PAR TE S E X T E R N A E . DE UYTW ENDIGE L E E D E N .
que hoc Animálculo confpicuas, exhi- VOor a im ik de inwendige leeden, die in dit.
in minuto vili- ANtequam,partes internas
ile
beam, breviter extemas ejus partes defcribam,
& quaenam in Capite , Thorace & Abdomine
notanda funt, indicabo.
Figura CAPITIS antrorfum nonnihil oblon-
ga, poftica parte fubrotunda eft. Fabricam ab-
iolyit cutis fat dura, quae, rigidioris inftar char-
tae Pergamcnae, ibidem expanfa, undique tranf-
,'lIV' parens > hinc illinc pilis fetaceis hifpida eft. Ad
a. extremum antenus collocatur ACULEU S a.
perraro confpiciendus j quum fere femper in-
trorfum redudus fit : unde turn dcmum eum defcribam,
quando de Gula & Ventriculo adurus
fum. Ab utroque Capitis latere AN TEN -
bb.N A E bb. extant, pariter cute, chartae Perga-
menaeaemula, veftitae. Earum quaelibet quin-
que diftinguitur in articulos , pilis fetaceis concinne
paifim obfitos. Quin vafcula quaedam
alba per ifthaec cornua tranfparere cernuntur.
c C' Poft haec cornicula OCULI c c. funt fiti,
qui quidem hexagonis illis divifionibus, quas a-
liis in Infedis obfervare licet, carere videntur.
A latere, turn 6c|ab antica & poftica eorum parte
nonnulli pili confpiciuntur.
CO L LUM ,cui caput infidet,admodum breve
eft. P E C TU S , unitum collo, canquam intres
partes dividitur, quarum in .medio, fupra dor-
fum, minutus quali ciypeus fefe offert. Ab u-
j troquc latere PEDES dd. cernuntur , fcni,
cum pedore fubtus conjundi. Eorum finguli
fex conftant articulis, quorum alii aliis funt
majores. Caeterum & pilis fetaceis quam eleganti
(Time exornantur, & plurima vafcula albican-
tia peripfos tranfparent. Pedum apices minufculo
majorique unguiculo, five curva &ex rubefcen-
eg te pellucida armati funt U N G U LA e e. digiti
veluti atque pollicis loco his lnfedis iiifervien-
te; qua nimirum crines humam corporis prehen-
fant, & juxta hos iatis velociter adfeendere atque
procedere norunt.Subtus,ad,&fupcrpedus,
qua cum hoc Pedes articulantur, in ipfo quali
centro ftriatranfparetbrevis, albicans, fuper&
verfus illam terminata partem,quae medium per
ia.y. abdomen ejufque annulos translucens, fubfufco
'*• apparens colore a9 perquam validis motibus
’ gaudet. Ad utrumque hujus ftriae latus binae
pellucentes obfèrvantur particulae, confimiles
majori illi, valde confpicuac, modo deferiptae
parti
klcene ende geringe Dierke tefienfyn, kom te
vertoonen, foo fal ik kortelyk fyne nytxoendtge leeden
befebryven, en wat in Hooft, Borß ,en Buyk
te fien is, aanwyfen.
De figiiurvan bet HO OFT is een iveynigb lang-
werpigh van vooren, en van agbteien rontagbtigb.
Het maakfel beßaat uyt een redelyk barde huyt,
die als een fty f parkement aldaar uytgefpanncn is9
enheel doorlugbtig van couleur9 9t geen hier en daair
met geborßelde bayrkens befet is. Heel van vooren
daar is de ANGEL a geplaatfl, die men feer
fehlenßct, alfoohy meeß altyt inwaarts getrokken
is: waarom ik hem fa l befchryven, als ik de Kect
cnMaag verbandet. Aanxoeer fyden van bet boojt
ßaande HOORNKES b b , die meede met een
huyt als parke ment overtrokken fyn. Sy beflaan ie-
der uyt vyf articulatien , die hier en daar cierelyk
met borßelige bayrkens befet fyn. En eenige witte
vaatjes fiet men door deefe hoornkens bun febynen.
Agter deefe boornkens fiet men de OOGEN c c geplant
f i9die feonder de fesboekige verdeelingen, die in
de andere Infeilen teßen fyn, baar febynen te ver-
toonen. En waar neffens als ook agter en voor, men
bayrkens ondekt.
De HALS daar bet Hoqft op ßaat is feer kort. De
BORST daar fy meede vereenigt wort, is als in drie.
de eien verdeelt, in welker s midden op de ragb men
als een fcbiltken gewaar wort. Aan weer fyden
ßct men de BENEN d. d. die van onderen daar
meede vereenigbt worden t en die fes in getal fyn.
Deefe beßaan alle uyt fes articulatien, fynde de eene
articulatie grooter als de andere. Voorts ßn Jy feer,
ierlyk met borßelige bayrkens opgefehikt 9en eengroot
getal witagbtige vaatjes, Jiet men door de beenen
heenfebynen♦ Op haare tippen, worden Jy met een
klcen en een grooter NAGELKEN, oj krom en
rootaghtig doorlugbtig* KLAAUKEN e. e. gewa-
pent, dat als de vinger en de dnym van deefe
Dieren is, en waar meede Jy de Hayrkens van bet
menfehelyke liebaam omvatten9en daar reedelyk xecr-
dig op klimmen, en op voortgaan kunnen. Van onderen
aan en op de borfl9 daar de beenen met defelve
gearticuleert fyn , Jiet men beel in ’t midden een
korfl en witaghtigßreepken doorfehynen9 dat op en
tegen bet decl eyndigt, 't geen midden door de buyk
enjyn ringen been febynt, en het welk ßg bruyn-
aghtigh vertoonende a met feer ßerke bewegittgen
j begiftigt is. Naafi ieder fyde van dit ßreepken fiet
parti, cujus & appendices funt, & alte intra pe-
dus aflurgentes ibidem quoque tranfparent.
ABDOMEN porro in fex partes dividitur,
ejufque in fine , fubtus, corpus in fiflam veluti
terminatur. Praeterea in ipfo imi ven-
tris medio ALBICANS PA R T ICU LA , pun-
do fimilis, b. detegitur, quae ibi loci pariter
pellucens furfum deorfumque diftinde movetur.
Ad latera, fuper marginibus ventris undequaque
pilofi, corpufcula quaedam tranfparentia, rubella,
cernuntur. Per totum vero ventrem infi-
gnis vafeulorum alborum numerus tranfparet
r. gg. Id quod in doriö pariter ac pedore locum
habet. Caeterum ABDOMINIS CU T IS ,
ut apices noftrorum digitorum, ex minutis ftriis
conftantes, fabrefäda eft. Attamen ejufniodi
fäbrica haud ubique in ea obtinet: minime certe
in marginibus Abdominis; ibi enim cutis haud
aliter, acin toto corpore, texturae eft iatis fir-
mae,pellucidae chartae Pergamenae fimilis, quae
rudius prefia fonitum edit & rumpitur.
PA R T IU M IN T E R N A R U M
A N A T O M E .
Ad exadam vero omnium illarum partium,
quas hadenus in genere recenfuf, cognitionem
acquirendam alia nulla, praeter Anatomen, via
■patet. Quapropter partes internas ad omnes uf-
<jue minutias quam exadiffime nunc delcriptum
co : ita enim non folum partium extemarum, led
& earum, quae tranfparent, id eft, Intemarum,
perfeda cognitione potiemur.
Si in fuperna Abdominis parte fèdionem in-
choamus, cutemque ibi loci caute findimus, mox
jg j inde SANGUIS exftillac, qui tenui tubulo vi-
■ a a. treo exceptus a a. optimoque microicopio con.
fpedus, haud aliter. ac Lac Vaccinum, ex glo-
■ || bulis pellucidis conftare obfervatur b : id quod
ante hos aliquot annos in fànguine Huraano pariter
detedum eft r utpote qui ex globulis leviter
rubefeentibus, in liquore limpido natantibus,
conftare videtur.
Attamen haud fine ratione quis dubitaverit,
utrum fanguis, fuis etiamnum in vafis haerens,
quoque globuloius fit ; liquidem ex iis deprom-
tus facile in ejufmodi figuram concrefcere queat :
praecipue vero de fànguinis parte rubicunda id
quis aflèruerit. Quare multoties mecum confti-
tueram tubulum vitreum tenuem in arteriam
quan-
Tab.V.
men diergelyke twee doorfebynende de eien, als dat
befehreeve groote ende kennelyke deel is , wiens
aanbangfels Jy fyn9foo datfe tot boog in de borß baatt
uytßrekken9 en aldaar meede doorfebynen.
Voorts wort de BUYK in fes verdeelingen afge-
deelt9 waar aan men het liebaam van onderen , als
in een gekloofden ß a rt, fiet eyndigen. En beel op
het midden ontdekt men nog van onderen op de buyk9
een WITAGHTIG STIPPEL-GEWYS DEEL•
KEN b, het welk9 daar vangelyken doorfebynende,
meede onderfcheydentlyk op en neer beweegt wort.
Aan de Jyden op de randen des buykx, die ganfeh
met bayr befet is , fiet men eenige doorlughtige root-
aghtigbeeden En door de ganfehe buyk fiet men
een groot getal witte vaetjes heen febynen g g ,
dat ook in de rüg en borß plaats heejt. Voorts is
het VEL DES BUYKS VAN MAAKSEL , als
onfe tippen der vingeren, die uyt kleene ßriemkens
beßaan. Dog over al is het Vel van dit felve maakfe
l niet: voornamelyk op de randen van den buik
alwaar de huyt , gelyk ook in bet ganfehe liebaam
, van een redelyk flerk maakfel is , en als een
doorlugbtig parkement van gedaante: 91 geen borß
en knapt, als men het hart drukt. ■ M *
ONTLEDING DER INWENDIGE
LEEDEN.
Maar om nu een pertinente kennijfe van alle deefe
deelen9 die ik in het generaal opgetelt heb, te
verkrygem Jbo is de Anatomie het eenige middel daar
toe. Waarom ik my nu gaa begeeven om beel om-
ßandig en naukeurig de inwendige Leeden te befebryven
, bet geen ons een volkomene kennijfe fa l
geeven9niet allcen van de uyterlyke leeden, maar ook
van die daar doorfebynen, bet welke de Inwendige
Leden fyn.
Waarom men de Seffie op bet bovenße deel van
de buyk begint, en het vel daar Jbetelyk queß, Jbo
fypert daar datelyk het BLOET uyt, bet welk als
men in een fyne glafe pypje laat opklimmen aa,
en dat men bet met een feer goet vergrootglas be-
fiet9fpo ondekt men, datbet9even als de melk der
Koeyen, uyt doorfebynende bolleties beßaat b.* gelyk
eenige Jaaren geleeden , dat ook in bet Men-
feben bloet ontdekt is ; bet welk uyt bleekroode bolle
ties en die in beldere vogt dryven, febynt gecompo-
neert te Jyn.
Maar men kan met reden twyffelen, o f bet bloet 9
in fynevaten nog befiooten fynde, ook globeus is ^
pm dat het daar buyten getrokken fynde 9Jig lighte-
lyk in die figuur kan coüguleeren. Voornamelyk
het roodaghtig deel des bloeds. Waar9m ik veelmaal
voor genomen heb, om eens een fyne glafe pypje 9
in een van de arterien van een Hont te ßeehen, en
S het