polita apparent, exornari poteft. Quodfl vero,
ccrà inde rurfum derafa vel liquando amota, an-
guli quidam vel latera forte alicubi adhuc inae-
qualia permanferint, eafcalpro, quo iigna cae-
lantur, aequare & perficere oportet. Ita tres,
quatuor,aut quinque figurae eminentes libi mutuo
fuperimpofitae, autimplexae, elaborari pof-
funt ; prout Concha ipfa craffior eft, locique,
quos elevatos retinere animus eft, cera liquata
prius muniuntur. Ubi autem aqua fortis acrior
forte nimis corrodit, pluvia communi dilui ea
poteft. Alii liquores corrodcntes haud adeo
apti lunt huic negotio, ac aqua fortis ; quoniam
arenofam 8c calci fimilem poft fe materiem re-
linquunt, quae fcabritiem adfpe&ui obftantem
producit.
Hiftoriae Cochlearum Finis.
JO H AN N IS SWAMMERDAMMII
A D I L L U S T R I S S 1 M U M
V I R UM ,
D. THEVENOT ,
De Anatome Cancelli, quem in
Occitania Bernard l’Hermite
*vocant3 Epiflola.
VIR ILLUSTRISSIME.
CUm honore fruerer, aliquot Tecum dic-
bus iapago Yjfi didfco veriàndi, fa&umeft
faepius , ut Naturae miracula ad Conditorem
Maximum, qui in Operibus fuis omnibus adora-
bilis eft,admirandum nos excitaverint. Idipfum
quoque una agitavimus, quando T u inHollan-
dia morabaris, egoque varia Tibi rariora circa
Apes, aliafque Infeófcorum fpecies, experimenta
oftendebam. Nunc vero, quandoquidem ob
multas a me inventas encheirefes arcana Naturae
multo mihi liquidius innotuerunt, 8c quia unius
diei fpatio inveftigare valeo, quod antea hebdo-
madum aliquot induftriam a me exigebat; hinc
iis omnibüs, quae olim detexi, plura nunc ad-
dere queo, ante quae minus obfèrvaveram. Patebit
hoc Tibi ex deferiptione internarum 8c cx-
temarum partium Cancelli,quem aliquot abhinc
annis Schevelingae primum examinavi. Quum
enim D. Johannes Oort, Toparcha in Nyenrode?
nonnullis ante diebus Haga Comitis totam mihi
mifeden
en verdiepingen, die daar als een los werk ¿an
opleggen, vertieren. En of daar een'tgehoexkens
wanneer men bet Was daar afgefchrapt of gefühlten
heefi, oneffen gehleven waren, die moet men
met een graveer yferken, daar men de Signetten
meede fnyt, wat qffteeken. En foo kan men drie
vier, en vyf verheevenc beeiden boven en door mal-
kanderen werken, naa dat de Hoorn dik is, en
dat men de plaatfen, die :men wil uytfparen,met ge-
ßnolte Was eerßelyk overkleet fyn. Soo het Sterke
Water al te veel byt, foo kan men bet met gemeen re-
genwater een weynig temperen. Anderefterke Olien
ß n daar foo goet niet toe , als het fterk water, om
dat ß een kalkagtige matcrie naa haar laten, dat
bei geßgt belemmert.
Eynde der Hißorien van dt Slakken.
B R I E F
A A N D E N D O O R L U C H T IG E N
H E E R
T H E V E N O T ,
Wegens de Ontleding van de Kreeft-Slak,
die in Langedok genaamt wert Ber-
nard VHermite, gefchreeven door
JOH AN N E S SWAMMERDAM.
MYN HEER
TErtyt als ik de eere bad UE Edelheid een'tge
dagen *t YlTi gefelfohap te houden, foobebbm
de wonderen van de Natuur ons den Grooten Schep-
per doen admirecren, die in alle ßne werken aan-
biddelyk is. Het fclve is ook ons onderhout gevoeeß,
wanneer ik UEd. in Holland Jynde verfcheyde rate
ondervindingen, in de Byen en andere In feilen,ver-
toonde. Tegenswoordig terwyl de verborgentbee-
den van de natuur my klaarder bekent ß n geworden
door veele uytvindingen , en dat ik nu ffl
eenen dag kan onderfoeken, daar ik tevooren eenige
weeken toe van doen bad; foo kan ik ontrent alle
myne voorgaande ondekkingen nog veele faaken tot
doen, die ik voor deefen niet geobferveert bad. Het
geenUE Edelheid blyken fal uyt de befebryvingiet
inwendige en uytwendige leeden van de Kreeft-Slek,
die ik, een 'tge jaren geleeden ßnde, de eerfie tnad
te Schevelingen heb geexamineert. En alfoo de Heer
Johan Oort, Heer van Nyenrode, my voor einige
dagen een ganßhen vlefch vol met Kreefißakken
miferit lagcnam Cancellis plenam, quos, ut fa-1
cilius aliquo tempore confervari poilent, mox,
poftquam capti erant, ocyilime in fpiritum vini
conjici curaverat: nonpoflum non breviter
, Tibidefcribere,quidnam in iis obfervaverim,&
quantas debeam gratias, cum veteri meo Amico,
Toparchae in Nyenrode, cui DEI Opera
quam maxime cordi funt, turn & T ib i, Vir
lHuftriiHme, qui me continuo hifee diftriótum
tenes, 6c ad eorum icrUtinium hortatu tuo com-
pellis. Ita nimirum omnis mirabitur Homo ftu-
penda immenfae, qua admirandaDEI Opera pol-
lent, amplitudinis fpecimina, quae Supremus
Archite&us in rerum ab Ipfo creatarum varie-
tateexhibuit contemplanda; ut nos, Sapientiam
atque infinitam Ejus Potentiam in rerum natura
agnofcentes, ad Ipfum iolum fupra alia omnia
ardentiflimo amore proiequendum induceremur.
Pifcatores, qui Schevelingae mari viótum libi
comparant, iàepius ibidem plura peregrina
Ammalia,tam retibus, quam fagena atque ever-
riculo, capiunt: quae tamen vel in mare rurfus
projiciunt, vel in littore jacentia negligunt;
quandoquidem nihil iplis lucri inde venit. Haec
ratio eft, quare adeo parum ha&enus innotefcat,
quot & quam mirabilia fint Animantia, quibus
aeteraa DEI Potentia aquas fallas, tanquam ha-
bitaculum, aflignavit. Utinam pluribus Homi-
num ardens ejufmodi infideret icientiarum amor,
acTibi, & Toparchae in Nyenrode, communi
noftro Amico! Ita enim fcientiae naturalis, ab-
ditarumque in Phyficis cauiàrum cognitio ad
altiorem pedetentim gradum adlcenderet, ae-
temique noftri momenta officii, quo Condito-
rem-noftrum ex toto corde amare jubemur, ge-
minarentur. Hinc vel ideireo etiam obftriétiffi-
mus Tibi fum , quod, cum in Hollandia verfa-
reris, plura mihi peregrina Animantia ex vico
maritimo, Egmont, curaveris adferenda; quae
deinde una cum communi noftro charoque Amico,
D. Stenonis, examinabamus. Verum videor
longiore Tibi praefatione moleftus eflè, quum
dilata promiiTorum expofitione flagrans defide-
num Tuum morer. Quamòbrem ordine nunc
Tibi cnarrabo, quidnam intra bidui ipatium in
tranfmiffis mihi Eremicolis oblervaverim | 8c
quam ftupendae res vifui meo fefe ibidem obtu-
lerint.
Partes Cancelli Externae.
Aperta , qua Cancelli mei concluii erant, lagena,
vidi eorum nonnullos ex fuisConchis prorupifheefi
uyt den Haag gefonden, de ende defelve op het
ogenblik van dat fe gevangen waren in Brande-
vyn werpen, om fe te bequamer eenige dagen te
bewaaren: foo kan i\|_ niet nalaten UE Edelheid
m het kort te befchryven, wat ik daar in geobfer-
;eert bebbe ;en boe feer geobligeert ben,foo aan myn
ouden vrignt den Heer van Nyenrode, die befoon*
der ly k de werken GODS bemint; als ook aan UE»
Edelh., die my daar geduurig van onderhout, en
toe aanmaant; op dat alle menfeben fig fouden ver-
wonderen over de verrukkende vertoningen van de
onuytputtelykegrootheid der wonderbare uitwerkin-
gen GODS s die hy door de verfobeydentbeid fy-
ner gefobape faken geopenbaart heeft: op dat wy,
ßne wysheiden almagtigbeid in de natuur der din-
gen erkennende, hem alleen boven alles fouden be»
minnen.
De Viffebers, die te Schevelingen baar koß by
de zee winnen, vangen dikmaals verfcheyde vreem-
de D'teren, foo in baare netten, als aan baar want
en gaaren. Maar alfoo defelve baar geen profyt toe-
brengen, foo werpen ß die altyt weer in de zee ,
of ß verwareloofen defelve aan de flranden. Dat
de oorfaak i s , dat men foo weynig tot nog toe
weet, wat wonderbaarelyke Scbepfelcn de eeuwige
kragt GODS aan de foute water en tot een woon-
plaats gegeeven heefi. Het was te wenfeben, myn
Heer, dat veele menfeben uwe weetgierigheid had-
den, en die van de Heer van Nyenrode, onfen ge*
meenen Vrient \ foo fou men allenxkens een trap
hoger opklimmen in de natuurelyke wetenfebappen,
en in baare verborge oorfaaken ; waar door in ons
ook de oneyndige verbinteniffen verdubbelen fou-
den, om onfon Schepper van ganfeher herten lief
te hebben. En daarom ben ik UE. feer geobli*
geert, dat UEd., als gy in Hollant waart, my
verfcheyde vreemde Scbepfeien liet van Egmont op
zee toebrengen; dewelke wy dan , neffens onfen
gemeenen en lieven Vrient, de Heer Stenonis ,exa-
mineerden. Maar my dunkt, dat ik myn verhaal
te lang uytßel, om UE. curieusheid te voldoen t
waarom ik U Ed. ordentelyk fal gaan befchryven,
wat ik binnen twee dagen tyts in myne toegefonde
Here mit en heb ondervonden, en wat voor verrukkende
faaken ik aldaar gefien beb.
De üyterlyke leeden van de Kreeftilak.
Wanneer ik de Vlefch, daar ß in beflooten waren,
quam te openen -, foo fag ik dat eenige daar van ,
C e c a |0®
I I
iJslllilsi
l i
a l | á l i f !
If il