Tab.XIII.
fig.vn.aa.
ñuta Se fubtilia funt Ephemeri Ovula ; ratio facile
patet, quare Vermes,inde prodeuntes, trien-
nii ípatio dcbeant increícere, priuíquam ad per*
feótionem fuam perduóti mutationis negotium
fuícipere queant.
C A P U T v i r .
Signa ìndicantia, utrum Ephemerum brevi
evolaiurum fit: turn quidnam ipfi
officiai: & ad quemnam Naturalium
Mutationum Ordinem id pertineat.
GEneralia atque antecedentia figna in-
ftantis Ephemeri Vermium mutationis
habentur in tempeftate t calido nimirum Se
ficco vere ; hyeme mitiore; pluvia Se nive minus
copiofis ; mollique Se tacite fluente aqua. Signa
.vero peculiaria, quibus fcitur, Vermes hos brevi
cfle volaturos, fita funt in Alarum fuper dorio
protuberatione : hae enim circa illud tempus
depreflàm planamque fuam formam cum tumi-
diore 8c magis rotunda commutant. Aqueum
fcilicet illud gluten, quodalioqui intra tunicas,
quae Alas compleótuntur, reperitur, craffius
jam Se tenaciusevadit, futuraeque Alae figuram
paullatim induit: unde eft, quod eojam tempore
Alae per externum fuum putamen« quodam-
modo tranípareant.-
Certiora autem funt haec figna, ficubi &
praeterea color harumce intus latitantium Ala-
rum ex flavefeente Se pallido in griièum cerni-
tur abire. Quin major adhuc iis ineft certitudo,
fi externà Alarum tetta, de corpore Animalculi
abftraóla,intus haerentem Alam prorius illaeiàm
inde producere licet. Quemadmodum in Tabulae
X IV. fig. i. fub lit. eee patet; ubi Alam
prout. artificióle a natura complicata eft, magnitudine
auóta depiótam fitto.
Accedit Se aliud praeterea fignum, fub dif-
fectione horumee Animalculorum fefe offèrens:
quando nimirum partes Genitales, Se Ovula ple-
namfuam magnitudinem, duritiem, Se ovatam
figuram jam adepta efle deprehendimus. Unde
vel integrum quoque Animalculum turn tempo-
ris de exteriore fua pelle, eximere, atque hac
encheirefi inEphemeri volantis formam tranfinu-
tare licet.
■ T o tempore omnia hujus Infeóti vifceraa for-
dibus fuis purgata funt, nec in Ventrículo atque
Inteftinis aliud quid continetur, nifi pellucidi
atque depurati humores, qui, quo mutatio
longius abeft, eo adparent magis turbidi Se colora
Terwyl nu dcEyeren van hei Haft fio k/een en fit),
tiel fyn; foo blykt daar lichtelyk de ree den uyt
waarom de Wurmen , die daar uyt voortkoomen
drie jaaren moeten groeyen , eer fy tot haar vol-
maaktheyt geraaken en veränderen kunnen.
H E T V II, H O O F T S T U K .
Teekenen of het Aas haaft vliegen fal • en
dan, wat het fchadelijkisj en tot wat
Order van de natnurelijke veranderin-
gen dat het behoort.
DE algemeene ende de voorafloopende teekenen
van de aanftaande veranderingen der Haft‘ •wurmen,
ts het weer; als een warm en droog voorjaar;een
JaJte winter; weynig regen en fiieeuw; ende een
Jaft ende Jlil-loopent water. De befondere teekp-
nen, ofhet Aas haaft vliegen fa l: die Jyn het uyt-
puylen der Vleugelen op de rüg, dewelke op die tyt,
voor een platte ende ejjen geßalte, een dikker eit
rontagtiger gedaante verkrygen. Waar door de wo-'
terige lymigheyt, die ander/ins binnen in de Vliefen
die de Vleugelen bevatten,bevonden wort, nu dikker
en tayer wort; foo dat dezelve de geftalte van een toe*
körnende Vleugel komt aan te nemen. Dewelke men
op die tyt door de a uyterlyke fchaal der Vleugelen
eenigfinsfiet heen fchynen.
Deefe teekenen ßjn noch klaarder, wanaetr men
de Verw deefer inwendige vleugelen van geelagtig
en bleek in grys fiet veränderen. En nog feekerder
fyn f y ,wanneer men , het uyt wendig Schaalken der
Vleugelenvan het Dierkens lichaam aftrekkende* de
binnenfte Vleugel geheel ongefchonden daar kan
uytneemen. Als op deXIV.plaat i.fig.by de letters
eee vertoont wort ; alwaar de Vleugel met ftn
naturelyke en künftige vouwingen in het groot is
afgebeelt.
Noch is daar een ander teeken, namentlyk als
men deefe Dierkens ontleet; dat men dan de SaaU
deelen, ende de Eyeren in haar volkomen groote,
har de, ende eys-gewyfe ronte bevint. Soodatmen
ook het gantfehe Dierken uy t Jyn buytenfte vel kan
fchillen; ende het de geftalte van vliegent Haft
door deefe uytvinding doen aannemen.
Op deefe tyt foo fijn alle hare tngewanden van
vuiligheit gefuivert, bevattende de Maag ende de
Darmen niet als doorluchtige en gereynigde voch*
tigheeden, die, hoefe verder van haare veranderin-
gen t ff t jn , troubelder, en gecouleurder bevonaen
werlòrati;
ut aliqùando flavefeentes , quandoque
worden: als ßjnde haar verw fomtjts geelachttg',
fomtyts donker ende rofeh. Op andere tijden weder
etiam obfcuriores atque ruffi fint. Aliis item
temporibus pauxillum faltem argillae in crafli
reótique Inteftini extremo reperitur: at contra
tota undequaque limpida funt Se perfpicua haec
Infeóta, quando muràrio eorum proxime in-
ftat. •
Sequentia vero Ephemeri mutationes reprimuntj
vitam deftruunt, cjufque incremento obftant;
ita ut propterea quovis anno haud aeque magnus
horum Iniè&orum numerus, nec aeque mature
etiam1, proveniat. Inclemens nimirum atque
longò tempore faeviens hyems, nive Se pluviis
frequentioribus afpera; quibus fit, ut tubuli,
qiios iheolunt Vermes, arrodantur, claudantur,
& fabulo obruaritur. Nimia dein ficcitas c-
jufmodi pariter impèdimenta adfert : tum enim
domunculas fuas derelinquere, aliafque novas
fibi effòrare debent. Ex quibus tandem facile
quis aifequi poteft, quidnam Ephemero profit,
quidobfit, quidejus aerumnas diminuat, quid-
veeas multiplicet.
Quae paullo ante de Alarum Ephemeri ma-
turitate in medium adtuli, quam manifeftiflime
ctecent, ad quemnam inter quatuor naturalium
mutationum Ordines Animalculum hocce per-
tineat : videlicet ad Secundum. Omnia enim
Infeóta hujufce Ordinis eodem, quo Epheme-
rum, modo mutantur.
Augerius quidem Clutius comminifcitur,quod
Vermis Ephemeri in Nympham Tertii Ordinis
mutetur, omnemque tum temporis motum
fuum ^ uri Nympha Bombycum, amittat: imo
vel iconem quoque illius Nymphae exhibet
qiiahquam ea in rerum natura nufpiam -fit re-
periunda. Pateat hinc, quantopere decipiantur
illi, qui, negleóta experimentorum veritate
fuifmet tantum ratiociniis -, aliorumque narratio-
nibus fidem adhibent.
C A P U T V ili.
Quonam & quam mirifico modo Efc'a
in Ephemerum transmùteìiir.
QUando témpus mutationis Ephemeri ad
eft, Se rcconditae intra folliculòs,-vel
“ putamina fua, Alae a firmitatem atque
kj.Tn""‘ pióturam . fibi debitam acquifiverunt ; - neque
««. amplius in Vermis poteftate e ft, fuam mutatio-
■nem diutius procraftinare ; tunc omnes illi Ver'
mes, qui partibus dióto modo conftitutis Se
praeparatis .gaudent, fuis e domiciliis in aquam
fefe
om foo vint men noch wel een weinig kley
heel achter in den rechten en dikken darm , daar in
tegendeel, wanneer fy nu op het funt van haare
verandering ft aan , -Jy heel beider ende doorlügtig
daar uyt ften.
Het geen het Aas in Jyne veranderingen verbin*
dort, het felve doodt, ende in Jyn voortfetten belet;
foo dat het daar door het eene jaar in minder getal
ende ook laater , als in het ander jaar, voortkomt;
dat is een harde ende lange winter ; veei fneeuw
ende reegen; waar door de pypkens, daar fy in
leeven, toe-ende afgefpoelt worden, ende met Jandt
bedekt. Van gelyke brengt ook de al te groöte
droogte . diergelyke beletfelen by. Op welken tydt
fy haare huyskens moeten verlauten ; ende op. een
nieuw weer andere uytbooren. Uyt al het welke
men\ lichtelyk fien kan , wat het Aas voordeel oj
hinder doet; ende Jyne eilenden vermindert, ofte
talli. I
Uyt het geene foo effen van de rypheit der Vleugelen
van het Aas is bygkbragt; foo blykt heel
klaar, onder wat Order van de vier natuurelyke
veranderingen dat het behoort: [namelyß onder de
Tweede. Want alle de Dierkens, die daar onder
behooren, veränderen op defolve wys , gelyk als het
Aas.
Augerius Clutius verßert alhier, dat de Wurm
van het Aas in een Popkcn van de Derde Order
verändert, ende dat het als dati ßjn beweeging-,
gelyk. als de Popkens der Syde-wurmen gebeurt;
P eenem aal verließ. Het geen hy ook uytteekent’, hoe-
wel het in de natuur niet en is te vinden. Waar
uyt men fien kan, hoefeer fy bedrogen worden, die
de waarheit der ondervindingen verlöten, ende al-
leen haar reeden, o f het Jeggen van anderen geloof
geeven. \
H E T V III. H O O F T S T U K ; '
Hoc en op wat voor een wonderbaarly-
te manier het Aas in Haft verändert.
DE tyt van het veränderen van het Haft aange-
gekomen Jijnde, ende de inwendige a Vleugelen
binnen in haar dopkens o f Jchaalkens haare vol-
konien ftyfte en teekening verkreegen hehbende; ende
dat het niet meer in de tndebt vdn het Aas fchynt
te ßjn , om ßjn vervelling o f verandering uyt te
ftellen: foo begeeven haar alle die Wurmen, dewelke
deefe deelen op defelve Wy fe Joo gefchikt ende
! ■> T t t P?