cere mentionem ; quemadmodum apud Plinium ,\phen9 of Wysbegeerige gejprooken ; als dat by Plj.
Arißotelem, Aelianum, aliofque, qui Infe&orum
naturam .inveftigaruntjinnotefcit: fiquidem Ani-
malculum hoc fub nomine Hemerobii, Ephe-
meri, 8c Diariae, ibi defcriptum inveniatur ;
liti tam ex ipfis hifce Scriptoribus, quam ex fu-
pra laudato Augerii Clutii T ra&atu, anno 1634
edito, cuivis patet.
Ova Hemerobii di£fco modo in aquam excuf-
fa, 8c fpermate live la&ibus Mafculi confperfa,
paullatim fundum verfus fubfidunt. Quod tarnen
eo rurfus pa&o fit, ut ilia defluentis aquae
adminiculo fuper argilla vel fundo fluminis di-
fpergantur : praeterquam quod, ratioiie figurae,
Tab. X V . q u a gaudent, plano-rotundae « , diverfis modis
I# ad ima defcendere apta nata lint. Hinc ,f i quis
Ovula haec, apici cultri impofita, quoad fieri
poteft, leniflime in aquam demittit , fpontaneo
ea motu a fe mutuo quam elegantiifime difcede-
re obfervabit.
Quamdiu autem hoc Ovulum in fundo fiu-
minis delitefcat ; 8c quot demum dierum intervallo
tenella inclufi Vermiculi membra idonea
fiant tunicae, qua ambiuntur , perrümpendae >
primifque fuis exuviis deponendis ; diófcu lane
* quam difficillimum eft, nec nifi foli D E O notum
iis qui formam vitamque dedit : quamvis tarnen
ope experimentorum haec res quodam modo
indagari poffet; fi v. g. fundus ejufmodi ere-
berrimis vicibus perquireretur, aut Ovula in
pelvi quadam, aquam 8c argillam continente,
adièrvarentur. Sufficiat igitur haftenus adno-
tafle , quod Ephemeri Ovula Vermiculum ex-
cludant fexPedibus inftru&um, quem Nautae 8c
Pifcatores Efcam ripariam vocant.
C A P U T II.
E x Ovo Ephemeri Vermiculits prodit }fex
Tedibus inftruEtus, quem Efcam
ripariam vocant.
mus, Ariftotelcs,; ALlianus en andere, die den
aart van de kleene Beeskens onderfoebt hebben ,
openbaar.is; alwaar men dit Dierken ander den
naam van Hemerobius, Eplemerius, en Diariaful
befchreven vinden : als blyken kan , foo uyt die
Schryvers felve, als uyt bet aangetogen boek von
Augerius Clutius in jaar 1634. uytgegeven.
De Eyeren van bet Haft op de befchreven wyfe
in het water gefthooten , en met bet Saat of de
Horn van het Manneken befproeyt fynde , die daa..
len allengskens te grondewaart. Dan op foodaani-
ge wyje9 dat fy hier en daar, door middel van bet
nedervlietende rivierwater, op de Kley of Gront der
felve verfpreyt worden. Behalven 00k, dat fy9 door
haar eygen ge ft alte een a platacbtig rond fynde, tot
een verfchillig nederfinken bequaam Jyn. Waarom
als men deeje Eyerkens 9 Joo langfaam betmogelyk
is, met de punt van een mes in het water neder.
laut, foo verfpreyden Jy haar van felver heel aut.
dig van malkanderen.
Hoe lang nu dit Ey op de bodem of gront van
de rivier fig beflöten, hout; of in boe veel dagendat
de teere leeden van het ingeflooten aas bequaam
worden, om het vlies t dat baar omvangt, te bree-
ken, ende haar eerßen buyt af te leggen; is feer
bejwaarelyk te Jeggen, ende niet als aan GOD
all een, die baar geformeert en geß alte gegeven heejt9
bekents boewel men echter door ondervindinge9 als
met dikmaals daar nate graven, of het faat in een
bak met water en kley verfien te bewaren, fulksfon
kunnen nafpeuren. Het fal dan voor tegensivoor-
dig genoeg fyn9 om aan te merken, dat de Eyeren
van het Haft een fes-voetig wurm ken voortbrengen,
het welk van de Schippers en Vijfchers Oever-aas
genormt worts als wy opfyntyt hören füllen.
H E T II. H O O F T S T U K .
Uyt het Ey van het Haft komt een fes*
voetig Wurmke, dat Oever-aas
genoemt wort.
SCilicet f i , aliquo poftdefeeniumOvulorum
tempore, loca illa, in quibus Ephemeri
Yermes in argilla deliteicunt, eruuntur, infi-
gnis tum minimorum Vermiculorum, lex Pc-
dibus praeditorum ,numerus animadvertitur, qui
a Vermibus adultioribus nec figura nec fabrica
diferepant. Attamen longum latis temporis
fpatium praeterfluat necefle eil;, priufquam in
Ver.
W .Anneer men dierhalven eenigen tyd , nu
dat de gemelde Eyertjes gedaalt zyn,
daar na komt te, graven, omirent de plaat•
fen9 daar de Wurmen van het Haft fich in de
\Kley onthouden, zo wort men dan eengroot getal
! van fesbeenige feer kleene Wurmkens gewaar, de-
welke niet en verftheelen 9foo in geß alte alsinaak-
f e i , van de Wurmen die grooter Jyn. E e n geruy-
Vermidulos hoice inquirendi gratia foflionem
quis inftituat: adeo enim lentum eft eorum in-
ciementum, uc> fi proximo poft anno in prin-
cipio Junii menfis, quo tempore EfcainEphe-
merum mutatur, e fundo eruantui'j trestantum
quartas partes longitudinis pollicis Hollandici
,X1 ' live partem tcrtiam Vermium majorum bre-
>,iu- vi avolaturorum, cxaequenti
Praeter binas Vertniutrt fpecies 9 magnitùdine
tam iniigniter difcrepantes, eodem tempore ter-
l 11, tia adhuc c ex argilla fimul eruitur fpecies >
quae ipeciem minimam duabus propemodum
tertiis partibus fuperat,fed, maximae comparata
fpeciei, tertia parte longitudinis huic cedit. Ne<-
que hoc iblum e f t , quod inter Vermes iftos
datur, ratiohe variae aetatis, difcrimen : fiquidem
vel aequaevi etiam 8c magnitudine 8c craffitie
multum inter fe differant. Unde cum maxima
Vermium fpecies in principio Junii, fiveeo tempore,
quo evolare mox incipient, circiter tres
latos pollices longa fit 5 media lpecies duorum
pollicum longitudine paulo eft minor, minima,
vero vix pollicem aequat.
Accedit 8c haec inter hofce Ephemeri Vermes
notanda differentia 9 quod lpecies minutifli-
g,i. ma d non folum Alis aut quibuldam alarum
Pullulationibus careat , led ne vel minima
quidem earum exhibeat indicia i cum contra in
altera horum Vermium lpecie Vaginulae Ala-
5.11. rum e jam in confpeéfcum prodeant; atque in
fpecie maxima quam diftinétiflìme conlpicuae
g l in t / , Flofculum, qui paullatim increfcens fuo
e calice prorùmpit, reièrentes.
C A P U T III.
agat Ephemeri Vermiculits, O-
vo exclujus ; & quonam utatur
TOtatu dignum praeterea eft , quod Vermiculi
hi nunquam, aut faltem rariflime, in
fundo fluminis^vel 8c in medio aquarum, natantes
obferventur. Sciunt equidem fatis velociter na-
tare, 8c ferpentinis flexibus in aqua fefe agitant
; dum fcilicet, capite nunc deorfum nunc
furimn curvato, reliquum corporis fimilibus
tortuoiis convolutionibus 8c ferpentinis moti-
bu$ promovetur. Attamen femper circa oras,
8c
men ty t dient men wel voorby te iateh gaaH 9 te?
men de ondervindittg van het graven na deejt
Wurmkens in het werk ß e lt; want Jy groeyen foo
langfaam, dat, als men de felve in het jaar daar aan9
namentlyk in het begin van Widemaandt, of Junius»
dat de tyt is , als het Aas in Haft verändert, uyt
de aarde grüaft, fy maar drie vierde deelen van
een Hollantfche duymmaats a lengte vertoonen , o f
het der de deel van de bgroote Wurmen, die nu haafl
vlugtig füllen Jyn.
Behalven deefe twee Joorten van Wurmen, Joo
merkelyk in gropte verfchelende , foo graaft men
op defelve tyt uyt de kley nog een c derde foorte9
welk, de kleenße foorten ten naaßen by twee
derde deelen overtreft : en wederom tegens de
grootfie foorte vergeleken fynde , daar een derde
deel by te kort fchiet. Behalven dit onderjchbyt
van de Wurmen, ten aanfien van de tyt haarer 011*
derdom, foo verfchelenfe in groote en in dikte nog
veel onder malkanderen , boewel fe van defelfde
ouderdom ßn. Soo dat daar de grootfie foorte om*
trent het begin van Somermaant9 of opdie tyt als
fy füllen beginnen te vliegen, omtrent drie duim
lang is9 daar is de middelße foorte wat korter9 als
twee duym breet > en de kleenße haaß een duym
breet.
Nog Joo is dit onderfcheyt omtrent deefe Haft*
Wurmen, of het Aas, aan te merken, dat de d
kleenße foorte niet alleen fonder Vleugelen, oj
eenige Uytpuylingen van defelve is , maar datter
00k gantfeh geen teekenen van gefien kunnen wer*
den ; daar in tegendeel omtrent de tweede foorte
van Wurmen deefe Kokerkens der Vleugelen al
figtbaar worden , dewelke in de grootfie foorte van
Wurmen heel f kennelyk Jyn; ende als een bloem $
die allengskens aangroejende , ende uyt Jyn knop*
ken puylende is9 haar vertoonen.
C A P U T IIL
Wat de Haft-Wurm, of het Aas, be*
gint,uyt fyn Ey gekropen fyndej
ende wat lyn Voetlel is*
H Et is feer nauwkeurig albier te weten , dat
noyt9 of feer felden , deefe Wurmkens on-
der op de gjrondt van de rivier, ofte midden in
hare wateren fwemmende bevonden worden. Want
hoetoei zy redeiyk vaardig weten te Jwemmen ,• ende
een flangs-gewyje beweging in het water maa7
ken; Dat Jy doen met het hooft dan onder, dan op*
waerts te buygen: waar op het vordere lichaam *
in gelyke kronkelige bogten , en ßangagtige bewe»
Oo o I ging#* i