Tab. IV.
f ig . i l . i .
fig . i . e.
m
Tab. V.
f ig / IV.«»
b. c.
d
Tab. IV.
fig. i.
doquidem hoc ad rei cognitionem nihil quidquam
confert: diftin&ius faltem res nonnullae intei ligi
poiTunt, fiquando fernet ipfis viventibus palilo
grandiores exhibentur.
Omnium optimus Cochleam diilècandi modus
eft, f i, Teftä /. primum detra&a, initium dein-
de fit in Limbo Cochleae e -r qui quidem a latere
corporis finiftro, fubtili prius forficula, debet re-
fecari, cavendo interim, neaddextram fita ejus
foramina g .f. vulnerentur: unde, his prorfus
illaefis manentibus,L.imbus circumfpedte ab infra
haerente corpore ièparandus atque difcinden-
duseft. Alioquinenim, nifi foramina illa caute
vitentur, exitus Inteftinorumaeque,ac viae
Sacculi Calcarii, fauciatur.
dat tot de kcnnis van de faak gans niet doen kan:
all een geejt het een klaar der begrip , als fommige
faken wat grooter als bet leeven vertoont ßn.
Primum, quod tunc ibi in confpe&um venit,
eft fubjacens corporis Cutis ; quae a fiiperiore &
interiore Limbi, qua membranaceus eft, parte
tanquam tegumento, operta, ibidem loci multo
eft tenuior, albidi vel palliduli coloris, & fibris
oblongis Mufculofis inftruéìa. Hanc vero inter-
nae cutis partem fi prudenter ièparaveris; fub-
jacentes videbisMuiculos transverfales, qui, licet
haud admodum diftinéte, transparent. Utrin-
que in molli vel declivi Ventris parte Mulculi
quidam ferrati obièrvantur, qui Tendines fuos
fupra Peritonaeum exporrigunt. Mufculus vero
parvus, tranfverfim decurrens, ipio fuperPeri-
tonaeo fubjacente fitus eft. Omnes hi Muiculi
inièrviunt ad corpus introrfum premendum, atque
Inteftinorum, vaiorum Spermaticorum contènta
&c. movenda.
Quodfi deinde Limbus hic, una cum parte
fua membranacea, retrorfum fupra corporis fpi-
ram trahatur, atque hinc inde, ubi cohaeret,
. refecetur;mox tunc Venae a , quae fubtus Lim-
bum verfus decurrunt b , atque ipfum Cor c ,
. hujufque Auricula d, & Vena Cava inde pullu-
lans, fimul & variae cavitates , in quibus aèr
movetur, atque nonnullae aliae praeterea parti-
culae, uti funt Sacculus Calcarius e, ejufque
duètus, inteftino proxime adjacens, Inteftinum
r. reètum ipfum / , Hepar, & quaedam ad vafa
Spermatica pertinentia, confpiciuntur. Harum-
ce partium nonnullàs ex ordine nunc deicribam,
alias vero fuo poftmoaum loco. A Corde initium
fàciam.
Cor in medio corporis, circa extremum for-
nicis Limbi, totum corpus ambientis, fitum
eft- ibique loci, paulum adfiniftras, in declivi
corporis, ob veftientium membranarum tenui-
l. tatem, quam elegantiflìme traniparere /, atque
in
De alderbequaamfie manier om de Slak te ontlee-
den is , naa dat men het Hoornken i daar eerfi
heeft afgcnomen, dat men daar begint by de Rant
o f Lip des Slax e, die men aan de linker fyde van
ß n lichaam met een fyn ßbaarken eerßelyk mutt
afknippen, fonder aan de regt er fyde fijne Gaat-
kens g, f, te quetfen : foo dat die heel ongeßhondcn
blyvende, men dit deel voorfigtig van bet onderleg-
gende lichaam rnoet affcheyden en doorßiyden. Want
anders , f io men deeß openingen niet en myt, foo
queß men den uytgank der Dar men, en die van
de pqffagie van bet Kalkbetirken.
Het eerfie dat ons voorkomt is de onderleggende
Huyt van het lichaam, dewelke het bovenße en bin-
nenfte gedeelte van het vliefig deel der Lip o f rand
voordekßl hebbende , daar ter plaatß veel dun der
is , ßnde wit of bleekagtig van couleur, en met
Iangwerpige mußuleufe vezelen verfien. Het iveljg
ke deel der inwendige huyt als men langfaam af-
fcbeyt,foo fiet men de onderleggende chwars lopen-
de mußulen, die daar door fchynen, dan niet heel
klaar. Aan weerßden in het weke ,ofbet hangen
des Buykx,fiet men eenige getande Mufculen, de-
welke bare Pefen op het gemeene Buyk-vlies uyt-
ßrekken. En het dwars lopende Muskelke is op
het onderleggende Buyk-vlies felfs geleegen. Aller
\welker fpicren haar gebruyk i s , om het lichaam in-
waarts te drukken, en de vuiligheden der Damen,
Saatvaten, en foo voorts te helpen beweegen.
Als men nu deeß Lip met ß n vließg deel
agter over den dray van het lichaam trekt, en dat
hier en daar, alwaar het felve verknogt is, afknipt,
foo ßet men datelyk de Aderen a dewelke onder naa
de Lip ofRand lopen b , als ook het Hart, cß n Oer-
kend,en de Holle Ader, die daaruyt fprayt, als
7r.eede verßheyde holligheeden, daar de lugt in be-
weegt wort; en ook eenige andere deel kens, als
het Kalkbeursken e, en fyn pypken , o f leider dat
naaß aan de Darm leyt; de regten Darm f felvers
de Lever, en eenige deelkens tot de Saatvaten,
Waar van ik eenige vervolgens, en andere als bet
pasgeeft, befchryvenzal, beginnende eerß van het
Hart.
Het Hert is geplaatfl in het midden van bet It-
chaam, omtrent in het uyterfle des concameratie van
de Rant, o f Limbus, die het ganfche lichaam oin-
loopt; daar men het een weynig aan de linker fyde,
feer aardig, door de dunte. van de bekledende vlte-
1 1
|.vin
vita fernet movere cernitur., Pericardio id
jncluditur tenuiflimo, cujus in cavo fat magna
Lymphatici humoris, cryftalli inftar, limpidi^
fimi, copia datur. Pericardio diifeéfco ftatim
fe cònfpiciendum offert Cor pulfans c , fiia cum
Auricula d\ quae membranofae & perquam tenuis
eft fabricae,intus variis, tam carneis, quam
membranaceis, fibris eodem modo pertexta, ac
in Auriculis Cordis Hominis, aliorumque Ani-
inantium, obtinet. Cor ipfum carneum eft, caf-
neique coloris, miifculum referens diei fpatio
in aqua maccratum ,& tantum non omni fuo Sanguine
emunèhim. Externa Cordis fuperficies
laevis eft & pyri formam habet; interiora autem
plurimis carneis columnis, villis, fibris, inae-
qualia funt; itidem uti in Cordibus Hominum
Brutorumque obièrvamus: inde fit, quodmul-
tisintus finibus, angulifque , Cor diftinguatur,
8c admodum fibratum fit. Ad ejus ingreflum,
prope Auriculam, binae haerent Valvulae ièmi-
lunares c , prohibentes, ne Sanguis rurfiim ini
Auriculam retrogredi queat. Uti autem una
duntaxat eft Cordi Auricula ; fic & uno tantum
id cavo gaudet. Atque fimiliter nonnifi dupli-
cis generis heic reperiuntur vaia, Venae feilieet
& Arteriae. Venae quidem fiipra Cordis Auri-
■ eulam d, levi negotio confpicuae funt,ubi loci
Vena Cava cernitur ; equa -pullulantès, mirabili
quodam modo fibi intertextae, elegans formant
reticulum. Arteriae difficilius deteguntur,
nec prius in conipe&um prodeunt, quam corpus
primo fuerit apertum. Attamen Aoitae,vel
Arteriae magnae, principium ibi loci circiter
extra ventrem exiftit, ubi Cor cum Sacculo Cal-
• cario e. conneétitur. Ex cono autem, five ex-
tremo cordis acutiore, Arteria magna originem
ducit;& ftatim ab initio, prout in Piicibus quo-
• que obtinet, paululum d ila ta tam o x deinde
ramos fuos quaquaverfum , & per corporis inte-
riora, & extrorfum in membranas , aeque
retrorfum juxta corporis fpiram, ac antror-
fum, diipertitur ; primo quidem illis pro-
fpicicns partibus, quibus proxima eft , Sac-
. culo nimirum Calcario e , Inteftinis , He-
pati, Ventriculo, & vafis Spermatids; poftea
dico progrediens ad tunicas Hepar inveftientcs,
ad Mufculos, Nervos, atque Glandulas Cutis.
Horum tamen ramorum nonnifi infigniores
quofdam, una cum divifionibus fiiis, delinea-
V1 h, atque caeterum corporis ipfius duntaxat
fpifam atque figuram punètis defcripfi i i i i , ut
harum partium fitus inde intelligi poflet.
Sanguis in Corde ejufque Arteriis contentus
ß n , in bet hangen van het lichaam, fiet doorheen
fichynen 1, en in het leeven fig beweegen. Het wort
heßooten in een feer dun Iiartcßakje, dat inßn holte
al vry veel lympbatik water heeft, ß o klaar als
een beidere cryßal. Als men dit Hartefaxken geo-
pent h eeß ,fio vertoont fig het kloppende Hart c
onmiddelbaar met ß n Oorvliesken d, het welk vlei-
fig en feer dun van maakfel is , ßnde van binnen
doorweven met verfcheyde vleeßge en vliefige fibren,
op de wys als dat ook in de Vliefen van de herten
der Menfchen en Beefien, te fien is. Het Hert felve.
is vleesagtig, en ook lyfverwig van couleur , als
een muskel die een dagb in het water geleegen heeft,
en daar het bloet ten naaflen by uytgetrokken is.,
Uytwendig is het Hert ejfen ende Peeraghtig van
maakfef en van binnen is he.t met veele vliefige
colummen en draaden verfien, als ook in de Herten
der Menfchen en Dieren plaats heeft. Waar door
dat het met veele holligheeden en winkelhoeken
doorweven w o r t e n feer fibreus van binnen is^
Aan ß n ingank by het Qorken heeft het twee hal-
vemaansgewyfi Klapvliefen c , dewelke beletten
dat het Bloet niet weer te rugh in het Oorvliesken loo-
pen kan. En gelyk daar maar een Oorvlieske is
foo heeft het Hert ook maar eene holligheid, En ß o
van gelyken vindt men aldaar niet als tweder-
hande vaten, Aderen en Slagaderen: de Aderen ß n
boven het Oirken d van het Hert, ßnder weynig
moiete ßgtbaar, daar de Hol-ader te fien is , uyt
welken ß fpruytende een wonderlyk aardig ge-
weeffel van een nettcken maaken, De Slag-Aders ß n
moeyelyker te ontdekken, en niet te fien, vcor men
het lichaam eerßelyk geopent heeft. Evenwel ß o
leyt bet begin der groote Slagader buyten de buyk ,
ontrent de plaats daar het Hart met bet Kalkbeursken
e verbonden wort. Deefe groote Slagader fpruyt
uit den Conus, ofhet fpitfe eyndevan het Hert, daar
defelve, gelyk in de Vißchen geßbiet, een weynig
verwydt wort g. En dan foo verfprey t defe Slagader
datelyk fyne takken, aan a lleßden, inwendig
door het lichaam, en uytwendig in de vliefen ,foo
naa agterenvolgens den dray van het lichaam, als naa
voren; verfien de eerßelyk^ die de eien , daar hy het
naafie hy i s ; als het Kalkbeurken, e de Darmen ,
de Lever, de Maag, en de Saatvaten ; en ß o gaat hy
voorts tot de omvangende vliefen der Lever, de Spieren,
de Senuen, en de Klieren van de Huyt. Waar van
ik alleen eenige groote takken , en bare verdelin-
gen heb uytgebeelt h , en voorts heb ik den draay en
de gedaante van het lichaam felve met ftippelen
ii i i afgebe eit, om te doen begrypen, waar deefe
deelen leggen.
Het Bloet, ’t geen bet Hart en fyne Slagaderen
G g *