chulac dcprehenduntur. Quin aliquando ini gevonden, enmet verfiheyde als verfteende adertn
omnium maximis tenuiffimas atque membrana- \ doorweeven; en inundere, die weer beel kleeti voaa-
ceas offendi, variifque, veluti in lapidem ver-j ren, beh ik bei van een majjief Jìeen bevonden: fio
fis, vafis contcxtas ; in aliis contra exilioribus
nonnunquam folido e lapide formatas. Unde in-
ducor ut credam ,Cochleas quotannis hunc fuum
lapillum mutare': quemadmodum Aftaci fuos
mutant binos illos lapides, fèmiconvexos, & planos;
qui itidem in Thorace eorum collocati
iiint, & perperam Oculi Cancrorum vocan-
rur.
Prope Cor fàcculus confpicitur Calcarius,
haud multum diverfus ab eo, quem in Cochlea
Vinearum defcripfimus. In Abdomine dein fe-
fe ofïèrunt Ventriculus, Inteftina, atque partes
Genitales: Ventriculus quidem fàtis amplus,!
& validus, e tribus conftat tunicis diftinite con-
fpicuis. Intima harum in plicas colleóta cft &
coloris lutei; media mufculofà; extima vero
concinnis admodum partitionibus nonnihil cor-
rugatur, eo praeprimis tempore, quo vacuus
eft Ventriculus. Anterius vaia Salivaba cemun-
tur, quae, aeque ac glandulae, e quibus proger-
minant, multo funt, quam in Cochlea Vinearum
, breviora, at ejufdem tamen fabricae.
Inteftina per Hepar ; quod inter ea litum eft,
tortuofà tranfmeant; fed longe tamen minus
convolvuntur atque crifpantur,quam in Cochlea
Vinearum; quum juxta corporis longitudinem ex-
porrigantur, nec domunculae gyros fèqui debe-
ant. Hepar ipfum, multos in lobos divifum»
fat minutis caeterum e granulis live glandulis
conftat.
Partes Genitales in Cochlea prae reliquis notarti
longe funt digniflimae; quoniam totum fere
Ventrem occupant: verum de iis mox agam,
ubi prius Capitis , C o lli, Pe&orifque partes
breviter defcripfero. Caput Dentem in ore con-
fpiciendum offert íimilem, ac in Cochlea Vinearum
; omnefque deinceps oris partes eundem fere
inmodum,ac ibi comrcemoravimus, fabre-
■faétae funt. Cerebrum pariter, Medulla fpina-
lis, & Nervi, quae in Collo fita funt, parum
valde difcrepant, & fàcile deteguntur. Mufcu-
li, quiCornicula fuperiora introrfum movent,
multo magis fufci & nigricantcs funt, quam in
Cochlea Vinearum : rcliqui vero, ut & qui per
Thoracem feruntur,Came aeque,ac Tendinibus
albis gaudent, atque tarn in cutem, quae valde
craffaeft, quam ibi loci, ubi velabrum haeret,
inferuntur. Neque enim ulla dantur hac in
Cochlea Ofla, in quae Mufculi fefe defigant.
Quapropter Mufculus heic in Mufculum inferi- tur,
dat ik fcbier denke,dat de Slak ken ditßeenken eens in
bet jaar verwiffelen , gelyk de Kreeften haare luee
half ronde en platteßeenkens doen, die meede in haar
Borfi geplaatß ß n , en die men verheerdelyk Kreefi-
Oogen noemt.
Naaß bet Hert is bet Kalkbeursken te fien, dat
niet veel verfchilt van bet geen in de Wyngaart-
Slak befchreeven is. Voorts ßet men in de Buyk
de Maagh , de Darmen , en de Teelleeden. De
Maag is redelyk groof en fierk, beßaande uyt drie
kennelyke Vliefen. Het binnenßeisgeployt engeelva»
couleur i bet middelß is mufculeus ; en bet buyten-
ß e is door fie r nette verdeelingen een weyniggerim-
pelt ; vQornamentlyk , als daar geen eeten in is,
Voor aan ß e t men de Quylvaten , die neffens de
klierkens, daar ß uytfpruyten , veel kort er fyn,als
in de Caracol, hoewel bet maakjel overeenkomt. De
Darmen lopen gekrinkelt door de Leever, dewelke
daar tuffchen geplaatß is. Dan ß worden op ver
naa fio niet geboogen en omgekrult, als inde Wyn-
gaurt-Slak , om dat ß volgens de lengte van het
lichaam uytgeßrekt worden, en geen draying van bet
boornken boeven te volgen. De Lever felve is in
veele quabbes verdeelt, en voorts befiaat by uyt
redelyk kleene greynkens, o f klierkens.
Het aanmerkelykße in de Slak ß n de Teelleeden,
om dat ß de beele buyk haaß vervullen : ~ dan daar
fai ik datelyk van fpreeken, naa dat ik kortelyk de
deelen van het Hoo/t, de Hals, en van de Borß beb
afgebandelt. In het Hooft daar ßet men in de mont
een Tant, gelyk in de Wyngaart-Slak , en voorts
worden alle de deelen des monts haaß van het fiel-
ve maakfel bevonden, als aldaar aangetekent is :
gelyk ook de Herfenen, de Ruggraat, de Senuen, die
in de Hals leggen; en meede weynig verfcheelen
en ligt om te fien ß n . De Mufiulen , die de bo-
venfie hoornkens binnewaarts beweegen , die' fyn
veel bruynder en Jwarter van couleur , als in de
Wyngaart-Slak: de andere \Mufiulen, en die door
de Borß loopen,ßn blank , fio wel ten aanfien van
haare Pefin, als van haar Vleefch , dewelke foo in
de buyt, die feer dik is , als ter plaats daar het dek-
fe l is , haare inentinge bebben. fonder dat daar
eenige Beenen in deefeSlak gevonden w o r d e n ,daar
de Mufiulen haar inplanting in bebben. Waurom
de
tur, alterque alterum diktat ; quòd in Animan-
tium nonnullis vifu perquameft mirabile.
y h Organa Genitalia, hac in Cochlea, tribus
diilin&is feie in Collo a foraminibus aperiunt,
quae tria in unum oftium extrinfbeus coeunt.
| H. Foramen prim um Peni bb' proprium eft, alte-
«fi.irum Utero cccc, tertium facculo Purpurife-
l ro d perquam curto in hac Cochlea. Penis fat
fortis eft atque nervofus, tanquam in marfupio-
lodelitcfccns, quod flatu diftendi poteft, ut Penis
inde extrorfum fernet evolvat. Ex poftica
Penis parte tenue quoddam prodire confpicitur
1 Filamentum e , quod fe cum Uteri ligamen-
|///- to f f f conjungit. Uteri hoc Ligamentum plu-
rimis featet granulis, aibis, inaequaliter diftin-
¿tis; quae primo intuitu in Cochlea Vinearum
pro Ovario habui,exiftimans,Ovula ex hoc per
latentes quofdam duòfcus in U ter um deferri: verum
nunc animadverto, peculiari quodam tubulo
id hac in Cochlea gaudere, qui in pofticam
partem cavi Penis patens fuam materiem eo de_
rivat. Uterus circum hoc ligamentum fefe con-
volvit, hujufque connexionis adminiculo haud
parum roboratur; quanquam in principio non-
nifi tenuibus membranulis interGedentibus nexus
hic efficiatur.
Uterus hac in Cochlea, quam decimo Au-
gufti difiecui, admodum erat diftentus, Ovu-
lifque turgidus gg ; quin & tenacior atque fir-
miorejus videbatur textura, quam ubi nihil in
co reperitur. A poftica parte Sacculus haerebat
Glutini dicatus b h , valde dilatatus, atque in
lobos expanfus, peculiari iterum modo interftin-
ctos; quos microfcopio contemplatus innumeris
omnes.animadverti globulis rcpletos minimis,
rotundo-planiufculis, quorum alii aliis erantma-
jores. Cateniformis deinde Particula ii fatis
reità exporrigebatur. Ovarium k collapiiim
erat, fuifque Ovulis orbatum ; ut praeter-membranacea
interfepimenta in eo fuperelfet nihil : O.
de eene Muß ul de andere ingeplant wort,en dii a•
teert, dat in fimmige Dieren uyttermaaten raar te
fien is.
vula autem omnia, me judice, per Tubulum
cateniformem in Uterum defeenderant, mox
ope facculi,Gluten fecernentis, Glutine oblinen
da; quemadmodum in Cochlea Agrefti proli-
xius explanabo. Neque tamen libere fluitua-
bant'in Utero Ovula; verum firmiffime adfixa
unoque faltem omnia in latere fita erant : quod
quidem fàcit, utdubitem ha&cnus ea, quae de
Ovario & Ovis d ixi, tanquam indubitata pro-
ponere. At fpero tempore ifthaec mihi liqui- ;
dius iri patefaÓum. Unde ad Cochleam Agre-
ftem me conferò, cujus Anatome huic ipfi rei
plus lucis adfundet. ’ De
De Teel de eien in dee f i Slak ontßuyten haar met
drie onderfcheyde openingen in den Hals a , daar in
fy tiytwendig in eene opening uytkomen. De eer*
ß e is voor de Roede b b , de tweede voor de Ly f i
moeder c c c c , de der de voor bet Purper-Beurs-
ken d , dat feer kort in dee f i Slak is. De Roede is
ree delyk ßerk en nerveus, leggende als in een beurs-
ken, dat men opblafin kan, wzar door by fig daar
buyten uytflroopt. Agter aan de Roede ßet men een
fray Draatkcn uytfpruyten e , dat fig vereenigt met
den Band der Lyfinoeder f f f ; ’/ geen heel vervult
is met véele witte, maar ongelykgedcclde,greynkens,
die ik in de Wyngaart-Slak in het eerß aan fug voor
den Eyerßok, het welk dan ß n ey eren door verborge
pypkens in de Lyfinoeder lofie. Maar nu bevind
¿k., dat het hier ß n be fonder pypken heeft, geen
agter in de holte van de Roede fig opent, eri ß n materie
daar na lofi. De Hfyfmoeder krinkelt fig om
deezen band, dat baar een redelykeßerkte geejt,door
haar connexie ; hoewel dat bet in fin begin daar
maar met dünne vlieskens a«n vaß is.
De Lyfinoeder was in dee f i Slak, die ik op ehrt
IO. Augußus opende, feer uytgefit, en met Eye-
ren vervult g g ; ook was de Lyfmoeder har der
tayer, en vafier van fubfiantie, als wanneer daar
niets in gevonden wort. Agter aan was het Lym-
beurske h h feer gediläteert, en tn quabben uyt-
gefpannen, die haare he fondere verdelingen hadden .
en als ik die met een vergrootglas befag, fio waren
fy alle vervult met een oneyndig getal fieer kleene
ronde platagtige klootkens, waar-van de eene groo-
ter als de andere was. Voort was het ketting-gewyfi
Deelke i i heel regt uytgefit: en de Eyerßok was
gefionken, en van ß n eyeren beroofi, foo dat daar
niet als de verdelingen van de vliefen over waaren :
die ik, oordeel, dat alle door het. ketting-gewyfi
Pypken in de Lyfinoeder afgefakt waaren, en door
het lym-beursken met Lym omvangen finden worden.
Dat ik wat omßandiger verklaaren fa i in de
Velt-Slak. Egter waren de Eyeren niet los in de
Lyfmoeder, maar feer vaß , en niet als aan een
fy geplaatß. Dat my nog eenige dijficulteyt ver-
oo'rfaakt, om dit van den Eyerßok en Eyeren als
een fikere waarheid voorteßellen. Dan ik hoop ,
dat de tyt my dat klaar fa i vertoonen ; waaromik
my tot de Velt-Slak begeef, welkers Ontleeding dit
punt wat mecr vèr ligt en fai.
' Ss Veit