C A P U T V ,
uomo do Nympha fuperfluis inflata fit
humoribus 3 qui exhalant. Ejus Ana-
tome. Quanam ratione ea exuviis pofi-
tis in Scarabaeum mutetur. Accedimi
mirabilia quaedam3 in rtrum Natura detesta.
JOftquam Gapite praegteffo vidimus, quid-
nam fit Nympha, éc quonam paólo Ver-
mis elegantem huncce habitum induat, ut in eo,
fponfae inftar, pracparetur , atquc ad inftantes
nuptias rive gencrationis aólum aptus redda-
tur: proxime illas Nymphae mutationes, quac
huic obtinendo fini infèrviunt, defcribam , fi-
mulque aliquas intcmarum ejus partium Anatomías
exhibebo. Ita nimirum tanto intelligi
potcrit facilius, quanam ratione hacc Nympha
demum in Scarabaeum cxcrefcat, atque tum
tandem, perfeétum Animal faóta , nubilis fit,
fuamque fpecicm propaget. Primum igitur,
quod heie in confiderationem venit ,eft afportatio
atque trajeófcio fanguinis 8c humorum , qui
Nymphae membra diftendunt atque efficiunt,ut
Animalculum hocce, in principio, mox a penadla
mutatione , plus pendeat , quam poftmo-
dum , quando Scarabaei formara induit. Id
ipfum quoque circa Nympham Apum atque
Crabronum animadverti:Crabronis eriim Nympha
Crabrone ipfo vel decem monadibus eft
ponderofior. Quapropter Nympham fic con-
ftitutam fub hoc tempus confiderò tanquam
hominem hydropicum: is namque, ob membra
iua fupervacaneo humore tumefadla, potentiàm
ifthaec movendi amittit, nec mufeulis fuis uti
prius poteft, nifi poftquam humores diiHati atque
excuffi funt. Atque heic quidem in hoc
Animálculo non tantum ifta obtinet membrorum
inflatio ; verum novi ejus Mufculi infuper etiam
extenfi funt majoreique fadti ; quin Se ipfum Os
corneum, cui Mufculi infiguntur, ut id mo-
veant, eandem paifum eft mutationem: accc-
dit, quod hoc ipfum os, vel ideo quoque, quia
membranaceum adhuc e il, molle, & quafi dif-
fluens, vi fuorum mufculorum haudquaquam
poflit moveri j nifi poftquam. fuam omnia duri-
tiem & firmitatem prius acquifiverint, humo-
refque fuperflui rurfus in auras fuerint diffipa-
ti : quod equidem abTque intercedente debito
temporis (patio fieri nullo modo poteft. Vi-
derc hinc e ft, quod Nymplac qutis extima
tener.
H E T V. H O O F T S T U IG
Hoe het Popke met overtollige vogtig-
heeden opgefwollen is, die uytdam-
pen. Syn Anatomie; en hoe hy ver-
velt tot een Schalbyter. Met ttog eenige
wonderbaare ontdekkingen in de Na-
tiiur.
Efiett bcbbctlde in bet ixwrgaahtk Hoofißak.
wat het Popke is , en hoe de Wurm deefe cie-
relyki vertooning aanneemt, om daar tu als cen
bruyt geprepareert, en tot het aanßaamle huweljk^
o f de voortteling hequaamgemaakt te wer den;foo fai
ik nu Jyne veranderingen daar toe hefebryven, en
ook eenige ontleedingen ßjner inwendige leeden
voorfiellen. Op dat men foo veel te bequamer fou
begrypen, op wat monier hy eyndelyk tot een Schale
byter vergroeyt, waar in hy huuwbaar i s , ende voori
teelt ijynde een volmaakt Di er geworden. Het eer-
ß e , dat dan hier in aanmerking komt ,is de overvoc-
ring en verplaatfing van het hloedt en de vogtig-
heeden , waar mee de leeden van het Popke opgei
Jwollen ß jn , en waar door dit Dierke in het be-
gin naa ßjne verandering f waarder iveegt als nader-
hant, wannecr het de gedaante van ien Tor of Schal-
byter aangenoomen heeft. Dat ook omtrent het Popke
van de Honing-Byen, en de Horffels,van my (lange
merkt is-, wegende een Popke van een -Horßelwel io aafen fioaarder, als de Hör (fei felve. Waarom
ik de geßeltenijfe van hei Popke op deefe *tyt confi-
dereer, als iemant, die waterfngtig fijnde ßjne leeden
met overtollige vogtigheeden opgefwollen heeft ,
vjaar door hy ßjne beWcegiiig verließ ,fonder dat
hy ßjne mufculen kan gebruyken , voor al eer dai
die vogtigheeden wederom üytgedampt ende ver-
dweenen Jyn. Dat niet alleen plaats heeft omtrent
de opgefwolle leeden van dit Dierken, nrnr
haare nieuwe Mufculen fijti, behalven dat, nog fel-
ver uytgerekt ende vergroot geworden; en fe lj foo
is in het Hoornbeen, daar Jy in geplant worden,
om dat te beweegen , de felve verandering gebeurt.
waar hy nog komt, alfoo dat been vltefig, weekt ende
als vloeyhaar i s , • dat ß n e mufculen het felve
onmogelyk niet beweegen kttnnen.: ten Jy eerfi alles
fyn hardte enßyfte verkreegen heeft, en dat de
overvloedige 'vogtigheeden ttieer getranfpireert fyn •
het geen Jyn tyt nootfakelyk 'van doen heeft. En
foo fiet men ook dat deefe teere huytenfte huyt van
bei JPopken alltnxkeni yethart ende uytgedroogi
wort
teficrrìmà , paullatim indurcicat atque arefiat, Wort 9 de couleurwort ook geeldèr, die daar naa in
eolorque fenfim magis evadat flavus, qui dein
in faturatius rubrum, tandemque in atrofufeum,
fpadiceum, tranfmutatur. Hacc vero omnia ex
co oriuntur, quod partes internae,quae per ex-
teriorem pelliculam translucent, fenfim in na-
feiturum Scarabaeum exerefeant.
Quando haec Nympha aliquot dierüm (patio
diótac humorum fuperfluorum perfpirationi
vacavit ; tunc per excernam Pedum cutim tcnel*
lus quidam tranfparere cernitur radiolus, arti-
culatus, albefeens, tenui fimilis filamento: fei-
licet hoc primum eft cornei illius Offis, quod
futuros Pedes conftituit, jamjam indurefeentis
principiüm. Qiiodfi autem, cute hacdifciftà,
contentilm ihtus Os accurate examinatur, limpido
id veluti liquore undequaque circumfufum I
cflè adparet. Quin ipià haec oflìcula tum temporis
adhuc adeo tenera funt, ut vel leviifime
l'altera dimota mox laedantur atque diffringan-
tur. Verum id praeprimis fumma dignum eft
animadverdone, duriifimum illud Cornu,quod
e Naiò Scarabaei Maris extat, & de quo Mou-
fetus pag. 153. ait: „NariumCornu illud recur-
„ vum adeo acutum e ft , ut aciem illi rupis
„ tenacis aftriólione addi putares : ” Cornu, in-
quam, illud in Nympha molliflìmum efle, 6c,
limpidae inftar aquae, diffluens.
Cum deinde harumee Nympharum aliquot,
poftquam paullo plus profeciflènt, diflècarem,
Nafi Cornu gelatina in veni fuffertum: atque haec
quidem- materics, quando Animalculum refpi-
rabat, firn ili inde modo ab interioribus , per
vulnus, foras expellebatur j ac Pulmo nofter,
cum latus Thoracis transfoflum* eft. Oculi jam
paullo erant firmiores, at humoribus tamen adhuc
repleti. Inter complicatasAlarum, &,quae
alas tegunt,V aginarumjunóturas nonnullos offendi
eorum Pediculorum, qui Coflò etiam atque
ipfi Scarabaeo adhacrefcere obièrvantur: omnes
enim propemodum Infedorum fpecies fuis in-
feftantur Pediculis, quorum tamen alii ab aliis, ratione
formae, diferepant. Alae, qua parte fuis
haud tedtae erant operimentis, notabiliter craf-
fiore gaudebant cute, quam qua fub diólis va-
ginis recondebantur. Quando Crura a Thora-
ce abftrahebam, cutis ab interno crure futuri
Scarabaei haud aliter ièccdebat, ac fi ocrcade
pedibusnoltris abducerctur; cutisque tunc cavam
veluti & rigidam referebat vaginulam. Praeterca,
quod memoratu dignum eft, cxtremiFiftularum
Pulmonalium apices in extimam hanc Cruris pel-
lem infcrebantur. Verum de his paullo poli plura
dicam
een hooger root verfehlet, encimlelyk in een donker
Kafianje bruin verändert. Dat alles fyn oorfpronk
neemt van de binnenße vergroeying der deelen in
de toekomende Tort dewelken door het buytenße
huytken heen fchynen.
Als dit Popke eenige dagen in haar uytdamping
geleegen hie f t , foo ßet men door het uyterlyke vel
der Beenen een teer wit gearticuleert ßraalken, als
een dun draatken, heen fchynen ; dat het verhard
werdende Hoornbeen vande toekomene Voeten is.
En als men het vel open fn y t , en het befloten Been
naaukeurig befiet, foo bemerkt men, dai het rontfom
als in een heldere vogtigheid leyt. En deefe been-
kens felve fyn nog foo teer, datfe op het minße
roeren gequetfi worden ende breeken. Maar
dat ten alderuyterßen aanmerkelyk is , is dat diefeer
harde Hoorn, die op de Neus van het Mahneken
der Schalbyter ßaet, en waar van Moufctus feght
bladz. 153. „ De omgekromde Hoorn der Neuß
„ is foo fcherp, dat men denken zoude, dat de punt
n ° f ßherpte daar door een harde rotze als aangezet
» j ” fooweek ende vloeyhaar in het Popke i s , als
een beider water.
Wanneer als ik nu eenige van deefe Popkens, ttda
da tß wat ouder geworden waaren, quam te ontlee-
den, foo bevond ik de Hoorn op de Neus met eeri
jeley vervult, dewelkc mäterie van binnen naabuy-
tenals door de qüetßiure geßooten wiert, wanneer
het Dierke quam te refpireeren; even gelyk onfe
Long gebeurt, wamtesr men in de fyde gequeiß
wort. De Ogen waaren wat ßyver, maar nog vol
vogtigheeden. Tuffchen de famen gevouwe voegingen
der Vleugelen ,en bw e Schalen vond ik eenige van
haare Luyskens, die men ook aan de Wurm en Tor
bevint. Want alle de foorten der Infeüen fyn
meefl luyßg, waar van de eene in geßalte van de
andere nog verfchilt. De Vleugelen, daar fy niet
van hunne fchalen bedekt wierde, waaren mer-
kelyk dikker van v e l, als daar fy met deefe
bedekt wierden. Als men de Beenen van de Borß
aftrok, foo ßroopte nu dat vel van het inwendig
been der toekomende Tor, gelyk een leers, die
men van onfe Voeten trekt: het geen ß g dan als
een hol ende f iy f kokerken vertoonde. Het is aanmerkelyk
, dat de uyterße tippen der Longpypen
infydit uyterße vlies van.het Been geinferetrt wierden.
Waar van ik terßont wat mter fpreeken fal. Oo 00 Bfi
i | ! Um
mm
Sili
i l l
l i l l lP
¡i Hg »1*8 Id
IBI lililí’¡tri i
ISS