+4 J O A N N I S
mus a. Qucmadmodum enim haec ex femine ,
quod in fe nonnulla jam folia aut tenerrimum
germen comple&itur, exerefeere videmus : ita
haud abfimili ratione Infeóta fuo e femine ,quod
omnia eorum membra continet, vel potius ipfum
jam Animalculum tunica incluiùm e ft, iènfim
pleniorem in habitum adolefcerc comperimus.
Unde&qua ratione Plantae, progreflu tem-
poris ad maturiorem actatem pervenientes, in
folliculum,cui flos ipfe,uti Infeótum Nymphae
fuae, inhaeret, turgefeunt: iìc itidem Infesta
fenfim aetati pleniori magis accedere, & lento
gradu in folliculum iiveNympham , in qua o-
mnia pariter membra, uti flos in folliculo luo,
digefta atque (ita funt, pullulare oblèrvamus.
Quod ipfum poftea in Caryophyllo* demonftra-
bitur.
Dcnique uti flores, e fuis tandem folliculis e-
rumpentes, generando atque feminibus novis
producendis idonei evadunt : Amili ratione &
Infeóta, fuis e Nymphis, uti flos e folliculo
fuo, prodeuntia, ad generationem quoque & fe-
minis fui depolitionem deraum apta redduntur.
Quae quidem fpeciei propagatio uti in Plantis
perficitur, dum femina ipl'arum, telluris gremio
commiffa, humiditati hujus uniuntur : ita fuum
Jnicóta generandi aótum abfolvunt foecundarum,
& quali aciem oculorum eflugientium, mafculini
feminis particularum cum fat confpicuis, viven-
tibus, & fenticntibus foemellae lèminibus unione.
liihaec vero iemina foeminina, quo tempore
virtus ipermatica maris in foemellam di-
mittitur, fuam, qua jam gaudent, vitam, mo-
tum, fcnfunjque vi diótae virtutis continuant
& pcrficiunt : atque in hac motus continua*
none foecunda dióti feminis conccptio proprie
confiftere nobis videtur. Quod quidem pe-
culiaribus experimentis aliquando prolixius ex-
ponemus.
'Recenfiolnfefiorum y quae ad P r im um na-
turalium mutationum O r d ì n e qu\
NruTnMturP. HA-ANIMAL vocatur 3 refe-
P Oftquam itaque primum noftrum, fimpli-
ciflimumque mutationum Ordinem expli-
cavimus, in quo Animalculum, quod ovo per-
feótum excluditur, quando ultima ipfi vematio
inftat, tanquam Nympham, uti revera eft, con-
flderavimus: jam fupereft, ut catalogum exhi-
I beag
a an : ßo is 9t dat, gelyk wy defelve uyt »en fast*
ken, dat tnfig alreede eenige bladeren, ofiehetfeer
tengere uitfpruytfelken bevat, ßen voortgroeien
dat we ook op defelve wyfe de Bloedeloofe Dierkens
uyt haar faat, 9t geen alle haare deelen bevat, oft»
anders het Dierke felve, in een vlies beßooten f in de,
is y allenkxkens meede in volwaJJ'ener Dierenfien
toe te neejnen.
Soo dat gelyk metter tyd de Planten tot volkoomeu
ouderdom koomen, ende in een knop, waar in de
bloetn, even als het Dierke in fyn Popken i s , uyt-
puylen: op defelve wyfeßen we ook deefe Dierkens in
volmaakten ouderdom allenxkens toeneemen, ende
van lungfaamer band als in een knopken , ofte Popken
meede uytpuylen; waar in haare leedemaaten,
eeven gelyk een bloem in fyn knop i s , meede
ge fchikt ende geleegen fyn. Gelyk ik dat vervol-
gens in een Angelier “ fa l vertoonen.
Eyndelyk, gelyk de bloemen,puylende metter'tyd
uyt haare k nopp en, bequaam om te teelen, ende om
faat voort te brengen,werden : ß o van gelyk en, deefe
Dierkens uyt haare Popkens, gelyk als een bloem
uytfyn knop, te voorfchyn koomende, worden meede
tot de voortteeling, ende om haar faat te fetten, eyndelyk
bequaam. Dewelke voortteeling gelykfe in de
planten door een vereeninge van haar faat met de
aarde, ende de vogtigheid der felve, ge fehlet : ß o
van gelykengeßhiet de voortteling hier in deefe Dierkens
door een vereeninge van de vrugtbaare ende als
onfienelyke deelkens van het Mannelyke faad, met de
feer ßgtbaare, levende, ende gevoelende , faatkens
van bet Wyfken, Dewelke Vrouwelyke faatkens,
wannecr als de mannelyke kragt van het Moeder-
dierken ontfangen ward, haar le even, bewegen, ende
gevoelen , dat ß alreede hebben ; door de gemeinde
kragt dan koomen té vervolgen, ende te voL
trekken : in welke volhardinge van beweegen wy ey-
gentlyk de vrygtbaare ontfankeniffe van het genoem-
defaat geleegen meenen te fyn. Soo als we het felve
feenigen tyt, door particulière experimenten, bree-
der verklaaren füllen.
Optellinge van de Dierkens, dewelke on-
der de E e r s t e O r d e r van de natuure-
lyke veranderingen, DIER-POPKEN
genoemt, behooren.
A I.dus nu voorgeßelt bebbende onfi eerße, <**-
kelde,ende eenvoudige Order van veranderin-
gen’,waar inwy het Dierken, volmaakt uyt fyn Ey
kruypende,wanneer het op fyn laatße vervellingßond,
eeven als een Popken gelyk het ook i s , aangemerkt
hebben: ßogaen wy nn over tot de optellinge van
die
beamus eoVum Irtfeótorum, quae hunc ad Ordinem
pertinent. Qua quidem occafione fimul
compendio enumerabimus -, quaenam illorum
fpécies penes nos reperiantur ; turn qualesnam
Nymphas, Chryfallides,& fic porro ad quatuor
ufque ordine diftinóta fpecimina, una cum aliis
Guriolbrum fpeculatione non indignis , noftris
incluía capfulis aflèrvemus: quorum ope omnia
illa ad oculum demónftrate valemiis, quae paf-
firn ha£tenus a nobis propofita funt, & deinccps
proponentur.
Ad primum itaque noftrum mtitatiomim Ordinem
pertinet Araneus, qui immediate fuo ex
ovo prodit, neque unquam vermis exiftit ; id *
quod ab accuratiffimo Martino Liflero pariter ob-
fervatum effe video : quum in elaboratiflimo fuo
de Arañéis &e. tra&atu dicat : ” Ex ovis certe ii
M integri eduntur, & in fingulis membris fibi ft-
” miles-. ?’ Cap. 11, de Genejrat. Aran-.
Araneorum omnium maximum adfervo atque
óftendere queo -, qui Phalangiüm dicitur maximum,
venenatum, Bralilienfe, cum unguiculis
die Beeskens, dewelke ander defetve Order behop-
ren. By welke gelegentheid wy ook kortelyk fü llen
feu potius fpiculis recurvis, nigris, maximis &
acutiflimis, turn & binis cum brachiis, quae eru-
ribus ex omni parte Umilia funt.
Adfervo etiam Phalangium maximum, lahu-
ginofumj five Tarantulam.
Turn & Araneum fpè&atu perquam dignum,
quern ex Promontorio bonae fpei mihi transmi-
fit D. Padbrugge. Eft is colore fimilis holoferi-
co miniato, praeftantiflimo, lanugine tenui, cui
oólor hit ifteft, deñfe obfitüs. Magnitudine mi-
ñorem aequat Phafeolum, corpore donatus pau-
lum oblongo, thorace lato, pedibus non admo-
dum longis, quorum tamen par anterius longifli-
mumeft, cui longitudine fuccedit par alterum •
tertium par valde breve eft; poftremum vero
furfus paulo longius : omnibus interim holoiè-
ricum illud atque ruber pilus confertiifime infi-
det. Thorax cum ventre tam aróte & firmitcr
Unitus eft, ut a iè mutuo diicriminari nequeant:
unde hac dote Aftacum aemulatur hic Araneus.
Bina ei funt braefiia curta, totidemque fpicula
rubicunda, traníparentia : oculi autem ob pilo-
rum denfitatem dignofei nequeunt.
Aliani deinde Araneorum fpeciem polfideò A-
mericanam, cui pedes longiifimi funt ratione
magnitudinis corporis j hirfuti, & craflij una
ium alvo iatis tumida & hifpida : fpicula ejus valde
curva funt & ungüium more adunca; Brachia
t'amen, ratione pedum,admodum brevià, tertiam
fòltem pedum anteriorum longitudiiiis partem
fittingunt. Oculi, numero oótoni, ferie duplici
con«
voorßellen, wat foorten van defelve fig by ons ,
bevinden; als meede wat Popkens, Gulde-popkens,
ende ß o voort, tot vier in order toe; neffens andere
naukeurigheeden meer, wy in onß dooskens opgeßoo-
ten bewaaren. Ende door middel van welke wy
ßgtbaarelyk fouden kunnen bewyfen al het geene,
dat we nu hier ende daar voorgeßelt hebben, ende nog
verder füllen voorßellen»
Tot myn Eerße Order van veranderingen béhoort
dan de Spinnekop, die onmiddelbaar uyt fyn Ey
komt , en noit een Wurm is; gelyk ik ß e , dut meedè
waargenomen bcefi de feer naukeurige Martinus
Lifter, in fyn vernuftig trattaat van de Spinnekop*
pen ende ß o voorts. AlWaar by ß g t : " E x oviscer-
” te ii integri edu'ntur, & in fingulis membris fibt
” fimiies. ” Cap. i i.d e Generat. Aron.
Van de Spinnekoppen bewaar ik, en kan ik vertoo*
nen den aldergrootßcn vergißigen Brafilifcken,met na-
geltjes, o f liever omgeboqge pyltjes, die fw art feer
groot en fiherp fyn: en dan met-twee armen , die
de beenen in alles gelyk fyni
Van gèlyken foo bewaar ik den allergröotßen
Spinnekop, die als een baardheeft, of de Tarantula-.
En dan een feer curteufen Spinnekop, die my van
de Caap de Goede Hoope, door den Heer Padbrugge
is toegefonden. Défi is van couleur als een hoogb
root en fchoon fulp o f flueel, fynde befet met een
dight fyn hayr, dat deefe verruw heeft. Van grootte
is by een kleene turxfche boongelyk, finde een weinig
langWerpig van lichaam, en breet van borß, de
voeten f in niet heel lang * echter f in de voorße de
langhße, en daar naa het tweede paart het der de paar
beenen is weer wat langer, finde alle met dit flueel
en root hayr dight befet. De borß is met de buyk
ß o dight en vaß vereenigt * dat daar geen onder*
fcheyt tuffeben beyden te maaken is -, ß o dat het wet
een Kreeft gelykt. Hy heeft twee körte armen, en
dan twee doorlughtige roode pyltjes, maar de oogeit
kan men van weegen het hayr niet bekennen¡.
Voorts kan ik hog ein ander fodrt van . Spinnen
vertoonen, 51geen uyt Weßindien gebraght is , beb*
bende feer lange ruyge ende dikke beenen, naa de pro*
portie van het lichaam, neffens meede een redtlyk
dikken en ruygen bnik: de pyltjes f in fierkrom en
als een klaauw geboogen. Maar fin e armen f in naa
proportie van de beenen feer kort, ß o dat f e maar
het derdegedeelte van de voorße voeten bereyken; de
M