8j
inatcrie compofiti; atque ad latera ipforum plu-
rimac pendebant fiftulae pulmonales, una cum
particulis pinguedineis.
P R IN C IP IU M M E D U L L A E ,q u o d cum
Cerebro coalefcit, multo eft tenuiusattenuate)
e. quafi filo fimile abfervatur e. Vcrum in aliis
omnibus Infe&is ifthoc Meduliae principium
pcrforatur,.5t per ejus foramen Gula tranftt.
CER EBRUM Pedieuli figurae eft inftar py-
rr ri globofae ffß n q p e finiftram & dexteram partem
difpefcitur. Dura mater, illud ambiens,
membranae, quaemcdullam iuveftit, fabrica fi-
u milis eft, fiftulifque pulmonalibus gg, & par-
tieulis pinguibus inftru&a. Medullam quidem
commode fatis levique negotio exhihere pofliim:
at cerebri demonfrratia fortuito potius cafu, quam
certo quodam artificio contingit; quum fortis
fortunae fit, illud partibus, quibus veftitur,
lugtige ßbßantie te beßaan; en 4M haart zyJnt
hinge» veele longaderen, met vet deelkens.
In hat BEGJNTSELfiaar bet MERG ßg mp /<
Herfenen vereenigt, is het veel dunder, en als een ver-
nauivt draatken te bemerke» e. Maar in alle andere
Infi Be» wart dst beginnet va» de Merg altyt door-
geboort, waar door dan de Keel heen pajfeevt.
De HE R SE NE 1? in de Lays fyn peeragbtigb
globeus van maakfit f f , ’werdende in een flinker en
regbter jyde onderfebeydenHet dikke Herflenvlies,
Hgten haar omvangt, is bet xties, dat bet Merg bekleet,
mmaakfelgelyk, e» met longaderen g g , envetdeel-
kern verßen. Het Merg kan ik redelyk light en
ntakkelyk verteone», waar dat van de Herfenen is
mrn cafiteel, als door een vaße uytvindrng, alfoo
bet een toeval is , dat men die van de deelen, die
j haar b eklet den , ontbloot.
fìngulìs ovarium inveni ; quod me propemodum
jnducit, ut cenfcam, Animakula haec Andro-
gyna efle, & foriàn Penem Ovariumque fimul
eodem in corpore geftare : id, quod m Limaci-
bus expertus didici. Quidram hujus rei fit, me
ha&enus latet. Quantumvis enim Ovarium diftin-
¿tilfime heic viderim ; Penem tarnen nullum a-
nimadverti : ut ut fperaverim, eum a me inven-
tum iri; fiquidem Infeftorum omnibus ipecie-
bus praegrandia generationis organa impernia
I fint.
OVARIUM per totum abdominis cavum ex-
porre&um eft ; ut vel ad peótus ufque fuis apici-
bus velappendicibus pertingat. Exitu autem gau-
det diftinéto a fine inteftinorum : dum enim Podex
fupema parte in divifione caudae, in quam
definit abdomen, collocatus eft; vulva contra vel
exitus ovarii ad inferiorem abdominis partem
hiat, qua corpus in binos quafi pianos ungui-
B ” ; culos, vel ungulas aa, difterminatur : prout in
icone, a D. Hooke data, quoque adnotatum eft.
Apices five appendices extremae Ovidufitus gemi-
MM' nati veluti tubuli iunt bbb b, naturaliter in u-
I num punótum coeuntes; quod ab uno latere
■ fi in figura demonftro. In Ovidu£bu c , Cam
I d perfc&a confpiciuntur ovula d , quam eorum
I e rudimenta e : ita ut in uno Ovario decem
[ majora, Sc quadraginta quatuor minora ovula
| numeraverim, quae fimul computata fiimmam
exhibent quatuor fupra quinquaginta ovulorum.
Ipio in utero perfectum vidi ovum, quod dela-
! pfum,& paitui maturum erat ; quo quidem tempore
ovula haec Lèndes vocantur. In ovario,quod
! icone repraeiènto, quinquaginta & unum nume-
I rantur ovula. -
Ovarium in omnibus Pediculis geminum eft
\ ffff) ejufque pars quaelibet in quinque Ovidukt.
¿bus fubdividitur^, qui ab utroque latere in u-
num omnes communem duétum definunt : poft
i§j &unc U T E R U S b. fequitur quo ovum i. ultimami
fuam perfe&itudinem acquine. Qua uteri
¡H>. finis eft, SACCULUS confpicitur G LU T IN E
plenus kk, ibidem loci in uterum fefe aperiens,
cujus gluten infèrvitovÌs,dum ponuntur ,adglu-
titiandis ; prout in plurimìs rnìèéfcis, ipfisque Bom-
bycibusetiam locum habet. Fateorecjuidem,gIu-
tenj hoc facculo contentum, a me deteétum non
eile: verum ex partis hujus fàbrica fituque per in-
duóbionem arguo, facculum hunc eile aflervando
glutini deftinatum. Poft eum deinceps Collum
/. Uteri /. cernrtur, tumqtre parva quaed’am in hoc
dilatatio, fub qua Ovarium ilico ièie in externam
trgb I die ik geanatomifeert heb, fio heb ik daar in
alle een Eyerflo/¡ gevonden; dat my ten naafien by
doet oordeelen; c f deefi dierkens niet viel Manne-
lyk en Vrotrwely k te famen, in een en het felve
liehaam, mogten fyn ; en dat fe een Teellid en
Eyerßok te gclyk^foitden bebben: gelyk inde Slak-
ken dat ondervonden heb Wat hier van is, dat is
my nog onbekent. En haewel ik den Eyerßok daar
feer drßinB ingeßen heb, fio heb ik daar eghter
geen Teel-lid in gemerkt ; hoevoel ik dit dagt te
vìnden9 om dat alle Joorten van Infe&en groott
teel-leeden hebben.
De EYERS TOK is den ganfihen onderbuik
door geplaatfl, fio dat hy felfs tot de borfi toe
met fyne punffen o f aanhangfels komt te ryken.
Het heeft Jjn uytgang diflinB van die der Därmen,
want daar de Naars van bovenen , in de verdeling
van de flart des buvkx geplaatfl is j daar is da
vulva , c f de uytgang van den Eyerßok, van on-
deren aan de buyk geplaatfl, al waar het liehaam,
als met twee platte nagelkens, o f klaaukens aa9 fig
ontfluyt ; dat 00k in de flguur van de Heer Hooke
is aangemerkt. De punffen , o f uyterft* aan-
bangfels van de Eyer leider, fyn als een dubbelt
pypken b b b b , die vatuurlyk tot een ptmff loo-
pen, gelyk ik aan de eene Jyde uytbeelde. In de
Ey erleidet c , fiet men foo wel volmaakte eyeren d,
als de beginfelen der felve e. Soo dat ik in een
Eyerßok tien groote en vier en veertig kleender
eyeren getelt heb, dat een get al van vier en vyftig
eyeren te famen was. In de buik filve fag ik een
volmaakt ey afgefebooten, dat, bequaam om uyt te
leggen was ; en op welken tyt men deefe eyeren
Neeten noemt♦ In den Eyeerfiok 9dienik vertoon9 fiet
men een en vyftig eyeren.
De Eyerßok is in alle Luyfin dubbelt i f , en yder
afdeel’mg wort in vyf Eyerleidingen gefubdivideert
g g , die aan weerjyden, in een gemeene leiding ,eyn-
digden : waar op de BAARMOEDER volgt h, waar
in het Ey i fyn laatße perfeffie verkrygbt. Daar de
buik cyndrgbt, fiet men een LYMBEURSKEN k k ,
dat fyn opening aldaar in den buik heeft , welkers
gebruyk is, om de eyeren vafl te kleeveu , als fy uyt-
geleght worden ; gelyk als in veele Infeffcn, en in
de Byen felfs , plaats heefi. Ik bekengeerne , dat ik
delym in dit beursken niet ondekt heb, maar uyt
fy»flruffmr enfituatiefoo oordeel ik , uyt induffie,
dat dit Deet bat lymbeursken is. Naa bet filv e fiet
men den hals desBaarmoders\,en dan een kleene ver-
'wyding in bet filv e , waar op voorts de Eyerßok fig
X a - in
De GESIGTSENUÍVENhh/yn kort, waar
op de oogen geplaafi fyn. t i. De OGEN fin foo
nudare.
N E R V I O PTICI bh. breves funt, iifque
a impofm haerent O CU LI ii, qui adeo funt minuti
ut eorum inftituere Anatomen ex votis mcis ««*> àatikfe via M hmnrn anctom.faren,
M powerim; curo quia fub tmerofeopus, o b -N » * * * " « f°°°m iat men on4tr vi^r00t
ieéla multutn augentibus, feaio fieri nequit; */«», » • W * ' vmveerderm, geev fsB,,
rum quia indrumeuta OBiuia ad hoc opus judo \inftitneren kan, als omiìat alle inflrumenten ¡u t
teßomp toe fyn. Egbterbeb ik dißinff geßen ,dat.
men het fivart in de oogen,daar van kan afiigbten, welk
deeltk in andere Infeffen, bet DRUIDE-VLIES
notm,die, niet op den grund, maar in bet bovenßevan
bet ooggeplaatß is; En als dan vertoont figh Het
HOORN-VLIES, als o f bet met fesbeekige verdeelin.
gen verßen was %getyk in andere Infeffen,plaats heefi.
Dat ik eghter niet darf ajfirmceren, want men mag
niet vevßeren of bedenken, maar fliehen 1vat de Natrnr
werkt of ly dt. Maar eenige Anatombei, boewel fy
drede beter onderrigbt fy n , bebaagt dit niet, waar
om fy de verdigtfets van de Herffenen vooringenieuß.
onderftellwgeßtmeeren, gelyk de fingen Bartholinus
doet, ontrent bet verdigtfel, dat de Sydewurmen
geen herfenen finden bebben. Siet fio- feer bebaagt
veele menfehen haar donkere blintbeid, en niet te-
genßamde dat fe blint fyn, en viel Mint blyven fallen,
fio fchrenwenfy dat fe zien: daar nogbtans
de neevclen haar er verw'aantbeid de fehilten zyn,
de fy van haare ogen moßen lighten; om in 00t-
moedigheid allcen het light te fieken.
; O f de Euyfen in M ANNE KE NS en WYF-
‘ KENS onderfcheyden fy n , gelyk de andere Infi"
mi hi hctME. Äntehae eqmdfcm animadverteram ali- i ffen, dat heb ik niet kunnen obforveeren. V°or-
qjjando, Pedieulos iefe mutuo confcendtere; ve- deefen heb ik wel gemerkt, dat het eene Luyskt
rum hacce fe£feione detento id' haud concigic vidte- jhet andere bektom, maar nu ik in deefe feffie beßg
re. Imo in quadraginta, quos diffectti,omnibtis& war, is my dw niet voorgektemen- Want tnveerftn
- M
font hebetiora. Interim diftm&e tamen vidi,
quodi nigra ilia in oculis pars indc fuftolli queat;
quam quidem ego in afiis Inlecbis TUNICAM
adpelto UVEAM ,Ron in fundo, fe i in fuperficie
oculii colkeatam: poft hone dein TU N IC A
C O R N E A , tanquam bexagonis, difvifionibiis
praedita apparet, uti & ahis inlnfeibis ohtinet. At-
tamenid hai»i certo- affirmare aufim: nam nonfin-
geadum aut excogttandtam, led inveniaidum,
quid Namra item aut ferat ? Qianquam Anato-
Bfticis quibufelnm.,, ut ut meliora jam edocris, ift-
haec fententia non arrideat ;unde & Cerebri comment
» pro ingcsfiofis hypothefibus habent.
Exemplo fit Barthollinus junior, qui circa figmen-
tum illud, quail Bombyces cerebro carerent,
ita fe gerit. En ? quoafqtre hominum multi
in.foa fibi placeant eoeckate; ut, quaroviscoeci
fint, femperquc coeci permanfuri, tamen fe viiu
^udere vociferentur: eurn mterirn arrogantiae
comm nebulae fint ipfe ilk operdula, quae ab o-
culis fois reraovere deberent; fit anim© dun-
taxat humili lucem deinceps quaerere pofifeht.
Utrum Pedieuli in MARES & FOEMEL-
L AS diftindbi fint, uti alia Infefta, haud obfervare