie exhibere : imo (ne quif-
piám tergiveriàtor forte cum magno Harveo ob-
jiciat, perfedum heic adefle ovum , quod lapfu
temporis transforman Sc membra acquirere poflit)
in
Deefo töevallige onderfebeidentheeden dan, fooé an*
trent de Popkens ander malkanderen, als ontrent het
Gulde-popken met haar Cappelleken, en de vordere
Popkens met haar aangeroerde Dierkens, wel aan-
gemerkt ßjnde, als 00k van gelyken waar in datje 0-
vercenkoomcn, foo met de Dierkens felve, als in
gemeen onder malkanderen, foo blykt immers klaar-
lyk, dat het Popken niet van het Gulde-popken in
den aard der ¿Ungen in het alderminße wefontlyk ver-
fchilts want zoo wel het eene als het andere Popken
de gedaante van het toekoomende Dierken net ende or-
dentelyi vertoont. Hoewel nogtans datwe geern toé-*
fiaan, dat de vertooning klaar der is in het eene aU
in het anderes maar dit hangt alles aan het 00g ende
de hand waar meede het bejien ende ontleed werd, be-
halven dat metter tyt voor den neerßigen onderfoeker
niets verborgen blyfi. Wuarom wy 00k feer makke-
lyk in alle foorten van Chryfallides, alle de leedett
van het toekomende Dierken vertoonen kunnen: ende
dat foo wel, op dat hier niemant een uytvlugt
komt te maaken, oogende mogelijk met den Heer
Harveus op een volmaakt ey, dat metter tyt foou
kunnen vervormt werden en leeden ver krygen; in den
ogenblik haarer verandering fotfs9 ofte in het be-
j gm, als in het midden, ende eynde : jaa in de
wurmin
ipfo mütationis pun&o fite initio aeque, ac
in'medioN atqüe fine, quin ipfo etkm in vermículo,
nondum in ChryfaUidem mätato, hüic prae-
ítando fumüs pares. Adeó ut fiüllae occurrant
Chryfallidum fpecies, quantumcünque mirabiles
atqüe abfofias ipfis figuras ex lúdicro proprii ce-
rebelli phantafmate Goedartius aliique affinXerint,
in quibus omnes futuri Animalculi partes demonilrare
non valeamus: idque haud minus evidenter,
quam in vera qiiadam Nyiiipha. Videtur
ergo extra omnem dubitationis aleam pofitum
elfe, quod Chryfallis non nifi ratione colorís arque
difpofitionis partium, id eil, ut ajunt, per
accideös, a Nyropha diferepet.
Sed quaeret forte quifpiam, quaenam fit ratio,
quare in Nympha, quae ipfum reverá jam Infr-
£tum eil, longe manifeftius confpicua fint mem-
bra, quäm qaidem in Chryfallide ,- quae haud
minore jure ipfum jam effe Infe&um dicitur ?
Ét quamobrem partes illae in Nympha haud ad_
co inter fe fint conglutinatae ? Aut qua de caula
Nymphae longe tenuiores deponant exuvias,
quam Chryfallides \ utpote quae fuas haud aliter
fere, ac pullus ovi teilam, relinquuntr’ Huic
equidem refpondeo, vix ac ne vix quidem iil-
haec poile explicari 5 quum eorum rationes in
arcana Summi Conditoris, qui alio alia Animantia
veilitu donavit, fapientia atque arbitrio occluíáe
lateaiit. Unde nobis videtur, in hifee aeque,
ac in aliis rebus abilrufioribus, omni induilria
effe contendendum,ut ex ipfapotius natura,quam
paupere noilri ratiocinii penu illarum rationes
jhauriamus. Aliter enim, ficubileges atqueordines,
a Sapientiffimo Conditore in rerum natura quam
firmiffime ilabilitos, haud preffo pede fequi-
mur, five tantillum duntaxat inde dófleílimus,
ncceffum omnino e il, ut quovis momento in
rerum ferutatione aberremus, atque ab ipfis illis
rationibus, quas inconfulti e cerebro noilro de-
promfimus, decipiamur.
Quandoquidem tarnen iílae quaeíliones inda-
gatu perquam dignae funt , ea proponam, quae
praelucente natura nobis hic innotefeunt. Anim-
advertimus nimirum, Nymphas Formicarum,
Mufcarum, & Apum multo exiliorieffe corpore,
quam memoratam Chryiällidem; unde iequi*-
tur neceffario, ipfarum cutem quoque tenerio-
rem eile» Praeterea Nymphae etiam húmido
femper in loco detinentur, i% quo extrema, quae
paites earum inveílit, túnica difficulter indurari
poteil. Nonne Formicarum Nymphae fub terra
delitefcunt t* Nymphae Mufcarum in carnis
putrilagine, exerementis animalium, aliisve locis
wurm felve eer hy nog in een Popkeü komt le ver*
anderen. Soo dat ons geen foorten van Chryfallides
kunnen voorkoomen; hoe klughtig ende in wat voor
drollige geß alt enißen, datfe van den Heer Goedaert
°Jie andere, naa haare herfenbeeiden mögen afgetee-
kern weefon, waar in wy niet alle deelen van het'
Dierken toonen kunnen. En dat foo klaar als in een
waaraghtige Nympha felve s volgens het geen ik be*
wefen hebbe, dat een Chryfallis van een Nympha,
niet als maar in couleur en fobikking van deelen, toc*
vullig verfchilti
Dan mögt imant vragen, wat ii de reeden, dat db
leeden in een Popken, dat bet Dierken felve is , veel
klaar der haar vertoonen als in een Gulde-popken 9dat
meede het Dierken felve is ? ende waarom dat de-
felve niet aan een koomen te klecven bt een nympha?
ofte 00k wat de oorfaak is, dat de Popkens een veel
dunder huytken afßroopefr, als 'de Gulde-popkens $
dewelke dat felven bykans als een Kuyken fijtt
fohaale laaten leggen? Ik antwoorde dat deefo reeden
feer fwaarelyk tegeVen is, alfoo haar oorfbronk in de
verborge wysheid en wille GODS opgeßooten iss dit
het eene dier anders als het andere bekleet heefti
Waarom wy oordeelen foo hier als 00k ontreiit anderefaaken
die duyfier ß jn , datwe alle neerßtgheid
behoorden aan te wenden, om ¿lefelve l ’tever uyt dt
natuur, als uyt onfejwakke rsdenen te putten. Want
anders indien wy de regelen ende orderen, van den
alwyfen Maaker, geheel onveranderlyk in den aard
der faaken geßelt, niet naukeurig komen naa tt
volgen, ofte daar van 00k in bet minfte aj te treeden ;
foo moetenwy ons ider ogenblik inde ondervindingen
der dingen bedriegen's ende de reedenen felve ¡dewelke
wy foo onbedagt uyt ons brein koomen te putten ,
moeten nootfaakelyk ons verleiden.
Egter naadetnaal dtt naukeurig is,JoQ fa l ik voor*
ft eilen het licht dat de natuur ons levert. Wy bevinden
dan dat de Popkens van de Mieren, Fliegen, ende Byen^
veel kteender, fchoonder fynyan lichaam als hetby-
gebragbte Gulde-popken, en waarom fy 00k nootfa-
kelyk teer der van bUyt Jyn. Hier by worden fy ge-
duurig in een vogte plaats opgeßooten, alwaar het
lopperße huytken van haare leedekens fwaarelyk fou-
de kunnen verharden. Soo bevinden wy de Popkens
vande Mieren onder de aardei de Popkens deY Flic-
gen in de verrotting van het vlees, inden afgank der
Dieren, ofte op andere plaatfen die vogtig fijn. De
Popkens vande Byen wederom bevinden wy niet al-
D 2. i£S*