a J O A N N I S S W A
modi dari Animalada, quorum corpufculum a-
tutiflimo etiam cultri apice tenuius eft ; haec ipfa
tamen mufculis , venís, arterias-, caeterifque
membris gaudere; nonne exanimes propemodum
prae ftuporereddknur? Quum enim & oculo-
rum & manuum noftrarum impotencia obftet,
quo minus vel ad levem partium iliorum anato-
men atque notitiam pervenire queamus 5 hinc
viam penitus interclpfam deprehendimus, qua
interior eorundem fabrica unquam rite innote-
fcat. Quidquid igitur de ftruitura horum Ani-
malculorum refcimus, id omne lòia abfolvitur
cnumeratione partium illarum, quas aliis in Ani-
mantibus majoribus ante fumus contemplati. Imo
non iòlum in evolutione minimorum Animalcu-
lorum coecutimus; fed vel in maximis etiam mi-
rabilem illam vifcerum intemorum texturam expediré
M M E R D A M M I I
km; dtU bet felv l ans geheelijk doet verßmmm. I
Wasr ly infienie dtttter ßodmnigc Beeskens, mit ■
fpieren, »deren ende vordere leeden verfien, gtvim- ■
den werden, alwaarde alderfeherpfte fpitfe von ms I
mes, felfs de greotbeid van haare liehe amen kamt te ||
overtreffen, Jbo is in ons gelijk als geen geefi meer. M
Want bet geßgt ende de hadt ons hier ontbreekende, I
waer doorwe tot de aldtrminffe ontleeding ende kea- I
niffe haaret deelengeheel onhequaam werden; Soobe. I
vinden wy den weg, om haart innerlijke gefialte ooit I
te recht te bekennen, gebeelijk opgedohen. Ende alle I
de wetenfckap ,die wy van het maakfel Jefer Dierkens I
hebben können, bevmien wy niet anders gelegen te I
fijn als, in een optelling der deelen, dewelke wy te I
vooren in andereDieren, diegrooter Vwaren, befchont I
hebben. Hotwel wy het verwondertyk boorduurßl I
haarer ingewanden ontßrengelen : Want gelyk dt I
punt van ons mes om de teere deelkens van de kleene I
Dieren te voorfihijn te beengen te graf was; f i wort I
00k het felve, om de uyterfie tippen der Senuen aderen 8
ende fovoorts, indegroote Schepfelen naa tefpeuren, |
geheel onhequaam gevonden.
minime valemus : ut enim noftri acies cul-
telli ad diftinguendas teñeras minimorum Ani-
malculorum partes julio craflior eft j ita eadem
haud minus inepta deprehenditur ad últimos ner-
vorum, venarum &c. ápices in majoribus eru-
endos.
Quum igitur noitram utriufque Animantium
fpeciei cognitionem multa arélet ignorantia ; nec
haitenus ea nobis experimentorum fuppetat co»
pia, qua opus e ft, ut tam de concinna eo»
rum forma, quam de mirabili membrorum dif-
politibne &c. rite judicare queamus : quis non
videt, quam temeraria iit & praeceps iliorum o-
pinio,. qui, Ammalia majora tantum pro per-
fedtis habentes, minora haec quali ad numerum
Animalium minus pertinentia, calò fortuito nata,
Naademaal dan onfe kenniffi, foo inde eene als ii
de andere fiorte der fchepfelen, door onkande bepaalt I
is, ende ons tot nog toe genoegfame ondervindingen, I
foo om vande nette geftalte derfelver, als de verwert• I
derlijke Order haarer deelen ende foo voorts, wel if 1
kamen oordeelen, ontbreekenwie en ßet niet btt I
ligtveerdig oordeel der geenen, die de grootße fcbep-
feien volmaakte, ende defe kleene fchepfelen ondieren, I
by geval geboome, ende uyt verrotting geteelde, I
genoemt hebben; ende foo deßantvaße Order van dli
natuur geheel hebben gevallig gcmaakt. Waar hj |
kamt dat gelijk de alderminße dieren, als de Sitr-1
kens, qfte Mijtkens uyt een ey, dat-bykans onßgt-1
baar is , geboren werden : Dat 00k felfs de alden |
grootße Schepfelen geen meer der ende blykelykerA
foo niet duyßerder ende onfigtbaarder, beginfelti I
hebben. Welke faake emßig bemerkende, foo bevinät I
ik inder waarheid het Uykelyk begin van een klte-1
ne Mier, felfs met de beginfelen der aldergnol-1
fte fchepfelen, als om de Krotm teßrijden: ende in-1
dien dit beeskengeen perk van niet grooter te kam» |
groben van den Alder Opperßen Maaker geftell I
was , ende welk perk mogelijkbeßaat, inde Jvid-l
heid oftefterkte van het hert, ’tgeen alle dt leeden tt-I
I gens de fwaarte van de perjfende lacht moet vytftt-I
ten; wat iffer dat haar om de aldergrootfte fchepftld11
teovertreffen fon beletteni Jaa wat iffer, dat felfi I
aut ex putredine orta dixerunt; conftanrilìi-
mum Naturae ordinem hac ratione calili penitus
obnoxium reddentes. Accedit, quod, uri minima
Animantium, Acari v. g. ex ovulo prae te-
nuitate vix confpicuo nafcuntur ; fic & maxima
Animantium haud infigniores, vel magis mani-
feftos, ne dicam obfcuriores potius, magifquea
viíu remotos ortus obtineant. Neque id temere
a me diétum quis exiftimet ; cum fodulo animum
advertens revera comperiam , primum, quod
conlpicipotcft, Formicae rudimentum cum iplis
maximorum Animalium incunabulis quali de
palma contendere : unde nifi Supremus rerum O-
pifex certos huic Animálculo conftituifiet limites,
quos ultra id increfcere nequit; quid,
quaefo,obftaret, quo minus maximis illud Ani-
mantibus incrementi mole anteiret ? Limites au-
tem itti forfan a majore minoreve cordis robore
derivandi funt ; quum hujus ope membra quaelibct
**!
itfifia kl een is-, om haar boven de aldergrootße Die*
ren teverheffen, ban tegens flaanl Waarom infien•
de haaren ncerjligen ttard, verwonderlijke ßerkte
onnavolgelyken her, ende om het in een ivoort al te
befluitea ; haare overwonderlijke ende onverflaanhaa»
re lie f de tot Imare jongen: detoelke Jy niet alleen daa-
gelykx ter plaatfi hrengen, daarfi bequaam voetfil
vinden kamen, maar diefi nog daarenboven filfi»
aljfe midden deur g e fine e den ende aan tiuee ftukken ge»
kerfi fijn , verlieft als in haar armen dragen: Wie
fig ik fa l onder de grootße Schepftlen9 devaelke ver*
voaandelyk volmaakte genaamt Vierden, een verge*
lykinge met dit filv e bannen by hr engen ? Jaa wie
fa l een voorbeelt inden aard der andere Dieren kunnen
vinden, dat hier me de om de opperheid ßrijden fa l ?
Maar gely k mijn voorneemen niet en is9 om hier in
bet begin pafticulierlyk van den aard, geft alte, ende
de verwonderlyke voortteeling defer Beeskens, die
geen hhet fchijnen te hebben, te Inmdelen : foo fal ik
eerft in het generaal van haare wonderbaarlyke ver an»
detingen fpreeken ; ende te gelyk betoonen, datfi niet
alleen met de aangroejingen Van leedemalen van alle
de andere Schepfelen overeenkoomen ; maar ook dat
fe defilve als oneyndig komen te overtreffen. Dit dan
afgehandelt hehbende, foo fa l ik de particulière onder»
vindingen defer dierkens op haar order en plaats
omftandig uythreyden. Maar eer ik daar toekome, fio
is het ten uyterften nootfaakelyk, dat haare generaale
verbandeling voor a f ge finden worde, daar ik my
nu toe begeve. - ,
ibet contra prementis atmofphaeiae pondus debeant !
extendi Imovelftante etiamFormicarum parvita-
• tenihilimpedit.quominus illas maximis Amman-
Itìum praeferamus : five enim indefelTam earum
confideremus diligenriam, live mirabdem fomtu-
r&nem, five laboris lludium inimitabile, & , ut
SÉverbo omnia compleitar, ftupendum illum, &
. . v ix comprehendendum in pullos amorem, quos
ifingulis non folum diebus ejulmodi in loca defe.
Kunt.quae alimento ipfis idoneo pollent ; fed & m-
■ fuper, fi quo cafu dilciffi aut in partes fedii funt,
Sirnore tenerrimo ftimulatae ibis quali ulnis ex-
« e p to s bajulant;quis, inquam, maxima inter Ani-
Knantia, quae tamen perperam Pei'fedlorum no-
Imineinfigniuntur, fnnilc quid aufit in medium
ip ro fe rre f Imo quis in reliquorum Animalium
Kndole exemplum aliud inveniat, huicce quod
Bdubiam faciat praerogativam? A t quoniam heic
S in limine haud animus mihi e ft, horumee Animalculorum,
quae exfanguia videntur, indolem,
formano, & mirificam propagarionem figillatim
. exponere : hinc potius in genere primum de ftu-
Aendis ipforum mutationibus & c . agam; demon-
ftraturus fimul, ea rarione accrementi membro-
rum quibufounque aliis Animantibus non folum
ifimilia eflè, fed vel infiniris etiam parafangis an-
tecellere. H ik c pertradlatis, dcinceps fingula-
res circa haec Animalcula obfervariones, fuo quas-
libet loco & ordine, enucleate enarrabo. Ante-
quam tamen eo progrediar, vel maximemecefla-
S fium eft , generalem de iis dilfertarionem prae-
?‘gnittere;cuiquidem exhibendaeme none accingo,
■ Quandoquidem ergo { ut promilfo ftemus,
j jp uod ante hos duodecim aunos, in praef. lib. noftr.
de Refpiratione , publico datum, ob infelices
Wuartanae infultus, aliaqueimpedimenca, hucu f-Uoorts en andere. verbìnderingen tot nog toe uyt gè*
| |u e folverc non licuit) propriamErocae i n C h r y - f ^ dt ^ t lìjk e vèrandering van ecn Rups in een
® lidcm mutationem, tum natufam èc varias
^>rmas Animalculorum, qùae exianguia vocant,
vel jam vel nondum in Nymphas mutatorum,
^^monftraturus lum : omnino e re fore exiftimo,
^gofitionesquafdam, & fefies mutationum prius
^fl:abilire,qiiae probe intelle£lae facera veluti prae-
ferciit ad paradoxas Se multiplices horumee In-
apparitiones clareScdiftinfte percipien-
Sollende dan volgens een 12 jaarige belofte, in
ons hoek van de Aaffemhaalinge, aan het algemetn
gedaan i maar door een ongelukkige derdendaagfi
l^as j aut, fi ita loqui fas eft, penicilli loco inièr-
Ijpent ad variantes ipibrum figuras vivis quaii colori
bus diftinguendas, plenoque in lumine, & nativo
fuo ornata repraefentandas. Ita nimirum
Guide-popken voorfteilen: ende foo van gelyken
den aard ende de verfchillige vertoningen der gefeidt
Bloedelooft Dierkens, hehbende ofte ook nog niet heb»
bende ■ aangenoomen de geftalte van een Popken ,
verbündeten. Soo is 't dative ten hooghßen nootfakelijk
agten, een'tgeftellingen ende orderen van ver anderin»
gen voor f f te maaken, dewelke wel ende te regt ver»
ßaan fijnde, als ecn middel füllen wefen; om de
vreemde en de verftheidene vertooningen defer dier»
kens klaar ende onderfiheidentlyk te begrijpen: oft
te als een penfeel (op datwe fio fpreeken) om haar
verwiffelende geftalteniffen als met eygen verwen a f
te maalen, ende in haar vollen glans ende wefentlijk
cieraat ten toon teft eilen. Op dat alfoo de weetgieri*
geverftanden een vaften ende fiekeren grond mogett
hebben, waar op de befondere ondervindingen, die ik
^Keuriofis harum rerum Ingeniis certa & ftabilia
M fiippeditabuntur fundamenta, quibus fingulares
■illae obfervationes, quarum infignem ipfis numen
A a baai•