Pili # 11111
I
l ' î l f p p
HI TH p lM fe fip
H f l u i teli
f t !• i l i i l
i i l i , !
Tab. IV:
f ig . IV .
X IV .
1 . 1.3.4,
5.«y. 7.
Tab. IV.
f i g . v m .
1.1.3 &c.
Tab. IV.
f ig . IV .
bbb.
7*
: terftitiis illorum annulorum fita f , cujus ope
annuii fernet commode incurvare Sc flettere pof-
funt : id quod praeièrtim in mirificis illis veneri*
culi, fiftulis aereis numerofiflìmis ili pati, mo.
tionibus ufu venit.
Utrum vero hae fiilulae pulmonales, intra
corpus, tenuem quoque pelliculam eo tempore,
quo Pediculus cutem mutat, exuant, atque cum
exuviis deponant (prout in Bombycibus, Scaliis
tantum non omnibus lnie£tis fieri a me obferva-
tum eft), id cquidem in exuviis Pediculi inveiti-
gare praetermiii. Verum quo fiilulae hae pulmonales
minores evadunt, eo Sc paucioribus
gaudent annulis ; donee tandem inftar filorum
membranaceorum compar eant.
Aufim heic aiTeverare, quod in nulla Infebto-
tum, haétenusmihi cognitorum, fpecie pulmonales
fiilulae commodius con fpici queant, absque
ullius etiam febtionis neceflitate • ita ut fitum
earum atque decurium in nullis Animantibus
majore cum admiratione contemplari liceat,
quam in Pediculo. Praeftoautem mihi eft per-
quam curioia Sc fàcillima encheirefis, cujus ope
id quolibet temporis punito quam certiflime va-
leo demonftrare.
QUATUORDECIM Fiftularum Pulmona-
lium ORIFICIA in cute Pediculi exteriore
confpiciuntur, quorum ab utroque pebtoris latere
unum i , utrinque vero fuper marginibus
abdominis lex funt collocata, 2. 3. 4. 5 . 6. 7.
Id quod ab uno faltem latere exhibeo. Quin a-
liquando unum adhuc par orificiorum aerifero-
rum, inter fecundum Sc tertium par pedum, vi-
dere mihi vifus fum; quod tarnen firmiterhaud
adferuero.
Iithaec ORIFICIA feu PU N C T A RESPI- i
R A T O R IA , quorum unum ab uno latere, in- j
terprimum Sc fecundum par pedum, fuprape-
itus,fitum eft,Sc lex fuper margine ventris 1.2.
3 Sec. haec, inquam, punita ibi locorum nonni-
hil extuberant, inftar minoris papillae aa, atque
in ambitu fuo minutum quendam videntur habere
marginem, qui mihi quodammodo rubellus
atque translucidus apparct, prout Sc ipfe locus, in
quo defixa haerent, coloris eft fpadicei pellucen-
tis : deinde vero rurfus introrfum nonnihil refle-
ituntur, tumque ibidem mox iterum extuberat
marginis abdominalis integumentum. Atque fi-
milis eft ratio punitorum omnium: quemad-
modum Sc circa punitum quod in peitore loca-
tum eft b. id ipfum locum habere obfervatur.
A quolibet punito refpiratorio brevis quidam
R A M U S T R A C H E A E b b b ,a b -
fcedit,
kunncn omkrommen en bujgen , dat befonderfyi^
gefchietin de feer rare bewegutgen van de Maag,
die voi luchtpypen is.
O f defe longpypen binnen het lichaam oof ten
fyn huytken afftroopen, en die met het vel aflcg-
\gen3 op de tyt als de Lays vervelt, [gelyk als in
de Sydewurmengefchiet, en 00k entrent me eft alle
andere Infecten van my geobferveert w] dat heb
P verfuymt in de vervelde huyt van een Luys naa
te foeken. Maar hoe nu defe longpypen kleender
worden, hoe fy minder ringekens hebben 5 tot dat
fy ten laatften , als vliefige drajtkens haar vertoo-
nen.
Ik kan alhier verfeekeren, dat men in geene foor-
ten van InfeSlen, my tot tog toe bekent, de long-
pypen bequamer fien kan y en dat fonder eenige feilte
te maaken5 foo dat men haar ßtuatie en loopy
in geene dieren , met meerder vcrwondering kan
befchouwen, als in een Luys ; en daer toe heb ik
een feer curieufe en ganfch lighte uy winding , ont
dat op ieder oogenblik infallibel te toonen.
VEERTIEN OPENINGEN VAN LONGPYPEN
fiet men in het uytwendige vel vande
Luys y waar van dat daar aan weerfyden een in de
borft geplaatft is i , en fes aan weerfyden op de
randen des buyksy 2. 3. 4.f .6 . 7. dat ik aan een
zyde vertoon. En fomtyts heeft het my toegefchee-
nen, als of daar nog een paar lught-openingen ,
tuftchen het tweede ende derde paar beenkens was»
dat ik eghter niet durf ajjirmeeren.
Defe OPENINGEN DER LUCITTPYPPEN
waarvan dat daar aan een fiyde , een tujfehen het
eerfte en tweede paar voeten op de borft geplaatft
is y en fes op de randen des buyks 1. 2. 3- en f00
voorts : die fyn aldaar eenigfins verheeven , als
een kleene tepel a a y en in haar omtrek fchynen
(y een rantken te hebben , dat i f eenighfins root-
verwig en doorlughtigbevinde, gelyk 00k de plaats
daar fy aldaar ft aan , van een doorlughtige cafta-
nie couleur is. Dan buy gen fy weer 1vat in y ett
voorts puylt het vel van de rant des Buykx dan
aldaar weer tyt y dat ontrent alle de punita foo
toegaat. Gelyk 00k ontrent het punitum dat in de
borft geplaatft is b , dit geobferveert wort•
Van ieder opening der Ademhaaling goat een
kortc TAX DER LONGADER h h h , iewclkt
■ een
fcedit, qui paulo poft cum ramo Tracheae, ab
altero punito procedente, oculis diflinite con-
fpiciendam patrat ANOSTOMOSIN, atque in
unumcanalem coalefcit: id vero confimili modo
in omnibus illis 14. pulmonum apertionibus ob-
tinet. Ut adeo aèr, qui per unum quoddam punitum
refpiratorium in corpus adtrahitur, per corpus
univerfum deduci queat. Neque folum ibi locorum
fiftulae pulmonales inter fè communicant;
verum Sc obtinet hoc in illis, quae haben-
tur in dorfo, ventre, Sc peitore, quod ipfum
fubtus tribus manifeflis ramis, in unum concur-
rentibus, diftinguitur. Quemadmodum id in
incomparabili fua Micrographia eleganter depin-
xitD. Booke; utut traniparentes haice Tracheae
ramificationes haud alia ratione cognoverit,
quam quod per corpus tranflucentes appareant.
Me autem ulterius docet Anatome, quod
PULMONALES F ISTULAE non modo in
Capite, Peitore, Sc Abdomine confpiciantur,
verum Sc ad ipia Inteftina, Ovarium, Medul-
lam fpinalem , Cerebrum, omnefque partes in-
temas corporis hujus Animalculi exporrigantur.
Quae quidem omnia uti diflinite vidi, ita Sc a-
liis ad oculum demonftrare valeo ope certörum
experimentòrum, quae Divina fufFultus gratia in
Anatomicis exeogitavi, ut fummi Conditoris
miracula in Ejus operibus cognoicantur. Neque
enim vel minimum quidpiam a nobifniet
ipfis habemus, utpote qui vel ipfi tantum machina
fumus, a fupremo fabrefaita Architeito,
cujus opus, o rem mirandam ! fuum cognofcit
artificem.
Hifce probe intelleitis, jam porro progredì
poffem ad deferibendas alias partes, Ovarium
videlicet, quod proxime fub prioribus in con-
fpeitum venit, utpote pro parte iuper ipfo
ventriculo collocatum : verum quoniam ordo
congruuspotius repoicit,ut partes illae priusper-
traitentur , quae ad digeftionem, corporiique
nutritionem Se coniervationem fàciunt, quam
quae inferyiunt generationi; hinc mox Aculeum,1
Gulam,Ventriculum, Inteftina, aliafque partes
adjacentes deicribam. Pofthaec vero ad Ovarium,
Cerebrum, Medullam fpinalem, atque
Nervos me conferam, tandem de externa Cute
nonnullafubjuniturus;.quibus abiolutis hancce
Anatomen concludano»
Pediculo nec roftram eli nec dentes, nec
ullus oris hiatus, uti D. tìooke depinxit : introitus
enim in gulam ejus abfolute claufus eft. Unde
loco horumee omnium P R O B O S C I S 9
vel potius acuminatus cavufque A C U L E U S
ipfi
een weinig daarna , met de Tak der Longepyp
van bet andere punllum körnende , heel ßghtbaar
ANASTOMISEERTy en daar in geofculeert wort:
dat ontrent alle de 14. openingen der Longen
plaats heefi. Soo dat de lugt, die door de eene
adem-opening wort in het licbaam bewoo*
gen, bet ganfehe lichaam kan doorgevoert worden.
En niet alleen foo anaftomifeeren de longpypen,
daar terplaatjey maar fy doen dat 00k op de
rugb y indebuik 9en in de borft, die van onderen, door
drie merkelyke takken die in een loopen, verdeelt
wort. Gelyk de Heer Hooke in fyn onvergelykelyke
Micrographia dat niet onbillyk qfgebeelt heeft ,* niet
tegenftaande , dat hy deefe doorfthynende longade-
ren niet en heeft gekent: als maar ten aanßen, dat
fe door het lichaam heen gefien wierden.
En voorts leert my de Anatomie, dat deefe LONGr
PYPEN, niet alleen in het Hoofty de Borft, en Buyk
gefien worden, maar fy gaan felver tot de Därmen,
het Eyerftok, het Ruggemerg, de Herjfenen , en
tot alle de inwendige deelen van het lichaam defer
Dierkens. Dat ik alles klaar gefien heb , en 00k
andere kan vertoonen, door fekere experimenten, die
ik door de Goddelyke genade, in de Anatomie, uyt-
gedaght hebbe, om de wonderen van den grooten
Schepper in Jyne werken te kennen. Want niets'hebben
wy van ons felven, alfoo wy felfs een werktuig
fyn van den alderopperften Maaker toebereyt, waar
van het maakjel, 0 wondere faak , fynen Maaker
kent.
Dit wel begreepen finde, foo fou ik nu voortgaan
kunnen tot de befchryving der andere deelen, als
dat van het Eyerneft, het geen vervolgens in het ge-
fight komt, en boven op de maagh voor een
gedeelte geplaatft is. Maar alfoo de order bequamer
is , dat ik eerftelyk de leeden afhandel, dewelhe tot
de digeftie, het voeden en onderhouden van het lic-
chaam beboren , als die tot voortteling dienen:
foo fa l ik nu den Angel, de Keel, de Maag, de
Darmen, en de andere aanleggende deelen befchry-
ven. Waar naa ik tot het Eyerftok , de HerJJenen,
het Ruggemerg , en de Senuen fa l overgaan, en
voorts iets van het uytwendige vel Jeggen , waar
meede ik deefe Anatomie befiuiten fal.
De Luys heeft geen bek o f tanden , nog 00k
geen opening van mont , äls de Heer Hooke
afgebeelt heeft: want den ingank tot fyn keel is
teenemaal geflooten. Soo dat hem, in de plaats van
alle het felve , een Snuit , o f liev.er fcherpe en
T bol