iti Tab.
X X V . f i g .
*.Táb.
g ä X V I ' l l
£g< lY.
i. Obf. Hift.
Bomb,
i* c . XI
de daar door ook v'erfchilt van de vordere genoemde
Dïèrkens ende haar Popkens: dat felv i is voorname-
lyk hier in geleegen ; dat de vleugelen, dewelke in een
gemeene o f ongemeene Vlieg uytgefpannen, ende o*
'er het lichaam been geßrekt hevonden werden, in .
haar Popken in een gevouwen, ende op de ßjden tufi
fien de beenkens,die op dewy fie van de gemeene Miee
tfiaam gevouwen worden, geplaatfi ßjn : maakende
nog de hoornkens nog het fiiuytken, fio in de vl'tegh
als in haar popken y hier eenig merkelyk of wcfentlyk.
onderfcbeit.
ab aliis quoque memoratis Infcótìs, horumque
Nymphis, difcrepat; id in eo praecipue confi-
ftit, quod alae, quae in vulgari auf minus vul-
gari Mufca diductae , 8c fupra corpufculum
expanfae, deprehenduntur , in Nympha ejus
complicarne, atque ad latera inter pediculos,
eadem ratione, ac in vulgati Formica, compì»
catos, reconditae haereant: dum interim tam in
Mufca, quam ejus Nympha, nec antennae, nec
probofcis notabile quoddam aut effentiale difcri-
men involvunt.
Tertium porro cjifcttmen, quo Nympha d A-
piculae 8cabipfaApe, £c a fupradiftis lnft&is,
horum ve Nymphis, diftinguitur, eft, quod A-
picula, praeter pediculos atque antennas, qua-
tuorirtibperalis, & lingula, five probòicide in-
trorfum retra&a gaudens, omnes hafce partes
fua in Nympha, alio prorfus,8t difficilius difccr.
nendofitu, quam in fernet ipfa, collocatas gerat.
Alae namque, in modum vulgaris Mufcae ad
■ latera inter pediculos complicatae iuntj lingula
vero feu probofcis, in Mufca aeque ac ejus Nympha
fpeftatu difficilis, perquam notabile heic in
Apiculae Nympha difcrimen producit; fiqui-
dem ea admodum eleganter medio inter com
traitos pediculos loco infetta fit.
Wederom het der de onderfcheyt, waar door het
Popken van een Bye&verfiheelt fio van haar filve als
vande aangeroerde Dierkens, ofte ook van de Popkens
derfelve; is, datfe hehalven de beenkens ende de
hoornkens nog vier vleugelen bebbende ,ende eenTon-
gehen ofie Snuytken dat inncwaarts getrokken is ¡
dat fe feg ik in haar Popken allé die deelen heel an*
ders ende minder kennelyk, als in haar fielve, ge-
plaatfi heeft. Want de vleugelenfiyn op de manier als
van een gemeene Vlieg''0 tujfen de voetkens op de Jydeit.
ingevouweni ende het Tongek en, fivaarelyk kennen
lyk, fio wel in de Vlieg als in haar Popken, komt eetk
feer aetimerkelyk onderfcbeit hier in het Popken van
een Bye temaakeni alfioo het fielve feer aardig in ’i
midden tujfen de ingetrokke beenkens ingevoegt is.
Quemadmodum igitur omnes di&attlm Nym-
pharum partes luculenter in iis obiervaripolTunt;
licet interim hinc inde per quaedam., ut ajurit,
accidentia a fe mutuo diifèrant : ita omnibus ta-
men £c fingulis hoc aequaliter commune eft,
quqdquaelibetfuturumexfeinfechimnitideexpnmat,
imo rpfum illud inicctum fit: Inieftum,
inquam, quod, Erucae inftar, (ut diffèrentiam
inter futurum infeaum atque Nympham ea, qua
pared, perfpicqitate ob oculos ponamus), cutim
fuara exuere paians, depofitis paulo poft exuviis
eadem ratione, ac Eruca vernatione defun&a,
novam induiffe formam, 8c in aliud quafi Ani-
rnalculum ttanfmutatum effe videtur. Prout
Litm us ‘ hancce cutis permutationem inBomby-
^ cibus perquam appofite, ex ipfa natura, defcri-
pfit, atque fedulo adnotayit..
Memoratu praeterca dignum eft, pediculos,
a la s , probófcidem, antennas, reliquafque partes,
ibi locorum, ubi nudae jacent, neque fefe
mutuo contegunt, membrana quadam crafiitiei
aequalis undique obduci: atque hinc eft, quod
omnia fere membra in Nymphis mobilia, libera,
8c flexilia appareant; fiquidem intervallo quo-
dam, aeri pervio, a le invicem difiita nec
fe mutuo tangant, neque inter le coalefcere pof-
fint. Haec etiam ratio eft, quare notabile iftud
inter.
Gelyk dan alle de deelen van de genoemde Popkens
in defielve fier merkelyk fiyn j hoewel nogtans hier
ende daar toevallig onderfcheideni fio is 't datfe wederom
gelijkelijk hier in overeenkomen, datfe alle te
famen het toekomende Dierken nettelyk uytbeelden,
ja het dierken fielve fiyn s leggende gelyk een Rupfi
( omhet onderfcbeit tuffen het toekomende Diet ende
het Popken fioveel mogelyk is uyt te drukken) op
haar vervellen -, het welke vel afgeßroopt bebbende
fy eeven gelyk als een vervelde Rupfi een nieuwege-
daante fchynen aangenoomen te hebben, ende als tn
een ander Dier verwijfelt te fiyn. Gelyk Libaviusc
defie verandering van buy t , in de Sydewurmcn ,hetl
natuurelyk hefichreven heeft, endeneerßig aangetee-
kent.
H Is me de aantnerkelyk, dat de Beenkens, Vleu*
gelkens, het Snuytken, de Hoornkens, ende fio
voorts overal inet een vlies van eenparige dikte bekleeC
werden: op de plaatfen daarfe los leggen en mal kan deren
niet bedekken: en daarom zoo koomen ook,meefi alle defi
leedemaaten haar als beweegelyk, los ende buygfaam,
in de genoemde Popkens, tevertoonens fijnde tujfen
beide eenigeopenewyte, waar door de lugt fpeelt, en het
eene lid het andere niet en komt te raakent nogte waar
door eenige der genoemde leeden merkely k aan een
komen
Ìntcrvaìlum} nònnullis cum paitibus tantillum
umbrae producens, nequaquam impedita quo
minus vera corpufculi figura, una cum omnibus
ejus mcmbriS) accurate internofci queat. Hinc
quoqiie Nymphae, mox ac, mutatione defun-
¿tae, unicolores evaierunt, initar nivis la&isve
albiifimae noitris oculis apparent.
Mnf.Th,
1 . i i .c .3<5.
d « u r d .
S.fnf.Th ¿H.Cfl
In Chryfallidibus tamen, qtiarum nonnullae
pariter fub mutatione albefciint, poftmodum
auri colorem indùentes, àut quandoque ftellu-
lis, guttatifque maculis aureis fefe exornantes ,
aliqùanto diflicilior eft: haeccé membrorum di-
gnotio ; quaiidoquidem pediculi', alàe, 8c reli-
quae partes in iis complicatae àtqiie Ììt unum
compaftàe funt. Unde vera eàrum Forma ex-
trinfecus adfpicientibus haud àdeo cìare patefeit :
quod ipiirnij uti mox indicabimuSj piaecipuis
erroribus praebuit orìginem.
Animadverfionem porro & hoc meretùr, quod
'omnes iftae memoratorum tiium infeétorum,
Formicae nimirum, Mufcae, & Apis, Nymphae
illico poli abiolutam mutationem adeó mol-
komen te kleven. Het welke de reden is, dat de/è
tujfcnwyte, eenige fcltaduwe makende met de eeit
ende de andere deelkens, ons niet en komt te beletten*
de waar e geßalte van het lichaam, ende alle de lee*
den dejfelfs, net te onderkennem ende dat felfs (ho
draa alffc verändert fijn , ende eenverwig fio wit als
Jheeuw ofte melk haar ons gefigt vertoonen.
Dan in de Gulde-popkens ,waar van fommige me*
de wit veränderen, en die naderhant eengout verwi*
ge coleur aarmeemen, en fimmige weer met goudè
fiarrekens en fiippelende vlctxkens verfien fyn : is
dit onderkennen van leedemaaten wat moeyelijker
nogtans te doen, door reeden dat haare beenkens, vleu-
gelkens ende fio voorts, al daar aaneengevoegt
ende tfaamgeplakt werden. Soo datwe haar nettò
gefialte, defelve uyterlyk aanfiende ,fio wel niet kun*
nen bemerken : dat oorfaak van fonderlinge dwaalin*
gen geweefi is, als'we datelyk hooren füllen.
5Tis vorder aenmerkely k, dat alle defi drievoorgeßel»
de Popkens datelyk naa haar verandering, fio week,
fio leer , fio buygfaam, en fio Vloeibaar als water
bykans zelver fijn, fijnde geheel onweerbaar ende
fonder kragten\ waaromfe ook van Gaia, inde over*
fettinge van het Gulde-popken der Sijdewurmen niet
fonder reeden Magteloofe genoemt werden -, als dò
deurlcttcrdè Aldrovandus wel aanteekent ,* en wel*
ke hoedanigheyd fy bykans tot het eynde van haar ver-
vulling toe behouden. Deefe weeklykheid, waar van
Wy de reeden ende de nootfaakelykheid ’t fijner tijt
Julien befchrijven, fchijnt ontrent fomimige Gulde-
popkens ook wwMoufetus aangemerkt te wefin;wan*
necr hyfeght.a Quod Plinius feribit, chry&Iidetn
eiFe duro corpore, id puto refpe&u Erucss intelligendum
ìes, tenerae -, flexiles, atque propemodum, ipfius
inftar aquae * fluidae fint, viribus hinc carentes
& plane inefmes: unde etiam a Gufa $ in inter-
pretationeNecydali, haud abfque ratione inva-
lidae nominantur, uti dodiflìmus Aldrovandus
probe animadvertit; cumdos haec tantum non
ad extremum ufque vernationis terminum in
ipfis permaneat. Mollitiem hanc, cujus ratio'
nem atque neceifitatem fuo. tempore exponemus,
Mo'ufetus paritera in Chryfallidibus quibuFdam
videtur obièrvafle -, inquiens : Quod Pliniusferì-
b it, Chryfillidem ejje duro corpore , id pitto
rejpeflu Erucae intelligendum effe. Quin & exuviae
ipfae, quas diófcae Nymphae deponunt-, ad-
modum tenues funt, & adeo arde contortae
complicatae, atque convolutae, ut vix,niiìab
artifice, hujufcemodi in experiments bene ver-
Fato, demonftrari aut evolvi queant j uti pate-
bit, quum in fequentibus fingulares noftras
circa apes obièrvationes, univerfum orbem in
admirationem raptùras * exhibebimus.
Nunc vero ad quartum progredimur diferi-
Uienj ad Chryfallidem nimirum attincns,quod
quidem longe infignius eft, neque tamen minus
accidentale. Ut vero notum fit Lettori* quam-
nam Chryiàllidem cum fuo Papilione,atque de-
meeps cum Formicae, Muicae j Apifque Nympha
, & tandem cum ipfis hifee modo nominatis
Inièóbis, accuratioris diftinéhionis ergo, fimus
Collaturi j ChryiàTlis illa nobis pro exem-
‘ pio erit, quam Moufetus^b fub numero XII. inter
efl'e. SooJijn ook de vlieskens ,die de genoemde
Popkens afßroopen,feer dun, ende fio digt
ineengewonden -, gevouwen , ende gerolt, datfe
fwaarlijk als van een ervaren in deefe foorten van
| ondervindingen kunnen getoont ofte ondekt werden-, als
i blijken fa i, wanneer wy in bun vervolgh onfe befinde*
re ondervindingen omtrent de Byen, tot een verwon*
dering van de geheele weerelt, füllen verbände»
len.
Maar wy koomen nu tot het vierde onderfcbeit, te
weten, van het Gulde-popken dat vry nie er der is ,
hoewel ook toevallig s ende op dat de leefer hier foii
moogen weeten, wat Gulde-popken wy met haar
Cappelleken, ende dat dan vorder, met die van een
Mier, Vlieg,. ende Bye, als ook met de genoemde
beeskens derfelve, om een naukeurig onderfcbeit te
maaken, füllen vergelijken: foo is V datwe dat Gul*
de-popken Julien neemen • het welke Moufetus b by
het getalvan twaleven, onder de Cappel len die by
G z dang