ftìni redi depofitamtunicam adhucobfervare licet
exuvias ipfas accuratius cxaminanti. Porro notabile
eft, quod hifccColfi cxuviis adfixum maneat
Cranium : cum contrarium in Bombycibus obti-
neatjii'tpote quorum Cranium Temper ab exuvns
lecedit, nifi lubpòft rema cutis mutatione, quando
in Auieliam five Chryiàllidcm abit Bombyx.
Caput Dèntefque Co fli, recens cute fua exuti,
turn temporis albicant, molleique flcxiles
funt; qui alioqui cornea imo Sc ofl'ea duritie
gaudent : ut hinc ne fcrrum quidcm mordere
dubitet Vermis laceffitus.' Quidnam autem
in Verme tandem revera cflicere queat ift-
haec Fiftularum Pulmonalium cutis mutatio,
poftmodum patebit; quando fimulpaullo liquidius
expofiturus fum, quod plures,quamododecim,
in Coflo dcntur rami principales Fiftularum
pulmonalium : quemadmodum etiam in Bombycibus
obtinet. Imo in Crabronis Verme vel
cxtrinfecus quoque videri poteft,quod is viginti
Pundis Refpiratoriis gaudeat. Verum ad Anatomen
Cofli progredior.
C A P U T III.
Anatome CoJJi. Modus quo is interfi-
ciendus efi. Sanguis ejus, Cor,'Pingue,
Fißulae Pulmonales, Gula, Ven-
triculus, Medulla Spinalis, Nervus
recurrens. §1uoufque edulis fit CoJJus.
Quanam ratione condiri is queat. Plures
infuper rariores obfervationes fpar-
fim interferuntiir.
VAriis atque multiplicibus utor encheirefi-
bus ad Coflforum Anatomen commode
inftituendam ; prout varius eft , quem mihi
conftitui, fcopus. Omnium tamen frequen-
tiflime foteo hunc in finem Vermem Spiritu
Vini cnecare, aut Sc aqua pluvia paullo plus
quam tepida iufìòcare, atque poft horas aliquot
inde rurfiim protrahere : ita enim non
folum omnes is motus ftios amittir, verum
etiam librae ejus motrices muiculoiàe dcin-
ceps haud amplius lèlè contrahunt ; quarum
contradio alias fedioni plurimum incommo-
dat.
Cute difcifla v.g. in dorio, ( ubi Corloeatum
eft, quod peruniverfum dorfum , inftar oblon-
gi canalis, fefe extendit, Sc circa ultimos an-
nulos,inmodum vaiorum Lymphaticorum,no-
dofum apparet) ilico, poftquam e vulnerefan-
guis, qui aquofus humor vel ichor eft, efflu.
xit,
ßn . Alwaar men dan nog den vermeiden Endeldarm
fien kan in H leven. Wanneer nu dit
vel ajgeftroopt wort, fio blyft hét Bckkeneel
daar aun vafi, dat contrarie in de Sydewurmen toe-
gaat, alwaar bet Bckkeneel altyt van het vel gefe-
pareert wort, ten (y in de laatfte vervelling, wanneer
by een guide Popke wort. Het Hooft en de Tan-
den van dejen vervelden tìoutwurm Jyn op defe tyg
■wit, buygfitam en week-, daar fy anders fio hart als
boornbeen fin ; ontfiende fig de Wurm ook met inyfir
te by ten, wanneer by geirriteert Wort. Wat nu ey-
gentlyk dit verveUcn der Longpypen metter tyt in
de Wurm kan te weeg brengen, fai ik bier naa afilo
an de ien, alwaar ik wat klaarder figgen fial, hoe
datier meer ais 18 boofttakken van de Longpypen
ß n ; dot ook in de Sydewurmen fio is: en in de
wurm van de Horfjel hlykt felfs van buyten, dat
■daar 20 Lucbtpypen ß n . Maar ik gaa over tot
baar ontleeding.
H E T III. H O O F T S T U K .
De ontleeding van de Houtwurm, Hoe
men hem doodt3 fyn Bloet, Hart, Vet,
de Longpypen, de Keelj de Maag, het
Ruggenmerg,de weeromlopende Senuw.
Wat gebruyk de Houtwurm omteee-
ten heeft. En hoe men hem kan balfe-
men: metveele rare tuilchen gevoeg-
de obfervatien.
OM de fie Wurmen bcquaam te ontleeden, gebruyk
ik verficheyde en menigvuldige manieren
, naa de intentien die ik dan beb. De gemeen-
fie, die ik gebruyk , isde Wurm in.Brandewyn te
dooden, óf die in regenwattr wat beeter als laauw
te doen verdrinken, en na eenige uuren tyts daar
weer uyt te trekken. Waar door hy dan niet allein,
alle ß n beweeg'tng verließ,maar ook deMujculeuze
bewegende Vezelen en contraheeren baar dan niet
meer: dat anders een feer gr00t belet in de Ontleding
is.
Het vel geopent hehbende ,by voorbeelt op de rüg,
( daar het Hart geplaatft is, het welk den ganftben
rüg als een langwerptge canaal door loop t, enfig
omtrent de laatfte ringen knoppig vertoont, als de
lymphatique vaten doen) fio fiet men datelyk naa
bet itytlopen van het Bloet, dat een wat erige vogm
tigxit,
Fibrae motrices Annnulorum a in conipe-
B ¿tum prodeunt | quac vifu fane pcrquam mi-
,tii. rabiles funt, Sc vix ac ne vix quidem probe
defcribi aut figura exprimi queunt : feruntur
eiiim fupra fe mutuo, ab alio ad alium annu
lum, dudu redo, tranfvcrfo, obliquo, ad de-
cuflim, aliaeque aliis longiores, crafliorcs, aut
tcnuiorcs ; prout modo citata icone quo-
dammodo repraefentare fum conatus. In nullo
tamen Infedorum elegantiores funt mufcul
quam quidem in CochleisjUti in harum hifto-
ria eft videre.*
Juxta totam Cordis in Collo longitudinem
fimiles quoque Fibrae motrices collocatae funt,
quae ipfi Cordi inferuntur, idquc , ceu toti-
dem diverfi funiculi, aperiunt atque contrar
i . hunt. Cor externa facie nonnifi tubulum re-
a‘ fertmembranaceum,oblongum ¿r;qui circa Ca-
b' put anguftiflìmus eft: b, itidemque circa medium
corporis, nodi inftar, coardatur, Se rure.
fus ampliatur c , tandem vero poftica parte,
fub annulo decimo tertio, quam ardiflime
i. coit d. Ab utroque Cordis latere nigrefeentia
quaedam punda cernuntur, inaequalia, quae
faciunt, ut Cor* ex fe pellucens, tanto diftin-
dius confpicuum fit.
Quodfi deinde paullo amplior fiat inciíio J
Pinguedo fefe oftért ex infinitis conftans glo-
:ti bulis minutiifimis, velut arenofis b-, qui, mi-
crofcopio confpedi, ex aliis iterum, innumc-
ris, minoribus, particulis compofiti eflè viden-
tur. Omnes hae particulac lubtiliffimis atque
pellucentibus innituntur membranulis five tuia.
nicis a a-, quae modis multiplicibus per Vermem
diftributae funt, fuaquemultifudine & diverfi-
taté confpedui partium interñarum quam maxime
obftant. Porro fi haec Pinguedo ope
microfcopii perluftratur, Fiftulae etiam Pulii.
monales bb per eam difeurrentes apparent, atque
iplum pingue inftar minutarum particula-
«• rum oleoiàrum, globoiàrum cc,intra albas partículas
lphaericas, membranáceas, natantium,
fefe exhibet. Ubi autem Colli axungia, tenui
vitro excepta, fuper prunà cineribus fuis ad-
huc fepulta reponitur,tunc aliando oleoià inde
exfudat materies, alba, làt copiolà j quac pa-
pyro illita idem, quod alia olea,eíficit¿ in ignem
vero conjeda lucide ardet; unde ex omnibus
hifee indiciis veram pinguedinis naturam ei inef
fc colligo. Pingue hoc nequáquam rcgulari.,
fed varia gaudet figura, illis propemodum limile
Veficulis pneumaticis-, quas in Alarum va-
ginis poftmodum delincabo: id, quod interim
nontigheid
of ichor is, de Vezelen,die de krttigeH bewee»
gen a, die Jeer wonder lyk om te befigtigen zyn, en
fieer qualyk kunnen befchreeven, of ook afgeteekent
worden j want fy loopen over malkaijderen van de
eene ring tot de andere, dan regts, dan dwars, dan
fichuyns, en dan weer kruys wys over een ; finde
de eene lang er, dikker, en dttnder als de andere,
dat ik eenigfins getragt heb af te beeiden. In geen
van deefe kleene Dterkens ßn de Mufculeti aardige f
als in de Slakken, als aldaar naa te fien isi
Längs het gtheele Hart van den Houtwurtn ß n
ook diergelyke beweegende Vezelen geplaatft, die
men fiet dat het felve ingeplant worden, en dat opeit
en toetrekken, als door fidveele verfcheydene k cor deben
s. Het Hart uyterlyk aan te fien is niet ais
een vliefig langwerpig pypke a; omtrent bet Hoofi
is het bet nauwfte gefiootenb, als ook omtrent het
middelfte van bet licbaum ; daar het fig knoopsge-
wysfiuyt, en weerverwyt c. En ten laatften,fio
fluyt bet fig by de dertiende ring van agieren beel
nauw toe d. Aan weerßden van het Hart fiet
men eenige fvoartagtige en ongelyke ßippelen, de-
welke, al fio bet Hart beel doorlugt ig is , dat fei*
ve fio ve el kennelykcr en figtbaarder maaken.
Ais men nu een weynig meer. opening maakt,
fio vertoont fig bet Vet ,beftaande uyt oneyvdige klee*
ne klootkens ais fandekens b, dcwelke als men met
een vergrootglas befict, fioo ontdekt men, dat fe nog
uyt ontelbaare kleender deelkens (amen gefielt ß n <
Alle deefe deelkens bebben baar fondament op fier
fiubtiele doorlugtigevlieskens,of vellekens aa. Dewel-
ke menigvuldigljk in de Wurm verfpreyt ß n eH
bet gefigt van de inwendige deelen door haar veel-
heid feer beletten. Als dan dit Vet met een vergrootglas
be fen wort, fio fiet men daar ook in de
doorlopende Longpypkens b b , en het waaragtige
Vet felve vertoont fig als kleene ronde olieagtigâ
deelkens c c , die in de witte globcufige deelkens
fwemmen. Als men nu het Vet van de Houtwurm ,
op een dun ßuxken glas legt, en dat op een kool
vuur plaatft, daar den afeb nog op fit, fio braat daar
een olieagtige witte Jubftuntie uyt, en dat in quan*
titeyt; als men die op een papier firykt, fio dost
fie daar het felve e fie II op , dat andere olien doen.
En werpt men fe in V vier, fio brunt f i beider ;
dat my dan alle tekenen van Vet fyn. Dit Vet is
niet regulier, maar van verfibeyde figuurcn , op
de manier bekans, als de Lucbt-blaafen , die ik in
de fcheede der Vleugelen f i l af bee I den: maar dit is
Ii i i 7, nief