62 5
gidius verear ; quin explorantibus ea proba-
tum ìli confido: quemadmodum illis dunta-
xat folis manifeftum fiet, qui cognitionem ho-
rumce Animalculorum a nobis expofitam m
ipfo naturae finu venantur. Qiiamvis ingenue
fatear, etiamnum adeo haec mihi obicura vide-
ri, ut hodieque vix nifi tyronem in iis me cfle
exiftimem : accedit, quod miracula heic oc-
currentia vix ac ne vix quidem exprimi verbis
queant.
Scorpiones deinde hue pertinent, qui fimili
modo,acPediculus, íbbolem íiiam ex ovo progi-
gnunt : pròut in particulari eorum hiftoria,
Pulicis aquatici arborefcentis hiftoriae fubjun-
genda, patebit.
Ulterius huic Ordini adfcribendam elTe cenfe-
mus Hirudinem ;quamvisalio ha&enus id experimento
nobis noninnotuerit, nifi quod earn qua-
amque in magnitudine reperiamus. Animadver-
fione dignum eft, quam firmiter ilia, vitro in-
c lu f a h u i c fefe adfigat, ut nonnifi diffi-
dllime inde abftrahi rurfum poifit. Hujus vero
rei hanc damus rationem ; quod Hirudo corpus
fiium aróte ad vitrum adprimendo, atque id
ipfum in medio attollendo, fic aquam repellat,
hujufque ope fernet ar&iifime fuperficiei vitri
adplicet. Fit hoc fimili fere modo, acfi orbi-
culum coriaceum, libero in aere, lapidi adplica-
mus, filique ope in medio ilium attollentes fic
cum lapide ipíb aréfcius conjungimus.
Scolopendram quoque hue refero ; cum in o-
mnivariis earn magnitudinibus ofièndam, neque
haótenus obfervare potuerim, quod unquam in
ullam aliam formam tranfinutetur. Omnium
maximam ejus aifervo fpeciem, quae, vel ipitha-
mam longa, ex Indiis Orientalibus tranfmifla
eft. Alias porro Scolopendrarum poflideo ipe-
cies, uti Lybicam Moujeti, turn Aquaticam j tan-
demque nonnullos Julos, qui pariter inter Sco-
lopendras referri debent.
: Denique Limax fequitur ,utpote abfque intermedio
quoque ex ovo mox prodiens, nec alteri
deinceps mutationi obnoxius. Ejus quandam
aílervo ípeciem, in qua, relèdfco capite, lapis
reperitur, quem Limacis cognominant, atque
urinae calculo, ipfisque urinis pellendis idoneum
praedicant. Hoc fub lapillo conftanter fitum
efteor pulfumedens, undique albiflìmum, cu
jus 8c colorís vafa funt inde pullulantia, cordifi-
. que Auriculae membranoiàe. Quum igitur,capite
jam reíciífo, adhuc in Limace reperiatur hic
lapillus ; probabile nobis videtur, eum loco of-
fis fterni, quo alia gaudent Ammalia, ipfi datum
elle.
dewelke de wetenfebappen, die goß vqn deefe Dierkens
'oorfteilen, in de natuur ßelver foeken fallen. Maar
dewelke wy Joo duyfier nog bevinden, dat we ons
maar effen beqttaam om nog eerfi te beginnen oordee-
len; behalven dat de wonderen, dewelke wy daar in
bevinden, feerßvarelyk uyt te drukken fyn.
Volgen de Scorpioenen : die, even als de Luys, mee-
de haare j ong en ait een Ey voorttelen : als in bare
particulière bifiorien fatblyken ; die ik op die van de
getakte Water- Vlooy fa l laten volgen.
Vor ders geloven wy de Bloetfuyger, ofte Egel,
tot deeß Order te bebooren; hoewel nogtanswy geen
andere ondervindingen daar van eer h ebb en, als dat
we hem op alle grootte bevinden. 9t Is aanmerkelyk
in defelve , hoc vafi by ß g , in een glas beßooten
fynde, daar aan kan kleeven: foo dat wefeer fware-
lyk hem daar aj hinnen trekken. De reden hier
van gelooven wy te fyn; dat hy fynlichaam digtop
bet glas drukkende, ende dat felve in H midden op-
trekkende, door middel van bet weg geßoote waater,
ßg daar aan perfi. Ende dat bykans op defelve wyfe
als we in de lugt een Trekleer op eenßeen plakken,
ende bet felv e, door middel van een draad, in 5i
midden optillende, met den ßeen doen vercenigen.
Nog plaats ik de Veelvoet, Duyfentbeen o f langer
Oorwurm, Scolopendra, in deeß eerfie Order. Al-
foo ik bem op (Aderbande grootte bevinde, fonder dat
ik tot nog toe kan bemerken, dat by oit in een andere
gedaante verändert. Van deeß bewaar ik de aider-
grootße foorte, die 1vel een fpan lang is , en uit Oofi-
India geßnden. Nog bewaar ik eenige andere foor-
ten van Scolopendre, als de Lybica Moufeti, en 00k
de Aquatica : en dan meede eenige Ju li, dat meede
een ßort van Scolopendre fyn.
Eyndelyk volgt de Slak, dewelke meede uyt een
Ey datelyk te voorfcbyn komt, ende geen andere
verandering ondergaat. Van deefe bewaaren wy een
foorte, in welken, den kop afgefneeden fynde,wy een
Steenken vinden, dat goet voor bet graveel geoordeelt
werd , ende bet water effet. Onder dit ßeenken
bevinden wy geduurig bet kloppend hert, dat gebeel
blank is, als 00k de aderen fyn die daar uyt fpruyten,
ende de oorkens van bet hert, die vliesaebtig fyn>
Naademaal wy dan, bet hooft afgeßeeden fynde, dit
ßeenken nog in deßak bevinden ; foo oordeelen ivy
bet haar in plaats van bet borßbeen, dat we in andere
Dieren bevinden, gegeeven te fyn. % Is aanmer|
eiTe. Obiervatu dignum eft in Limacibus,quod
Naturae placuerit cas ita conftruere, ut fua re-
crementa per collum exonerent; per idem collutti
reipirent; irjque eo omnes partes, genera-
tioni dicatas, -fimul reconditas habeant. Animad-
vertimusetiam, Limacem quemvis figillatim &
marem fi mul & foeminam, verbo Androgynum
elfe ; ejufque penem, inftar priapi Balaenae
fabrefa&um, mirifica longitudine gaudere. Verum
de his omnibus poftea ipeciatim & ex com-
pofito agam. Limaces Hermaphrodites ,eflè jam
quidem illis Au&oribus Britannis obfervatum
eft, qui Catalogum Plantarum circa Cantabri-
giam nafcentium ediderunt.
Tandem, ut vela Contrahamus, aflervantur
quoque in loculis noftris dentes Limacum, qui
cornei funt & flexiles : quin & cor Limacis una
cum fuis auriculis inflatum, & balfamo condi-
tum, oftendere poilumus.
Omnia autem ha&enus recenfita Infe&a immediate
in lucem prodeunt, neque unquam
in Nymphas immobiles mutantur : ova enim
ipforum abfque intermedio quodam pullos ex-
hibent ipeciei iiiae jam jam tìmiles, qui lapfu
temporis increicentes firmiora acquirunt &
perfe&iora membm; neque hac dote diftèrunt
ab aliis Animantibus, quae D. Harveus per-
fedo ex ovo nafei afièrit : quamvis tamen,
priufquam ad plenum incrementi fui termi-
num pervenerint, aliquot adhuc vieibus cu-
tem mutare debeant; fub quapoftrema vernatio-
ne eorum nonnulla quafdam adhuc patiuntur
niutationes : unde hac de re illa ut Nymphas A-
nimalia confideravimus. Addepraeterca, quod
quaedam eorundem haud aliter, ac Homines &
Animantia quadrupeda, ova fua ipib in corpore
excludant, & hinc vivipara fint: quodin Scor-
pus & quibufdamLimacibus obtinet.
Exemplum P r im i O r d in i s Naturalium
Mutatiommin P E D IC U L O : ubifim ul
L e tto r i exponuntur ea, quae ad reliqms
ires Ordines fpettant.
T T T itaquc ilngulare quòddam & luculen- y~s turn eorum, quae primum ad Ordinem
retenmtur, Infcaorum fpecimen proponatur,
fcpiftolatn heic interferam magna cumaccuratio-
ne ohm adD. Tbevcmt exaratam.in qua Pediculi
mem rorum & externorum,& intemorum, ampia
«ahfolutatraditurhiftoria. Ex iftoautem, quo
®unc primum mutationum Ordinem illuftramus
«empio, atque ex aliis,tres reliquos Ordines fpe’
danmerkelyk
in de Slak ken, dat de Natuur gewilt beefi9
dat ß door den hals baare overtolligbeeden fouden
loflen, daar door aaßem haalen, ende alle haare dee-
len, dewelke tot de voortteeling bequaam Jyn , daar
in opgeßooten hebben. Soo bevinden wy 00k dat ider
Slak, voor fynfilve, mannelyk ende vrouwelyk is.
Synde de roede wonderlyk lang, endegemaakt op de
wyfe van die der Walvijfchen. Van dit alles fa l ik,
in hetvervolgb, heel particulier gaan fpreeken. Soo
bevinden wy 00k, dät die Engelfcbe Heeren, dewelke de
Planten ontrent Cambrits w affende befebreeven hebben,
meede de Slak ken mannelyk ende vrouwelyk te
fyn, ondervonden hebben.
bm te eyndigen, Joo bewaaren wy nog de Tanden
van de Slak ken, die boornagtig ende buygfaam fyn.*
foo hnnnen wy 00k vertoonen bet Hert met fyn oorkens
opgeblaaßen, ende foo gebalfemt fynde.
Alle nu deqfe opgetclde Dierkens komen onmiddel-
baar te voorfchyn, fonder dat fy oit tot onbeweege-
lyke popkens veränderen, want baare eyeren haare
foortgelyke onmiddelyk uytleeveren, dewelke dan
met vervolg van tyd, in vaßer ende volmaakter lee-
demaaten aangroeien, ende dat op defelve wyfe,gelyk
de andere Dieren, dewelke de Heer Harveus, uyt
een volmaakt Eygebooren te fijn , fiaande boud: hoe-
we I egter eerfe tot volwajfe grootte koomen, Jy nog
eenige maalen moeten vervellen; ende in welke laatße
vervellinge fommige nog eenigfins verändert werden ;
waarom wy defelve eeven als een Dier-Popken aan-
gemerkt bebben. Waar by men nog voegen moet,
dat eenige derfelve, op de wys van de Menfchen, en
viervoetige Dieren, baar Eyeren in V ligebaam excluder
en, en die levendig baaren, dat de Scorpioenen
en fommige Slakjgn gemeen is.
Voorbeelt van de E e r s t e O r d e r der
N atuurlyke Veranderingen in een L UIS:'
met een berigt aan den Leefer, ra-
kende de drie volgende Orderen.
OM nu van de Dierkens, tot de eerße Order be-
bootende, een particulier en omfiandig Voorbeelt
te geeven, foo fa l ikjiier een naukeurigen Brief
invoegen, die aan den Heer Thevenot voor dee fen
gefchreeven is , dewelke een uytvoerige hißorie bebeiß
van de uyterlyke en innerlyke leeden der Luy-
ßen. En in dit voorbeelt, dat wy albier van de eerfie
Order der verandcringen geeven, en dan vervol-
gens van de drie andere Orderen, op fyn plaats en
Q .a tyt