fcifei potui, perfcrutatijs fum , • eo animo fempèr , ut inde detege-
icm methodum, qua exculta perficere. potuit incredibili^ illa , quorum
pulchritudine palmam caetèris praeripuit. Quod inveni , ex
officiò. > -recitabo candidus. Ad Anatomen fubtiliffimorum, habebat
mènfam ex aere confe&am , ab ingeniofiffimo medianico , Samuele
Mujjchenbmekio. Erant in illa bina brachia aenea, fic confìru&a, ut
prò arbitrio , cflent in otnnem plagam convertibilia. Sed & fimul
a ttolli, & deprimi, poterant , quam leniffime , prò lubitu , partes
horum fupremae. Uni horum brachiorum affigebatur corpufculum
explòrandum , microfcopium alteri applicabatur. Microfcopia adhi-
bebat variae magnitudini?, & curvaturae , a maximis ad minima,
leftiffima, limpide perfpicua. Luflrabat fuceeffive examinanda, vÌt
tris primo maximis %• per gradus fucceffiye minoribus tandem &
minimis. Crebro ufu, & ingenio ad haec nato, acquiiiverat dexT
teritatem his utendi incomparabilem : poterat quippe fic iis uri, ut
prima viam panderent fequentibus examinandis , & omnia fimul
eandem defcriptionem perficerent ; rara fané haec virtus obfervatOT
ris, Praecipuum ejus arcanum erat in forficibus incredibiliter fubti-
libus, atque fecando acutiffimis. Has adhibebat , quoties tenuiffima
feparanda: quia aequabiliffime dividebant minutiffima ; dum coltelli, &
lanceolae,ut acutiffimi fuerint, & fubtiles, femper tamen filamenta rer
fifìentia trahendo, dum dilìecant, tenerrima quaeque loco fuo moventi
Gultellos, lanceolas, fìylos, adeo parvos ufurpabat, ut eos acuere ad
eotem non poflet, nifi microfcopiis adjutus. His vero Apum in-
teftjna tam apte, & diftinfte, difiecabat, ut alter inteflina majorum
animalium. Setas edam cavas de vitro fufo ducta.s in fubtilitatem
fummam finis extremi , fuperne latiores, inprimis adhibuit , quoties
vafcula minima, microfcopiis vifa , demonfìrare , i.nflare , & eorum
commercia, & decurfum, volebat indagare, diflinguere, feparare, aut
& quando fubtiles liquores tindlos in eadem injicere iìudebat. Infefla
vero ipfa in alcohole vini , in aqua, in fpiritu Terehinthinae, fuffo-
cabat, in iis aliquamdiu fervabat , atque hoc artificio durabat , ut
partes, confiflere jam valentes, firmiores, pati poffent feparationem
Anatomicam , fine collapfu , fine confufione, tabefaftu oriunda. Ubi
fic aptiora huic operi animalcula, media difiecabat fubtiliffimae for-
ficis acie, tumque infpedla omnia in fitu notabat , mox tenuiffimis
inftrumentis,- manu fufpenfiffima , eliciebat vifcera ; poflquam prius
opima pinguia* quae larga femper copia in his abundànt, & extri-
cationem illaefam prorfus prohibent , abluiflet exaftiffime per penicib
la fubtiliffima, atque feparaflet ; id vero optime fit , dum Nymphae
fpecie quiefcunt. Quandoque fuffocatorum vifcerula, aquae immilla,
leniter. in ea concufia luftrabat, atque fingulari hac arte vafcdà
eorum aerifera , aliter nunquam diftinfte videnda , fola fic integri
Ik heb med angßigeferg doorfnuffeld alle de fehr.ivten,en hieven, van den 1Heer Swammerdam, dien ik koft bekomen, altyd ten dien eynde, dat ik daar
mögt navorfchen jyn werkwys, viaar door hy had können: vo'ortbrengen de on*
Jhelovelyke faken.,rwaar van de fihoonheid alles te boven gaat. Ik Jal opregt, en
Ma pn„t Verhalen, wat ik gevonden heb. Hy had een kopere tafel, gemaakt door
mde groote en fihanderjle merkbaas Samuel Muflchenbroek, om te ontleeden
lUe alderfynfte lighamen. Daar opflonden twe kopere armen,fo gemaakt, dat
p ly, fo hy wilde, die koß omdraayen na alle kanten. Ook te gelyk koft hy die
I verhoo<ren, verlangen, fo fagt, en wynig,. ah men wilde, aan haar hoogße eyn-
Eden. Op een deferwierd vaft gehegt het voarwerp ,dat te onderfoeken flond,op
I het ander, was het vergrootglas. Hy gebruykte glafen van verfcheyde grootte,
I en omtrek ’,van de grootfte af, tot de klynfte toe, waren de/e uytgefogt, en ten
\helderfle doorßgtig. Dat hy wilde onderfoeken, befaghy eerfimed de grootfle,
Ydaar naa, al vervolgens, medklynder, en fo eyndelyk med de klynfte glafen.
I Door vlytig gebruyk en door Jyn geeft, daar toe geboren, wift hy daar mede om
gtegaan fonder weergaiwant hy wift die fo te gebruyken, dat deeerfte de weg
ifbaanden,m het volgende te onderfoeken ,en dat eyndelyk alle te (amen de vol-
\maakte befchryvinge uytbragten. Wat vind■ men dit felden by de Onderfoeken.
|Syn voornaamft geheim beftond in fchaarkens, ongelovelyk fyn , en fcherp om te
ufnyden. Die gebruykte hy tot de fcheydmge' der fynfte dingen : om dat ß het
\fklynfte feer gelykelyk doorfneeden', daar de meskens, en vlymkens, h e fyn, en
mfcharp ß mögenßn, altyd trekken op de weerbarftige vefelen ,terwylß fnyden,
wen daar door het tederfte uytßnplaatshalen- Hybediendefigvanmesjes,vlym-
mtjes, en ftiletjes, die fo klyn waren, dathy die fonder vergrootglas nie't koftwet-
% ten\en door defelve vertoonde hy de darmen van een Bye fonet ,en onderfchey-
den, als een ander het gedarmte der groote dieren. Hy maakte- tot dit eygenge-
mruyk glafepypjes-, aan de lamp geblafin, aan het eene eynd getrokken tot de uyter-
Wße fynheid, aan het andere eynde wyder, door deeze was het meeft dat Hy de klein-
fl: vaatjes door het vergrootglas ontdekt, wift aan te wyfen, op te blafen, derfelver 't
WDmenvoeging, en loop, te onderfoeken, te onderfcheyden, van een tefcheyden; oftook,
V hem lüfte, die medgevervde vogten te vervullen. Hy verftikte de Dierkens in
%>oorloop, in water, of terpentyn-oly, hield die dan eenige tyd daar in, en verharde
-deßlve door defe konft, op dat de deeltjes nu vafter geworden, en ftyver- ,ßg te beter
wnogten laten van eenfcheyden door de ontle dinge, fonder toete vallen,fonder ver~
pwerringe, fonder verrottinge. Alshynude Dierkens, dus bereyd,med ß n fynfte
fchaarkens open fneed, en alles in haare eygene fehikkinge hadopgemerkt, dan natn
dy med eene ligte. hand, en tedere werktuygjes, hunne ingewanden uyt; na.dat hy eerft
yftet overvloedig vet, dat hier magtig veelfit in defe Dierkens, net had uytgefpoeld
w°or hulp van klyne penceelkens, en afge fcheyden, welk vet anders altyd de uyt-
^teminge der ingewanden, fonder quetfinge, feer- belct. Dit alles gaat beft, als de
|wßierkens in gedaante van Popkens ruften. Hy onderfogt ook de ingewandekens
||«ir geftikte Dierkens, med die in water fagt te bewegen, dooor welke feld-
wfaame konft hy de lugtpypkens derßlve, in haar geheel blyvende, onderfcheydentf
l j lyk