Tab.XIV.
% i. «i*.
Tab.XIII,
fig. i r .
c. Fig. x.
d. Fig.xr-,
if.Fig.Yiir.
I- K g . v i
Sc y i n .
f.Fig .xn
k XIII,
I Ü
360
mutationi fuae proximi, Alas abfciflas in pelvim
aqua plenam conjeceris ; mox eas vi circumfluen-
tis aquae expandi videbis, tandemque pauco poft
tenipore nitide 8c aequabilem in fuperficiem extendi:
ita, ut vel volatu i -forent hábiles., “modo
ficcitate & firmitate debitis gauderent. Sae-
pius hoc circa Alas experimentum inftitui., at-
que inde quodammodo didici-, quanam ratione
expandantur. Quum enim eas memorato modo
in aquam repofuiifem, majores primo earum plicas
« explicari animadvertebam : deinde vero
paullatim Alae juxta longitudinem exporrige-
banturb : poftea miribili vàlde ratione plicae
longitudinales Alarum evolvebantur donee
tandem Alae d penitus expanderentur. Poteft
id in ipfo Animálculo *, ad vivum delineato,
conipici : at allegatae Alarum icones microfcopio
intercedente exaratae funt. Quoufque Alae
hue in plicis rugifque fuis conftitutae funt,
colore.gaudent obfeure.griieo; qui fenfim dilu-
tior evadit, quando expanduntur.
Ephemeram / ubi di&o modo ex aquis evola-
v it, quanta" poteft , celeritate locum alicubi
quaerit, in quo tranquille confidere queat ; eo-
que invento tenuiffimam quaridam atque tener-
rimam pelliculam five interulam univerfo fuo
corporé,'Capite nimirum,Pe&ore,Ventre, Pc-
dibus, Caudis, Alifque exuit S. Verum pri-
ufquam de altera hae cutis mutatione agam, no-
tandum eft, earn in terra fieri : cum prior contra
in aquis perficeretur. Eft & prima ilia exuviarum
mutatio longe mirabilior atque animad-
verfione majore digna, quam pofterior. Quando
enim Ephemerum prima vice in fupcrficie
aquarum fuam cutem, five togulam quafi exte-
riorem, excutit; tunc totam fuam fpriftinamfor-
mam fimul penitus amittit. At in fecunda mu-
tationchoc nequáquam locum habet.
Sub prima igitur exuviarum mutatione, in
qua cutis Ephemeri, fuper Capite 8c Dorfo de-
hiiccns, repente de corpore abfeedit, donee
Ephemerum inde velociter atque citatim evolet.
notabiles admodum partes amittuntur: omnes
nimirum ab utroque latere Branchiae h , una
cumdeccm infcrioribusPinnisRemigibus. Quin
Branchiae hae , cum abfeedunt, ne pilos quidem
fuos rclinquunt, fed adeo penitus totae eva-
nefcunt, ut nonnifi minuta quaedam veftigia,
five apices, ab iis fuperfint,qui exiguum mar-
ginem five limbum ad latera Ventris conftituunt.
Porro 8c Dentesfive. Forcipcs c amittit Ephemerum
.
ajfnyt, en in een kommetje met water werpp; Job
fiet men defelve, door het omvlietende water da-
telyk uytfpannen : tot fy een geringen tyt daar na
glat ende net uytgerekt worden : fio dat f i als be.
quaam om te vliegen fouden fijn , indien fi maar
droog en ftyf waaren. lk heb dikmaals deefe uyt-
vinding omtrent de Vleugelen gedaan; en daar uyt
ten naaften by geleert, op wat monier dat Jy uit-
fpannen. Want als ik defelve op de verhadlde wyfi
in bet water lag, foo bemerkte ik , dat eerft de
zgroote vouwen der Vleugelen daar uyt gingen:
waar op dan de b Vleugel allengskens in ßn leng-
te uytgeftrekt wiert. Hier op wierden dan feer
wonderlyk de c lang-werpige ployen der Vleugelen
uytgefpannen t tot dat de Vleugel ten laatfieh
heel uytgefit wiert. , Soo als men dat in hetc Bees-
ken fielve fien kan, dat na bet leeven is afgeteekent.
daar in tegendecl de aangewefe ajbeeldinge der Vleugelen
onder een vergrootglas gefibiet is. Wanneer
de Vleugelen noch in haar vouwen en ployen fijn,
foo ts haar couleur donker grys, die, wanneer fy uyt-
gefpannen fijn, allengskens ligter wordt.
Het ^ Haß, fig op degejeyde wyfe uyt het watet
begeven bebbende , ylt met de grootfte vaart, die
het kan , om ergens een ruft-plaats te vinden. B0-
welke bekomen bebbende, fio g trekt bet van fijn
gantfebe lichaam, als van het Hooß, de Borft, de
Buyk, de Beenen, de Staarten, ende,de Vleugelen,
een overdun en tenger Vltesken , of hemdeken af.
Maar eeriknu deefe tweede manier van vervellen
afbandel, foo moet men weeten, dat defelve op het.
land gefibiet: daar bet eerfte vervellen binnen in
het water gebeut de. En welke eerfte vervelling
ook Wonderlyker ende aarimerkelyker is-\ als deefe
tweede. Want als bet Aas booven aan de vlakte
van het water de eerfte maal vervelt, ende fijn bo-
ven-rokje gelyk als uytfchut, foo verlieft het al-
daar gantfehelyk ende geheelyk fijn voorige ge-
daante. Het welk het niet en doet in bet tweede
vervellen.
In het eerfte vervellen dan , alwaar de
huyt van bet Aas, op fyn hooß en rüg open-
barft, en fchielyk van fyn lichaam affcbuyfi»
tot dat hy daar gefwint en vaardig uyt weg-vliegt:
fio worden aanmerkelyke deelen verlooren; b als
alle de Kuwen aan weerjyden, met de onderfte tien
vlot-riemkens. Nog fio behouden deefe afgewec-
ken Kuwen gantfih geen hayrkens , maar f i ver-
dwynen fio gantfehelyk, datier maar een'tge kleene
teekenen of punten van over b ly ven : die" aan de
Jyden des buyks een kleen randeken o f boortken uyt
maaken. Vorder fio verlieft bet Aas fine c 7 anden
, of Schären; als ook de gc daante van fin d d
B eenen y
. Hierum, 8c priftinam • Pedum fuoriim formam dd,
if^É Alarum folliculos e , 8c Gaudas^ 8cc. Unde
^ Ephemerum hac cutis mutatione fun6tum velur
ti aliud penitus Animala evafit.
Quum Vero difficillimum fit, imo haud pofli-
bile, omnia haec breviflìmo ilio , quo Cutis de-
ponitur, temporis punóto obfervare ; otiofe id
quifquam peragcrc poteft, fi Vermem, jamjam
inutationem fubiturum, lente 8c dextere fua
Cute exuit. Tum enim. abfeedentes Branchiae,
quaeexüviis Ephemeri inhaerefeunt, quam cla.
riifime cernuntur: comparer etiam, qualesnam
Apiculi prominentes in ipio Ephemcro ab iis re-
•linquantur; imo vel illae pariter in exuviisFoveo-
lae conipici poflunt, quae modo diitos apiculos
exceperant» . Praeterca etiam Fiftulas Pulmonales
exutas ibi videre licet. Et quid plura de
Mufculis,Tendinibus, Vafis, Nervifque refe-
ram, quae maturi inftar fru&us, ex arbore de-
cidcnti|g^a fe mutuo recedunt ? Circa haec enim
nee intelle&ui, nec animadverfioni, nec expe-
rientiae ullus eft locus : quandoquidem ea omnia
ab Omnipotente Sapientia, Prudentia, 8c Prov
v id a diriguritur; 8c tarn mirabili quidem
modo diriguntur, ut fimul fint incomprehenfi-
'bilia. 1 v . . •.
Porro quamvis plurimae Ephemeri Vermis
partes fub prima illa cutis, mutatione longius
extendantur ; Cornicula tarnen, quae anterius e
Capite Vermis prominent, fimpliciter tantum
fuam exuunt cutem, hacque exuta dein longe
tenerioxa 8c breviora funt in Ephemcro volante,
quam in Verme erant. Quae circa Oculos
Contingit, mutatio majorem multo meretur ad-
tentionem : Cornea enim eorum Tunica,quae ve-
luti explanata 8c laevis in Verme fuerat, poft
depofitas exuvias in Ephemero multorum quafi
ex congerie Oculorum, qui tanquam reticulum
aequabiliter interftin&um conftituunt, conftare
videtur. Pedes itidem, una cum duabus Caudis,
vi mutationis altero tanto longiores evadunt :
tertia vero Càuda, in medio fita, penitus depo- ,
nitur.
Quum dico, quod bini hujus .Animalculi O-
culi veluti compofiti fint ex congerie multorum
Ocellorum ( quos equidem in nonnullis Infeétis
fexies imo fepties millenos obfervavi, in aliis
vero,uti funt Aranei atque Scorpiones, paflim
fuper corpore difperfòs) ; haud ideo quis .velim
exiftimet, quod Oculi illi, u t i. in Hominibus
aliifve quibufdam cognitis Animantibus ,'fabre-
fafti fint. Nequaquam. Carent enim humori-
bus : at quaelibet eorum divifio globofa hexago-
1 . nüm
' Beenen, ende de e Knopkens der Vleugelin, da
Staarten g, ende fio voorts. Soo dat het door deefe
aflegging van huyt a fig als een geheel ander Dier
vertoqnt.
Maar al foo nu dit alles feer moeyelyk, ende ook
onmogelyk is in de baaftigheyt van het vervellen
te bemerken; foo kan men het hesl op ß n gemak
befien, wanneer als men een Wurm, die op bet 00*
genblik van fyn vervelling ftaat, langfaam en künftig
den huyt af trekt. Als. dan fiet men feer klaar
de afftroopende Kutiwen, die in het vel van het Aas
blyven: van gelyken fiet men wat voor uytfteekende
puntkens, datier in het Haft felfs van over bly-y
ven. Soo fiet men ook de Kuylkcns, waar in deßl-
ve in het afgeftroopte vel gefteeken hebben. In bet
welk men dan vorder fiet de afgeweeken Long-pyp-
kens. En wat fal ik meer feggen van de Spieren,
de Peefen , de Äderen, ende de Sentien, die als een
rype vrugt, die van de boom valt, van malkande-
ren qfwyken. En waar omtrent nog verftunt, nog
opmerking, nog ook ondervinding plaats beeft t
want een Almogende Wysheyt, Voorfienigbeyt, ende
Voorfigtigheyt beßiert dit alles:_ ende fi beftiert
bet foo wonderlyk, dat, bet te gefyk ondoorgrondelyk
Vor ders, hoewel nu alle ofte de meeße deelen van
den HafirWurm. in. dit eerfte vervellen langer uytgerekt
worden, fio ftroopen de Hoorn kens, die voor
aan het hooß van de Wurm fijn , maar enkelyk
haar vel a f : waar na dat f i dan veel teer der en
korter in het Haft , als in bet Aas fijn. Veel aan-
merkelyker is de verandering omtrent de Oogen s
want het Hoorn-Vliesken derfelve, dat als ejfen ende
glat in de wurm is, dat fiet men na het a f ftroopen
van de Huyt uyt een vergadering van veele
oogen, die als een gelyk-matig netken uytmaaken,
in het Haft te beftaan. De voeten worden, door het
afßroopen te gelyk met twee van de Starten eens
foo lang ; ende de der de of de middelfte Start wort
gantfih af ge legt.
Wanneer als ik fig , dat de twee Oogen van dit
Dierken uyt een vergadering van veele kleene Cog-
kensbtfiaan; die ik in fommige van deefe Beeskens
1vel fes en feven duyfent te fijn ondervinde ; ende
in anderen hier en daar op het lichaam verfpreyt *
als in de Spinnekoppen ende de Scorpioenen plaats
heefi: fio moet men echter niet meenen , dat defelve
als de Oogen van-de Menfchen, of eenige ändere
behende Dieren, van maakfel fyn. Nee**
geenfins ; want in de/ehe en worden geene vogtig-
Y 'y y '