Tab. IX.
% XV. e.
Ü eft in fpecie priore jat in altera fpecieex viridi 8c
cinereo*griico noixtus,quandoque 8c ruber, pur-
pureus, cyaneus, aut albefccns. Teftae interna
fuperfieies aequalis omnino Sclaeviseft, co-
loris utraque in fpecie obfcure fuici, nonnihil
ad purpureo-cyaneum vergentis.
Cochlearum harumee maximis Teftae quam
frequentiffime ab aquaticis quibufdam Vermiculis
exeduntur : uti praeprimis iemper fuperioreinex-
tremo acuminato eft videre ;quippe quod notabili-
bus tum foraminibus eo etiam ufqueambeditur, ut
tota demum Teftae figura ibi loci aboleatur.
Qiiin experiundo didici, quod Vermiculi hi
vei in ipfam ufqiie internam Conchae texturam
aliquando perforent, variofque ibidem incurva-
tos& oblongos agant cuniculos e, qui nonnun-
quam in Teftae cavum ufque penetrant; ita ut
Cochlea pofticas corporis fui partes contrahere
fit coafta.
Ejufmodi Vermiculos feptem in unica qua-
dam Concha, cujus Cochlea viva ctiamnum Se
iana erat, inveni, quorum unum nativa magnitudine
delineatum exhibeo a. Quodfi microfco-
pio confpiciatur hic Vermiculits, conftat is ex
plurimis incifuris anuularibus, quae exiguis qui-
’ buidam pilis utroque a latere exornantur cc. In
medio ejus binae cernuntur lànguinei coloris
Venae, quaeramulos fuos utrinque veriùs corporis
interièftiones exporrigunt. Anterius in
Capite ejus * tales quoque adfunt Pili, qui bina-
rum inftar Antennarum ibi collocantur : in cau-
, da b fimiles extant. Cute gaudebant perqùam
tenui omnes hi Vermiculi, atque indole tenerio-
re, nec nifi tantillum fefe commovebant : quod
tarnen utrum inde profeftum fit, quia exiguo
quodam malleolo Concham pertundendo ipfis
forte injuriam intuii, nefeio. In luto , quod
Oftrcis adhaeret, majorum vidi fpeciem Ver-
mium, qui ab horumee minorum Vermiculorum
figura haud multum abludebant, atque, Cicin-
dulae inftar, lumen in tenebris fundebant.
Omnes hae Cochleae morbo ifti verminoib
videntur obnoxiae effe ; 'quandoquidem raro
quaepiam inter eas occurrit, cujus Tefta ad fi-
nem fuae gyrationis integra 8c incolumis eft:
Teftae enim fem per ibi loci fordida quadam in:
veftitae funt materie, cinereo-grifea, qua plus
minufve inficiuntur , & in qua ifti Vermiculi
paullatim fernet defigerc videntur ; ut tandem
ipiàm harumee Cochlearum cutem, vivente
ctiamnum intusLimace, tanquam proprium fi-
bi domicilium atque alimentum ufurpent. Tefta
haec perquam dura gaüdet 8c folida compar
i
maar in de tweede foort beftaan zy uit groene ende
ajgraauwe vertuen, waar onder men fommige vint
die root ,pur per, en donker blaauw ß n , gelyk ook mt
den witten. Van binnen is de Scbaal heel ejfen en
gl ad, fynde haare coulemen in beyde foorten denker
bruyn, een iveynig naa bet purper blaauw trekkende.
De grootße van deje Slakken die werden bare
Scbaalen feer dikmaals door eenige waterwurmkens
uytgegeeten, dat men altyt boven aan haar fpitze
eynde fie t, alwaar op die tyt dan merkelyke guten in
gebeeten worden, foa dat ten laatften de heele ß~
guur van de Scbaal daar ter plaatze verhören wort.
Hebbende my de ervarentbeid geleert, dat deefe
Wurmen, felfs tot binnen inde fubßantie van de Scbelp
inbooren, en daar verfcheyde kromgeboogen en lang-
werpige boolen in maaken e , die fomtyts tot in de
Hoorn doorgaan, foo dat de Slak gedwongen is ßn
agterfle deelen van bet liebaam te contrabeeren.
Van deefe beb ik in eene Scbelp , daar de Slak nog
gejont en levendig in was , jeven wurmkens gexon-
den,gelyk ik daar een van levensgroote vertoom. Als
men dit Wurmken met een vergrootglas he fiet, foo
beßaat hy uyt verfcheyde ringwyfe inkervingenfie
aan weerjyden met verfcheyde hayrkens verciert ßn
c c. In het midden heeft hy twee bloedröde aderen-,
die haare takken, aan weerjyden van het liebaam,
naa de verdel'tngen van het felve affenden. Voor
aan in het Hoofi a heeft hy meede deefe Hayrkens,
dewelke daar als twee Hoornkens geplaatß ßnge-
lykerwys ook op de Start b. Deeje Wurmkens ixaa-
ren alle feer teer van huyt en aart, hebbende weym
beweeging. | Maar c f dat quam, om dat ik met een
kleen bamerken de fcbelp bad doorgeßagen , en
haar gequetfi, dat kan ik niet Jeggen. In defiik, die
op.de Oefters f i t , heb ik ecnjbort van groote Wurmen
gefien, die niet veel van de figuur defer kleene
Wurmen verfcheelden, en die in het donker een liebt
van haar gaven, gelyk de Cicindula deet.
Het fchynt dat deefe wurmßekte aan alle, deefe
Slakken gemeen is , alfoo men daar onder feer /elden
een ontmoet, welkers Scbaal aan bet eynde van haar
draying gefont en gaajis; wantß Jyn altyt aldaar
overkleet met een vuyle afgraauwe materie, die
haar meer o f minder inficeert, en dewelke my dt
\ fubßantie fchynt teJyn,. waar in deeje wurmen met-
ter tyt baar wooning komen te maken | om felfi
de huyt deefer Slakken, by het levende ly f van de
Slak, tot een eygendom van woning en voetfel te
gebruyken. Deefe Hoorn is feer hart, ende maß
(icf van ftbßantie, en befonder ly k fiet men dat omtretd
ge; uti praeprimis in ipirali ejus feapo patet*
qui fimul admodum craffus eft: unde &: Cochlea
inde, quam faciliime excuti poteft; quan-l
doquidem Tefta, filicis inftar, in partesdiflilit,
fi vel tantillum malleolo percutitur.
Cochleae corpus, quod extra Teftam pröre-
pit, fuifqu mufeulis feapo hujus quam fortif-
IXl fime accrevit, multum cum Cochlea vivipara
i. e. convenit. Caput enim & Os a propemodum
hb. fimiliter comparata funt, ita 8c Cornua b b , 8c
cc. Oculi cc. Piftura faltem Cutis diferepat; quip-
pe quae albo fuper fundo nigris ftriis 8c maculis
varia eft : interim colorum ratione in hac aeques
àc in illa fpecic, nonnunquam diferiminis aliquid
obfervatur. Retro, ad Pedem corporis dd, O-
e perculum Cochleae e applicatum eft, quod Cochlea
fubito adducit, fuamque hoc modo Te-
ftam claudit, fieubi infolitum quidpiam ipfi occurrit.
Imo eadem quoque ratione fibi cavet
Cochlea, quando vel oculis tantum ejus derepente
aliquid ieiè oftèrt. Ut hinc affirmare au-
fim,quod haec fit unica inter omnes ,quas cogno-
vi, Cochlearum fpecics, in qua manifefta vifus
indicia mihi comparuerunt : quamvis interea
Oculi hujufee Cochleae ratione partium, quae
quarumvis Cochlearum oculis communes funt,
nec quiequam ab aliis diierepent. Intus ad o-
ram Teftae applicants eft Limbiis, qui corpus
ambit, necaerio pervius eft foramine, quod a-
liis in Cochlearum fpeciebusadnotavi : fed tarnen
in dextro latere ejus aliae binae hiant aperturae;
quarum altera eliminandis fervit exerementis;
per alteram feie exporrigunt Genitalia. Atque
haec omnia funt Animalculi hujus membra externa.
Adde, quod Cochlea ifthaec robuftae
admodum fit indolis ; quum ad decem vel duo-
decim ufque dies, nudo in aere, extra aquam
queat vivere. Obièrvavi etiam, cum aliquando
raenfe Septembri in vico, Petten, commorarer, ubi
loci Cochleae hae ingenti copia ad palos mari-
nos inveniuntur ; quod eae fingulis diebus, quo
tempore mare decreicebat, in ficco haefèrint,
marique adfluente fub aquis-denuo fuerint fe-
pultae : ut adeo hac dote tanquam vera Am-.
f phibia confiderari queant. Concha / , in qua
Limacem hunc exhibeo, ad fecundam pertinet
m. *Peciem}fafciafque detritasmonftrat. Operculum
|f “exili conftatoflè Corneo^-,quod ex filamentis
fibi mutuo applicatis, atque ad fpirarum Conchae
fimilitudinem convolutis, compofitum eft.
Internas partes breviter filtern exponam; tum
quia nonnifi dimidium iis examinandis impendi
diem ; tum quoniam ab interaneis aliarum Cochleatrent
de gefiingerde fp il van defelve, die §§ gtlyk
feer dik is , foo dat het beel makkelyk i s , om de Slak
daar uyt te krygen: alfoo de Hoorn als een Keyßeett
aan ßukken fcheurt en barfi, wanneer men daar met
een bamerken een weynig opflaat.
Het liebaam van de Slak, dat buyten de Hoortt
kruypt, en met Jyne mufculen feer ßerk aan
de Spil derfelve vafi gegroeyt is , komt in vee-
le dingen met de levenbarende Slak over eent
Want het Hoofi en Mont a is ten naaflen by even aU
leens, gelyk ook de Hoornen bb, en de Qogen c c .
Alleen is de tekening van de Huyt onderfebey den,
die uyt (warte ßreepen en vlaxkens beßaat, dewelke
op een witte gront geplaatß ß n . In welke couleu-
ren nogtans, foo in de een als in de andere foort, ee+
nig verfchil is. Agter op de voct van haar liebaam
d d is bet dekfel van de Slak geplaatß e , dat de Slak
febielyk toetrekt, en Jyn Hoorn daar meede flu y t,
wanneer hy iets ongewoons gewaar wort. En het
felve doet by ook , wanneer hy Je hie ly k. iets fie t,
dat hem voorkomt. En alfoo kan ik verfecke*
ren, dat dit foort de eetiigfie onder de Slakken is ,
die ik kenne, dewelke ik blykbaare tekenen van ß n
gefigt heb fien vertoonen: boewel de Oogen van deefe
Slak, ten aanfien van de deelen die baar alle gemeen
Jyn, in 9t minße niet komen te verfcbeelen.
Inwendig tegens de Rant van de Hoorn is de Lip in de
ronte van bet liebaam geplaatß, die geene opening
beeft voor de lugt, als ik in de andere Joortcn beb
aangeteekent. Alleen heejt by in de regier Jyde
twee andere openingen, de eene om de uitwerpfe-
len door te lojfen, en de andere om de teelleeden
door te erigeeren: dat alle de uyterlyke leeden in dit
D 'ter Jyn. Waar by men voegen kan, dat dit Beeske
van een flerken aartis; kunnende wel tten o f twaalf
daagen in de ope lugt buyten bet water leeven. Ook
heb ik ondervonden, wanneer ik eens in September
te Retten was, daar men deefe Slakken in groote
menigte aan de palen vint, dat f e alle daagen door
het aflopende water droog wierden, en als de zee
weer aanvloeyde, dat Je dan van bet water weer
wierden bedekt: Joo dat fe ten dien aanfien waar-
agtige Water-en Land-gedierte Jyn. De fcbelp, daar
ik deeje Slak in vertoon f , ts van de tweede foort ?
met a f en uytgefleete windfels. Het Dekfel beßaat.
uyt buygfaam Hoornbeen g , ’t geen uyt te faamen-
gevoegde draatkens zamengefielt wort, die in haare
drayingen bet Hoornken vertoonen,
De Inwendige leeden fa l ik niet als kortelyk
voorflellen, foo omdat ik daar maar een halve dag
in heb door gebragt, om f e te onderfieken; als ook
Z z z om