ni J O A N N I S S WA M M E R D A M MI I
cietur motibus, pro aétionum videlicet, quas I (y ook veelderhande beweegingen, naa de daden
Tab.V.
Fig. iv .
I
ta ipii figura attribuì non poffit; fiquidem continuo
fife contrahat, expandat, atque forraam
fuam mutet. Qua fupernae corporis Cochleae
parti applicatur, fingulares duas monftrat inci-
fiones, quali binas lingulas: ad dextram vero
fig. ì. ventris partem, fubtus, notabili quodam fora-
g- mine g 9 rccipiendo aèriinferviente,gaudet, a-
f ' lioque praeterea f 9 per quod faex alvina, fpecie
tenuis, oblongi, & crifpati inteftinuli, excemir
tur. Color hujufce Limbi eft ex flavefccnte
guttatus albus, cui, bafisinftar, traniparens pal-
lidus vii'or fubftemìtur. Intus, qua undique
teftac adncxus eft, obicure nigro, nonmhil ad
coeruleum vergente, gaudet colore. Ufus ejus
varius eft ; prout ex modo di&is jam aliquate-.
nus innotuit, 8c a me poftmodum prolixius de-
fcribetur, quando de oflè Cochleae verba fum
fadturus
Interius Limbus hic veluti fomicatus eft,
fuifque cavis furfum porrigitur verfus acuminatum
corporis extremum, cujus gyris haec ejus
cava feie accommodant. Superius in iuperficic
Limbi interna numeroiàe funt venae a9 quae nu-
dae ibi decurrentes conipiciuntur. Pofterius
vero in cavitate ejus , propemodum fubtus, ad
{jniftras, in declivi corporis, collocatum eft
e Cor c , quod vel per externam cutem, ante-
quam haec dilìeóta e ft, fernet movere cer-
IV‘ nitur: unde & illud jam ab initio in icone pun-
/. ¿bis notatum repraefentavi /. Cor hoc ejuique
venae continuo recreantur atque refrigerantur
b. ope aèris, quem Cochlea per Limbi fui foramen b,
eo impellit : prout enim Cochlea fuum e tefta
corpus evolvit, ita pro rata aèrerfi in cavum limbi
fui adigit; Scrurfus eadem proportione, qua
fuum in teftam corpus retrahit,aerem quoque de-
nuo inde exprimit. Quod quidem reipirationis
quaii analogiam vocare licet ; utiAnno 1667,
in meo tra&atu de Refpiratione, exemplo Cochleae
Hortcnfis jam doeui.
Quando Cochlea, poftquam corpus ejus extra
teftam prorepfit,inaquam ponitur ; tunc propter
aerem,quem in cavitatem Limbi attraxit, in fummo
natat. Verum ubi Cochlea lapideam fuam
intra cutem fefe recepit, ejufque hinc Limbj
cavitas claufa atque compreiìa eft; fundum illa
petit, fi in aquam projicitur. At ficubi Cochlea
in aqua haerens rurfus e fua tefta prore,
pit; mox cavum Limbi aqua repletur intro-
prcllà, quae tune vice aèris fungitur, qui extra
aquam eo adadtus fuiifet : unde fit,ut per novam
reipi-
Tab. V.
Fie. IV.
haar geen Jeekere geßalte o f figuur geeven, om dat
fy haarfoo geduurig intrekt, uytfpant, en van ge-
laat verändert. Sy beeft boven op bet lichaam van
de Slak twee aardfe inkervingen , als twee tenge.
kens. En aan de reghter fyde van de buyk cm
laag, heefi Jy een merkelyke opening g , om de
lught te ontfangen, en dan nog een anderen f, waar
door de afgank, in manier als een dun, langwer-
pig en gekronkelt darmke , geloß wort. De cou-
leur van dit Deel is een geelgtig geftippelt wit,
*t welk met een doorfchynende bleekgroene gront
verciert wort. Inwendig, daar bet overal tegens de
boom aanßuyt, is bet van een donkere jwarte cou-
leur, die een weinig naa bet blaauwen trekt. Syn
gebruyk is verfcheyden, als alreede eenigfins geboort
is, en ik nog nader befchryven Jal, als ik van het
been der Slak fpreek.
Inwendig is deefe Lip ofRand als een verwulf.
fe l, dat met Jyne bolligbeeden om hoog gaat naa
het fpitfe eynde vah het lichaam, wiens omdrayin-
gen ß volgen. Van boven in fyn binnenße vlak-
te heefi hy veele aderen a , die men daar bloot fiet
leggen. En agter aan in fyn holte ten naaßen by
om laagh, aan de flinker f y , in het hangen des
Uchaams, is het Hert geplaatfi c , het geen men
felfs door het buytenße vel Jig fiet beweegen , eer
dat dit deel opgefneeden is. Gelyk ik dat met
fiippelen in het begin alreede in ajbeelding vertoont
heb. 1 Dit Hert en fyne aderen wort geßadig ver-
verquikt ende verkoelt door de lugt, dewelke di
Slack door de opening van fyn Lip b daar in perft,
want naa de maat, dat hy fyn lichaam uyt Jyn
hoornken beweegt, foo drukt hy de lugt in de holte
van fyn Lipy en naa defelve maat, dat hy weer
met fyn lichaam in fyn fchaal kruypt, Joo drukt
hy de lugt daar buyten, dat een monier van Afem-
haling kangenoemt worden, als in V jaar 1687.
in myn boek van de Aajfemhaling alreede aangete-
kent hebbe in een Tkuyn Slak.
Wanneer het lichaam buyten het Hoornken ge-
kroopen is , en dat de Slak als dan in bet water
wort gelegt, Joo dry ft hy op het felve , van wee-
gens de lig t, die by binnen in de holte van de
Lip ofRand geh aalt heefi. Maar is de Slak in fyn
ßeenige huyt opgetrokken, waar door de holte van
de Lip geflooten en V famen geperfi wort, en
dat men hem dan in het water werpt, foo finkt
hy daar onder. Maar kruypt hy binnen in bet water
weer uyt Jyn fchaal y foo wort de holligheid
van de Lip vol met water ge drukt, en dat Jek*
treet
Tè. 1.
pI .bit.
refpirationis ipeciem aqua ifthaec mox intra, mox
extra teftam, moveatur, prout Cochlea corpus
fuum vel inde evolvit, vel reducit.
Vocem aut Ibnitum nullum edit Cochlea; nifi
quod fibilum quendam producat, quando bacillo,
aut alia quadam re, attadfca corpus fuum fu-
bito introrfum abripit :• turn enim, quartdoqui-
dem foramen ipfius aeriferum quodammodo
occluditur, nec aer adeo celeriter indeegredi,
aut cedere poteft, ab hoc iftc fibilus atque ftre-
pitus exeitatur.
Nonnunquam vero Cochleam , quidquid fe-
ceris,e fua domuncula haud poteris elicere,experimenti
hujus inftituendi gratia, quo videas,
aèrem per foramen Limbi intra & extra corpus
ipfius compelli. Quodfi igitur volupe tamen
eft ifthoc experiri, atque obfervare, quam mirabili
modo illud foramen fefe turn temporis
occludat, & referet ; teftam oportet, a parte po-
ftica, dorib cultri tantillum pertundere : tunc
enim ilico dolore, quem fentit, coaéta extror-
fum prorcpet Cochlea, fuumque foramen aeriferum,
una cum modo, quo relpirat, eleganter
oftendet.
Extremi Margines vel Fimbriae corporis per-
multis quafi confitae funt tuberculis glandulofis
hhh, e quibus mucus exfudat. Diftinguuntur
haec tubercula ingenti vaforum numero, quae
inter ilia decurrunt, materiemque muci iis adfe-
runt. Omnes hae Glandulae ultra cutis fuperfi-
ciem prominent, & pun&is albis , traniparenti-
bus, veluti conferuntur, inter quae, tanquam
inter juga, aut in fulcis, reptantia, vaia apparent
Qui quidem ordo illi oppofitus eft,quem
Sapientiffimus Conditor in Arborum foliis dele-
grt; utpote in quibus venae vel nervi prominuli
ftnt, fuccofa vero pars deprefiior his interpo-
nitur.
Margines hi vel Fimbriae corporis maximam
partem e tribus conftant membranis, quarum
prior & fuperior eft glandulofa cutis; interior,
five media, membrana eft glandulofa; intima
demum eft membrana laevis & lubrica. Sub his
vero deinde corpus Cochleae validis pertexitur
Mufculis, quorum ope teftam illa totumque
corpus fuum fingularilfimo quodam motu, un-
das veluti flu&ufque maris referente, promovct.
Quamobrem Fimbriae hae pedis officio in hoc
Animalculo funguntur, omniquc jure Pes cor-
Poris vocari queunt. Tota autem hacc pars mollica
treet dan in de plaats van de lugt, die hy buyten
het water fynde daar binnen in beweegde; en aljoo
wort dan dit water, door een nieuwe manier van
Aajfemhalinge, dan uyt en dan binnen de hoorn
beweegt, naa dat de Slak Jyn lichaam daar uyt o f
in-trekt.
Ganfch geen fern o f geluyt geefi de Slak van
flg i alleen maakt hy een fljfent geluyt, wanneer
men hem met een ftoxken o f iets anders aanraakt,
en dat hy fyn lichaam veerdig binnewaars trekt :
op welken tyt 9 alfoo de opening van Jyn lugt-gat
eenigfihsfluyt, en dat de lugt daar Joo Jnel niet en
kan uytgaan nog wyken, Joo maakt defelve dit Affende
gerught.
Maar fomtyts is de Slak niet uyt Jyn huysken
te krygen9 wat men 00k doen mag ; om dit expe-
riment te nemen , om door de opening van Jyn
Lip de lugt in en uyt Jyn lichaam te fien beweegen,
Het welk als men egter wil bemerken, en Jien9 hoe
wonderlyk dit gat Jig dan fluyt , ende weer
opent; Joo cmoet men de hoorn van aghteren9 een
weynig met de rugh van een mes inflaam
dan fa l hy terftont door de pyn9 die hy ge•
voelt, daar buyten kruypen, en Jyn lught-opening
vertonen, latende feer aardigh fien , hoe dat hy
aajjem haalt.
De uyterße Soomen, o f Boorden van het lichaam
die Jyn als befayt met veele klieragtige verhevent-
heeden hhh. Waar uyt het flym te voorfchyn
komt. Defelve worden verdeeit door een feer groot
getal vaten9 dewelke daar tujfchen in loopen , en
haar de ftoffe tot het flym aanvoeren. Deefe Klier-
kensßn alle verbeeven boven de vlakte van de huyt,
en als met witte doorfchynende ftippelen befait
waar tujfchen de vaten als in dellingen en groeven
gefien worden.. Dat een contrarie order is , als de
alwyfe Maker in de bladeren der bomen gebruykt
beeft, alwaar de aderen o f fernen verbeeven fyn 9
en het Japagtige gedeelte is daar in de laagte tuß
fehen beyden ingevoeght.
Deefe Somen, o f Boorden, van het lichaam beftaan
voor het meefte gedeelte uyt drie vliefen, fynde het
eerfte en de bovenfte de kl'teragtige buyt; het bin-
nenfte o f middelfte is een klieragtig v lies; en
het alderbinnenfte is een gladt ende flibberig
vlies. En daar onder is het lichaam des Slax
met Jwaare Spieren doorweeven, waar door hy fyn
hoorn en Jyn ganfebe lichaam 9 door een feer feit-
fame beweeging, die als de golven en haaren van
de zee in het aanfien is , voortfet. Soo dat deefe Soomen
de pligt van de voet in dit Dierken bekleeden $
eri met alle regt de voet van het lichaam mag ge-
•F f noemt