Thorax Sc Venter hujufce Infedi fupra modum
plani Sc compreffi funt, ut fere dubites, anne in-
teranea quaedam iis contineantur.
Tab. III.
f ig . i t . / .
Animadverfione longe dignilfimum eft, quod
Infedum hoc maximo nonnunquam obfitum in-
veniatur Lendium omnivariae magnitudinis numero;
ut lane dubitem,fintne verae Lendes, an
vero fingularia quaedam Animalada, exfudo
Scorpii hujus fanguine increfcentia. Corpufcu-
la haec figurae funt nonnihil oblongo-rotundae,
nullifque diftinda annulis, tenfam veluti Se
fplendcntem monftrant fuperficiem. Pyrifor-
mi quodlibet atque oblongo gaudet Collo,cujus
extremum acutum in Scorpii corpore defixum
haeret. Coloris funt inter miniatum Sc purpureum
medii, Se paulo adultiora g elegantem
intus oftendunt particulam traniparentem.
Quae quidem partícula anfam mihi praebuit
minutum hocce Se vilelnlèdum paullo accura-
tius confiderandi, effecitque, ut me ad ejus Anatomen
inftituendam accinxerim. Quis vero cre-
dat, diffedione perfedum in eo Animai a me in-
ventum effe? Atqui res tarnen eft veriflima : unde
attonitus ftupebam ineftàbilia miracula, quae
inexhauftis DEI in Operibus, quorum interven-
tu Is fefe nobis manifeftat, elucefcunt.
Animalculum, quod e Telia id inveftiente
extrahebam, Ovato propemodum Araneo figura
erat limile. Antica parte Caput ejus a con-
ipiciebatur, Se fuper hoc Oculi fub quibus
Pedes, eleganter complicati Se inflexi, compa-
rebant cc. Hi tamen in Animálculo refupinato
longe diftindius cerni poterant dd -, tumque pa-
tebatetiam,quanto artificio Pedunculi ifti in hocce
Ovo compofiti, pilifque obfiti elìent. Color
Animalculi hujus inter miniatum Sc purpureum,
uri dixi, medius erat ; hocque colore id per cu-
tem, qua inveftiebatur , tranfparebat. Qualc-
nairi hoc lit Animalculum, ad quantam exere-
fcat magnitudinem, aut a quanam Animantium
Ipecie id fub forma Ovi hos fuper Scorpios A-
quaticos collocetur, ut ab his pabulum atque
perfedionem fuam aceipiat, mihi ignotum eli.
RarilTimam tamen atque penitus fingularem effe
hanc Obfervationem ea decaulà exiftimo, quo-
niam heic Ovum in rerum natura conlpiciturj
quod forinlbcus adtrado pabulo fenlimaccrelcit.
Nili cui videatur, vcrum id potius Animalculum
elle adpellandum : quam quidem opinionem
haud acriter impugnavero; quum Ovum revera
non fit nifi ipfum Animai ,quod in Ovo duntaxat
robuftiuscvadit,ut inde tandem crumperequeat. i
Partes
bleek grys, en f i eyndigt in een dubbeldcn Start
die ìk geexpliceert vertoon f. Voorts is de Bwfi
en Buyk van dit Dier uytneement plat, fio da;
men haafl denken fiou, dat daar geen ingewanden in
be/looten waaren.
Het is ten boogßen aanmerkclyk in dit Dier '
met vont een groot get al Neeten, dat men het fiom-■
tyts befit vind, die men van alderhande grootte daar
op geiaaar wort, fio dat ik felfs twyfel, of het niet
viel particulière Dier kens f i n , die f in bloet fuygen
en die door bet felve aangroeyen ; dan o f het ivaar-
agtige Neeten finden wee fen. Sy f in van figuur
een weynig langwerpig ront, en glimment, gefpan-
nen van ftruttuur, fonder eenige ringen: y der heeft
een peeragtig ende langwerpig bals ken, dat met fyn
fpitze eynde vaft in het licbaam fit. Hoar couleur
is tuffchen Mente enfi Purper, en als f i wat groo-
ter fin geworden g , f io bemerkt men daar een eie-
relyk deelken in doorfihynen
Dat my occafiegaf dit kleene en geringe Dier ken
wat nauwer te confidereeren, en ook de lufi om het
te ontleeden. Maar wie fou gelooven , dat ik daar
een volkomen Dier door de Settie in quam te vin-
den h. En nogtans is dit fie r waaragtig, fio dat
bet my deed verbaaft ftaan van wegens de onnoe-
melyke wonderen GODS in fine ondoorgrondelyke
werken, daar in by fig aan ons f io klaar vertoont.
Het Dierke, dat ik uyt bet fchaalken trok,
geen het invefteerde , was ten naafien by van figliar
als een ovale Spinnekop.. Voor aan fig men
fin Hooft a, en daar boven fine Oogen b , waar on-
der de Voeten baar vertoonden c c , die fierelyk ge-
vouwen ende geboogen waaren. Ms ik het op fyn
rag omkeerde, fioo fag men de felve nog veel dift bitter
d d ; als ook boe künftig fy in dit Ey te fimen
gefebikt waaren, en met hayrkens befit. De couleur
van dit Dier ken was, als ik gefegt heb, tujfehen
Menie ende Purper, waar mede het door de huyt,
die het bekleede, been febeen. Wat dit voor een
Dier is, hoe groot het wort, o f van welk een foort
van Dieren, dat bet in de form van een Ey op deft
Water-Scorpioen geplaatft wort, om daar fin voet-
fe l ende volmaking te verkrygen , dat is my onbe-
kent. Maar ik agtdeefi obfervatie daar in feer m r,
dat men een Ey in de natuur fiet ,dat allenxkens door
ingefooge\voetfelgroot er wort : ten f i dat men het lie-
ver een Dier ken felve wilde noemen, daar ik niet
veel teg en beb, om dat het Ey het Dierfelve is, dat
daar in alletn maar fterker wort, om daar uyt te
breeken.
1*1
Partes Internai.
Quantum ad internas Scorpii Aquatici partes
adtiner; haud eas quidem omnes Sc fingulas tam
accurate examinavi,quam organa Genitalia, quae
fummam fane merentur animadverfionem. Ven-
triculus St Inteftina viridibus rcferta erant contends
, hilque inanità albo tranfparente gaude-
bant colore; nonnullafque albas glandulas mon-
ftrabant pellucentes. Retro Pylorum vafcula
comparebant varicofa. Abdomen praeterea plu-
rimis fcatebatparticulispinguedineis, quae ema_
culati erant candoris, Sc tanquam in caecas Appendices
divifae videbantur. Pulmonalium fiftu-
larum haud infignis heic erat numerus, fi compares
proportionem, qua in aliis Infedis dantur :
earumrami majores nonnihil flavefcebant, fub-
tiliores vero propagines argenteo fplendebant
candore. Apertiones earundem, ab utroque A-
bdominis latere confpicuae, Alls ibidemobtege-
bantur. In Pedore duae erant Veficulae pneu-
maticae. Medulla Spinalis perpaucis nodulis
gaudebat.
Partes Genitales in malculo tam artificiola St
eximia fabrica conftabant, ut omnem mereren-
tur attentionem : quin ad earum Anatomen per-
ficiendam tanto mihi tempore tantaque opus c-
iat circumfpedione, ut Penem ipfum delineare
neglexerim. Is quidem pofterius in podice fi-
tus ell, ubi loci pluresaliae praeterea occurrunt
jjj particulae notatu dignae. Paullo altius in Abdo-
11.«. mine radix, five corpus Penis nervofum a, col-
locatum eft , quod, albo colore praeditum,
heicabfeiffumrepraefento. HaeccePenis radix,
poilquam aliquot felè in flexus ferpentinos con-
torfit, in quatuor deinde partes dividitur; qua-
rum duae priores Vaia funt deferentia, binae vero
reliquae Veficularum leminalium funguntur
officio, atque itidem in cavum radicis Penis hian-
tes propria, quae elaborarunt, contenta eo deferunt,
Unum ex illis vafis deferentibus, prout concini.
ne a Natura convolò turn eft,ad vivum depidum
t. heic fifto ¿;alterum vero oppofitilateris evolutum
oftendo c: iàcis ea ampia funt Sc dilatata,haud acque
tamen, ac Veficulae feminales. Quin credibile
CH, quod haec vaia ,vi propriae iliac fabricae ,fin-
gularem quandam feminalem materiem fecernant,
ab ea, quae in Tefticulis elaboratur, diverlam:
Glandulis enim hunc in finem inftruda funt, St
texto fatis craffo atque fpongiofo conftant. Qua
deinde Vafa ifthaec deferentia Tefticulis appro-
pmquant, paullatim ea anguftiores binos in Tubus
Inwendige leeden.
Wat de inwendige leeden in de Water- Scorpioe*
nen aangaat, die heb ik niet in alle deelen naukeu*
rig onderfiogt, gelyk als ik wel ontrent de Teelleeden
gedaan bebbe, die ten alderuyterften remarqua-
bei fyn. De Maug en de Darmen waaren metgroe-
ne vuiligheden vervult, dewelke als ik daar uyt
nam, fob waaren fy van een doorfchynende blanke
couleur; en men fag daar ook eenige witte klieren
doorfchynen. Agter de Portier fag men de opge*
/wolle vaten. Ook was de Onderbuik vervult met
verfibeyde vet deelkens, die beider wit haar vertoonden,
enals in blinde Aanhangfels verdeelt. Het
getal der Longpypen was niet feer veel, naa de pro-
portie der felve, in andere Infetten; de grootfte tak-
ken waaren een weinig geelachtig, en de fine ra-
mificatien waaren filver wit. Haare openingen fag
men aan weerfiden op den Onderbuik, daar f i
van de vlevgelen bedekt wierden. ln de Borft waaren
twee opgeblaafe blaasjes. Het Rnggemerg had
ook feer weynig Knoopen.
De Teelleeden in bet Manneken waaren fioo künftig
en beer ly k van maakfel, dat het alle aandagt
verdiende , en om defelve te ontleeden moeft ik fbo
veel tyd ende circumfpettie gebruyken, dat ik de
Roede zelfs vergeeten hebbe aftetekenen. Defelve
leyt agter in den aars, ulwaar bai.r nog verf¿beide
deelkens vertoonen , die haare opmerking verdienen.
Wat hoger in den Onderbuik fiet men den
wortel der Roede, of des felfs fenuwagtig licbaam
»eplaatft a , dat ik afgefneeden vertoon , en van
een witte couleur is. Defe Wortel der Roede fiet
men, nadat fe eenigefiangwyfc bogten gemaaktheeft,
haar in vier deelen te verdeelen; welkers twee
eerfte de toebrengende vaten fy n : en de twee anderen
fyn de Zaadblaasjes, dewelke fig aldaar in de
holligheid van den wortel der Roede openen,en haare
geelaboreerde eygene ftoffen tot hem overvoeren.
Een van deefi toebrengende Vaten vertoon ik met
fine cierelyke buygingen heel naturel naar het lee-
ven b , 3t geen ik aan de andere fyde geexpliceert
vertoon'C.. Sy fyn redelyk wyt ende gedilateert,
maar foo veel niet als de Zaad-blaasjes. En het is
te gelooven , dat f i in haar nog een diftintte faad-
ßoffe fecerneeren , dewelke verfchilt van die in dt
Klootjes geelaboretrt wort. En hier toe fyn f i ook
glanduleus, en van ‘ een redelyk dikke ende fpon-
gieufe fubßantie. Daar ntt deefe toebrengende vaten
de Kbotjes naderen, fiet men dat fe allenxkens
■ in twee nauwe Pypkens verdunt worden d d , die
Mm m z