Tab. IX.
l i Y l . f .
d. e. 1
SeZio autem inchoari debet proximc ad Vul"
vam c, ibique forficula difcindi Limbus : quo
faZo , quatuor partes diverfae in confpeZum
veniunt. Exiguus nimirum Margo quidam, ele-
gantilfime complicatus d : exitus Intcftini reZi e
Branchiae dein/, quarum aliquot extra Limbum
in icone priore jam funt exhibitae : tandemque
Uterus £, quem dilfecando adapertum heic delincavi
una cum vivo foetu intus contento, qui
vivens paritur ab hac Cochlea.
Limbus fingulari quodam haud gaudet fora-
mine, uti in aliis vel Tcrreftribus vel Aquaticis
Cochleis; fed fere totus undequaque pateicit
novit autem Cochlea muiculoiàsLimbi partes in-
ternas ita movere, atque extra Calycem evolvere
• ut aèrem hac rarione ejus in cavum adducat,
qui poftea rurfus inde excutitur, quando Cochlea
intra lapideamfuam cutem fernet recondit.
Atque fic quidem exilis ille Margo complicatus
faciliime confpici poteft, cujus plicas ego, five
rugas anfraZuofas, a curvatione & contrazione
corporis oriri cenfeo. Quodfi particula haec d
difcinditur, patet, earn non eflè nifi congeriem
traniparentium, criftallinorum globulorum, magnitudine
inter fe aequalium, qui naturae omnes
funt lapideae, ut fub cultro vel forfice ftrideant
Cornicula, turn pars Oris iùperior, multaeque
aliae hujus Animalculi partes, itidem omnia la-
pidefcunt, & hinc arenae inftar ftridorem edunt,
ubi ori ingeftac nonnihil commanducantur.
Mifcui hinc ipfis fpiritum Vitrioli, quocum vehementer
effervefcebant.
Igitur vel prima haecce obfervatio jam fingu.
laris admodum & rariffima eft, attentamque mc-
rctur animi adverfionem ,quomodo Omnipotens
DEUS Animalculum potuerit fabricare, quod
veluti e lapillis conftans ipfas tarnen has fuas partes
movere, agitare, contrahere, introrfum ducere
atque extendere valet ; quoniam Mufculi
horumqueTendines iis interfertifunt, &per eas
dccurrunt. Quis autem defcribat, quanam ra-
tione Venae, Arteriae, & Nervi ibidem contex-
ti, digefti, atque collocati fint? Nemo fane
nifi qui omnia haec fabrefecit. Ifta globulorum
cryftallinorum congeries in Corniculis praepri-
mis adeo eft dives j ut fpatiùm fere non liceat
invenire , in quo diZae partes collocatae
queant concipi. Ut adeo vel inde iòlum luce
meridiana clarius innotefcat, quanta artificia, &
inaudita miracula, Oculatiflimus ifte ArchiteZuà
in Bibliis fuorum Operum recondiderit.
Quodfi Inteftinum reZum e aperitur, .cerni-
tur id terreftri quadatn materie, grifea, repletum,
De opening moet gefcbieden naaft aan de Scha«
melheid c, daar men de Lip ofRand moet doorknippen
met een fchaarken; dan ßet men daar vier befondere
deelen. Als een feer aardig 5/ famen-geployt Rant-
ken d. De opening van den Ende Idar m e. de Kurven
f. Waar van eenige in de voorgaande afbeelding
buyten de Rand alreede vertoont Jyn. En dan de
Lyjmoeder g, die ik open gefneeden gctekent heb tn
een levendige vrugt van een Slaxken daar in, dat
levendig van hem gehaart wort.
De Lip ofRand heeftgeen befondere opening, als
in de andere Lant-en Water-Slakken ; maar hy is
ten naafien by haaft heel open , en de Slak weet de
mufeuleufe inwendige deelen daar van foo te bewegen,
en buyten het hoornken te buygen, dat hy daar
door de lugt in haar holte haalt, die hy dan daar
weer uytblaaß, als hyfig in Jyn ßeenige huyt ver-
fchuylt. Hier door kan men dit famen geployt Rant-
ken heel ligtfien. En ik oordeel dat deefe ployen
o f krenkelige vouiven , ontßaan uyt het buygen
en H famen trekken van Jyn lichaam. Als
men dit Deelken d doorfnyt,foo ßet men, dat bet
een vergadering is van doorlugtige Crißallyne
Klootkens, van een eenparige grootte, die alle te
famen van een fteenagtigen aart fyn : foo dat
het mes en de fchaar daar op knarfi en kraakt. De
Hoornkens en het bovenße gedeelte van de Montan
veele andere deelen van deefe Slak, die fyn al te
famen van het felve maakfel, foo dat als men deefe
deelkens in de mont neemt, en wat kannst, fy alle
kraakenals fant. Hierom vermengde ik haar rnetgeeft
van Vitriool, daar Jy feer ßerk meede effervejceerden.
Dit is dan al een feer raare ondervinding, en het
is 00k wel aan te merken , hoe de Almaytige
GO DT een Dierken heejt iveeten te maaken, dat-,
als uyt ßeenkens beßaande, egter die deelen roereit,
bewegen, en te famen trekken kan, als 00k haar
inhqalen en uytßeeken: om dat de Mufculen en
haare pefen daar tujfchen in gevoegt fyn , en daar
doorloopen. En wie fa l befchryven , hoe de Adereny
de Slagaderen, en Senuwen ul daar van maakfel, Order
, en ßtuatie Jyn ? Voorwaar niemant , als
Hy die dit alles gemaokt he f t . Deefe verfameling
van Crißallyne Klootkens is in foo een merkelyke
quantiteit in de Hoornkens, dat men daar haaß geen
plaatsßet, om de gefeyde deelen in te concipieren.
Soo dat hier uyt alleen meer als over klaar blykt»
vsat inventien en ongehoorde wanderen die Algeoog-
de Architeff in den Bybel ßner fchepfelen verborgen
he f t .
Als men den Endeldarm e opent, foo ßet tuen
haar met een aardagtige gryje fubßantie vervvlt,
en
tum, atque plurimis intus membranaceis ner- ’ en van binnen is fy met veele vtießge eti nerveufi
veifque interfepimentis , tanquam valvulis, c-'ajfchutfelen, als met klapvliefcn, feer aardig ver-
légantiflìme diftinZum, continuo magis ma- ; deelti wordende geduurig wyder, tot fy door de
gifque ampliari | donec tandem Hepate trajeZo, Leever lopende, en de dünne darmen makende, in de
tenuibufque Inteftinis conftitutis, in Ventricu- \Maag eyndigt, die als een fyn pypke fchynt te fyn.
lum definat, qui tenuis veluti tubulus efiè vide- En de uytwcrpfcien, die dit Slaxke laß, fyn als een
tur. Excrementa, quae Cochlea haec reddit, j vergadering vanovaie hroxkens,die aan een gefcka-
eongeries quafi funt ovatarum particularum, in-j kelt fyn ; en men ßet fe 00k wel foo in de dar-
ter fe mutuo concatenatarum; -cujufmodiSc in\men.
ipfis revera Inteftinis reperiuntur.
Partes, quas Branchias voco / , itidem per-
quam mirabiles funt, & nitido ordine atque Ion.
gitudine aequabili ad latera Inteftini reZi coL
locacae, hoc-ipfum longo fatis fpatio in corporis
ufque curvaturam' comitantur. Eas fi confpi-
cilloperluftres,peZinem veluti referunt latis den-
tibus ferratum; quamvis mollitie omnes atque
teneritudine membranulis affimilentur. Principio
particulas hafee credideram membranaceas
eile Uteri expanfiones : verum ex fitu atque
fkbrica poftmodum multo eas magis cum Bran-
chiis convenire didici.
Uterus, qui, ut diximus, apertus heic re-
. praefentatur^-, hacce in Cochlea ibi loci fitus
eft, ubi in Cochlea Operculari Inteftinum rc-
ftum confpicitur. Quum lente eundem aperi-
rem, mox fub tunica ejus fuperiore, quam cum
Limbi cute communem habet, congeries mihi
, occurrebat particularum oblongarum ¿,numero-
fiffimarum, & longitudine & craflitie & figura
nonnihil diferepantium ; quas cum de locis fuis
dimoverem, omnes vivere & totidem vivös eile
Vcrmiculos,quot ejufmodi particularum ibi ap-
parebant, comperiebam. Intus in his Vermicu-
1 lisoblonga & traniparens conipiciebatur ftria b,
cincreo-grifea. Quum vero Vermiculum talem
difiecare fufeiperem, biniequolibet, imo temi,
& nonnunquam quaterni prodibant intus con-
clufi Vermiculi, eadem propemodum, ac Gy-
. rwus Ranarum , vel Cuculus marinus, figura,
■ Capite craflb a, Caudaque tenui b, donati. Priores
quidem Vcrmiculi tardiufeule fernet move-
bant j at haec Animalcula, aquae immilla,quam
veloeiffime pronatabant, fuafque caudulas forti-
ter admodum .in flexus contorquebant. Fateor
ifthaec attonitum me reddidiflè, qui minime
praevideram ,tot atque tanta uno in Animaculo
miracula mihiclfe occurfura, meque ignorant
e & caecitatis meae, quoad caufas horumee
omnium, tantopere conviZum iri.
Omnes hi Vermiculi particulam monftrabant
iubrotundam, per medium iplòrum corpus
tranfparentcm ; ad caudam vero nonnulli emine.
bant
De Deelkens, die ik Kuuwin noeme f , Jyn mee*
de feer wonäerlyk , en met een nette order, en een
eenparige langte, aan de Jyden van de regter darm
geplaatfi, die fy al heel ver in de bogt van het lichaam
volgen. Als men die met een vergrootgla5
beßet, foo vertoonen fy haar als een kam met breede
tanden; boewelfy alle week en teer als Vlieskens
fyn. In het eerß nam ik deefe deelkens voor de
vließge uytfpantfeien des Lyfsmoeders. Dan nader-
hantfag ik , dat haar ßtuatie en maakfel veel meer
fnet de Kuuwen overeenquam.
De Baarmoeder, die, als gefegt yopen getekent is
g » defelve is in dit Slaxken geplaatfi, al waar
men den Endeldarm in de Caracolfiet. Als ik hem
langfaam open de, foo bevond i k , dat eßen onder Jyn
bovenße vlies, dat hy met de huyt van de Lip o f
Rand gemein heeft, een vergadering lag van een
feer groot getal langwerpig e deelkens a, die eenigßns,
foo in langte, als dikte , en in figmr verfcheelden.
Maar als ik defelve van haar plaats beweegde, foo
bevond ik, dat Jy alle leefden, en foo veele levende
wurmkens waaren, als haar van die deelkens al-
daar vertoonden. Binnen in haar f dg men een langwerpig
en doorfchynent ßreepken b , dat afgraau
van couleur '.was. Maar als ik nu dit Wurmken
wilde ontleeden, foo quamen uyt ieder twee, en
00k Wel drie, en fomtyts vier befloote Wurmkens;
van figuur haaß, als de Gyrinus der Kikvorfchen, of
de Zeehaan, die een dikke kop a en dünnen Start b
hadden. De vorige Wurmkens beweegden haar traa-
gelyk, maar deefe Dierkens Jwommen feer vaardig
, als ik haar in water ley, en Jy beweegden
haar fiart feer ßerk in bog ten. Ik moet bekennen,
dat my dit verbaafde, alfoo ik geenßns dagte, dat
ik foo veele wonderen in een Dierke fou ondek,-
ken: en dan 00k, dat ik myne onwetentheid en blint-
heid, ontrent de oorfaaken van dit alles, fou leeren
kennen.
Alle deefe Wurmkens hadden een rondagtig deelken
, dat doorfchynende was, in het midden door
haar lichaam, en op de fiart eenige weke penne-
X x kens