tio, quare fimilia Infe&a aliis in rcgionibus
nequaquam majora, quam noftro fub coelo,
fieri videamus ; nifi vcl diverfae fuerint indo-
lis aut fpeciei, vel in Vermium 6c Erucarum ha-
bitu haerentia paullo largius comederint : id e-
nim cfficit, ut eorpora acquirant, haud mul-
tum quidem, fed nonnihil tarnen, folito gran-
diora ; prout alibi jam indicavimus.
Praeterea, vi infcnfibilis perfpirationis,For-
micae cutis penitus nunc induruit, Sc quafi cornea
fada eft, quac aliquot ante feptimanis adeo
mollicula, & aquac inftar fluida fuérat, ut Ani-
malculum ne unicam quidem omnium fuarum
partium vcl minimo motu agitare potuerit. At
vero in Nymphis magis confpicuis, id eft, ma-
joribus, quam Formicae Nympha, mutatioifta
multo adhuc notabilior eft : earum enim cutis,
quae fub mutationis initium pariter quam mol-
liffima erat, paucos intra dies omnino cornea &
veluti ofiea evadit; prout in Nympha Scarabaei
Naficomis,qui hunccc pariter ad Ordinem perti-
net, fuo deinceps loco exponetur.
Verum tempus jam eft, Formicae membra fi-
mili modo in ipfa Formica eXhibendi, ac ante
in Nympha ejus praeftitimus. Huic igitur fini
icon hacc feptima pariter infervit, in qua For-
micam Operariam vulgarem, qualis communiter
per Hollandiam in hortis Sc pafeuis reperitur,
repraefento. Eam vero magnitudine auda heic
iu depidam fifto, ut Formicae Vermiculum in
ore , vel binos intra dentes fuos , cautiflime
Tab.XVK omnique procul laefione gerat *. Dentes hi
Fig. T U .
Fig.xi.,
Fig.ru.
bb.
quorum nonnifi duobiis inftruda eft Formica
proprie funt mandibulae feu maxillae inferiores
quae extrinfecus extra Formicae os incurvatac
prominent, feptemque ferratis incifuris, tan-
quam totidem peculiaribus denticulis, utrinque
praeditac funt: quemadmodum in icone XI.
ad literam eandem a. clarius videri poteft. Ul.
terius Capitis,PedoriSjVcntrifque interftindio-
nes nonnihil accuratius heic, quam in Nympha,
dignofci queunt. Oculi adparent nigerrimi bbt
Comicula five Antennae , fub Oculis, dilute
fpadiccifunt coloris cc flatque duodecim ex Ar-
ticulis comeis conflatac; quorum primus,mox infra
Oculosconfpicuus, longiffimuseft: caetcrum
omncs hi articuli fetaceis Pilis obfidentuf. Porro
quam diftindiflime ctiam heic indicatur, qua-
nam pidura Sc fabrica Caput Sc Thorax gau-
4eant, Sc quod cute cornea, ftriata, intorta , &
crenata conftcnt. Cutis haec fibratam compa-
gem ligni Pinaftri aemulatur,cum id,qua nodis
afperum eft, finditur. Striata haec cutis pidura
hier te lande fien •worden; ten Jy dat Je van een anderen
aart ende geflagt Jyn; of dat f t , in geftalte
van Wurmen ende Rupfen fynde, wat meerder ge-
geeten hebben, waar door, Jy viel een weynig grooter
van lichaam als ordinarifcb |worden , dan niet heel
veel; als ergens anders alreede gefegt is.
Vorders foo is door de ongevoelyke uitwaaffeming
de huyt van de Mier nu geheel verbart, ende hoorn-
agtig geworden, daar dejelve, een dag a veertien te
vooren, Joo week ende vloeybaar als water was ,fio
dat bet Dierke niet een van alle Jyne leedematen
kon in hetminfie roeren nog beweegen. Maar in figt-
baarder, dat is , in grooter Popkens als die van de
Mier, is deefe verandering nog veel aanmerkelyker;
want daar de huyt van dejelve meede heel week
in bet begin haar er verandering was, foo wort die
\n weynig daagen heel boom ende beenagtig, als orn-
fiandig van bet Popkevan de Neusboornige Schalbyter,
die in deefe felve Order is, op Jyn plaats fal'voor-
geftelt worden.
Maar het is nu tyt om de leeden van de Mier te
vertoonen, gelyk dat in JynPopkegedaan is. Het welk
ik dan van gelyken in deefe fevende af beelding aan-
wyfo, alwaar tk een gemeen Werk-Mierken vertoo-
ne, gelyk men die ordinaris in Hollant in de tuynen
en graslanden vindt. Het felve dat verbcelde ik
fooin het groot, gelyk bet bet Mier-Wurmken , heel
voorßgtig en fonder te quetftn , tujfcben Jyn bek of
de twee tanden in draugt a. Deefe tan den ,waar van
datier bet Mierke maar twee beefi, dießn eygently^
mandibulen of onderfle kalken,die uytwendig buyten
fyn mont geboogen flaun, en die met feven faagswy-
ze inkervingen, als met foo veele beftndere tantkens>
aanyder fyde verfien fyn: dat klaarder te fien is, in
de XI. af beelding , by defelfae letter a. Vorders
is de verdeling van Hooft, Borfl, ende Buyk, hier
eenigfins netter, als in het Popken te fien. De Oogcn
vertoonen fig heel (wart bb-, de Hoornkens of de'
Spiesjes onder de Oogen c c fyn ligt caftanie bruyti;
en iiyt 12 boornagtige Leeden te famen gevoegt;waar
van bet eerfte lit, dat onder de oogen fig vertoont,
bet langfte is : fynde vorders alle deefe articulatten
met borfielig hayr bejet. Vorders wort de tekening
en het maakfelvan Hoof ende Bor f t feer diftinft aanm
geweefin, en uit hoornagtig,gekartelt, gedraait, en
gefpleeten vel te beftaan: foo dat de felve ten naa-
ften by overeenkomt met de dradigheid van bet
vuurenbout, wanneer het felve op de plaats daar
het quaßig is'gefpleeten wort. Deeje ftrietnige tekening
van huyt is klaarder te fien in bet Mierken,
dat in de XI. af beelding vertoont wort. Vorders
fyn-
¿turaclarius conipicipoteftinFormica,quaeicone\fyn de inkervingen van de borft in fes puntige uyt■
XI. cxhibetur. Caeterum incifurae Thoracis in
"V. fex exftantias acuminatas dividudtur d, quae re-
trorfumverfuslumbos magis conipicuae evadunt.
1. Lumbi ipfitribus veluti vertebris,nodofis e,confront
, & undequaque pilis fetaceis obfiti funt.
//. Subtus ad Thoracem Crura cernuntur f f valida,
pilofà, ex quatuor lingula articulis com-
pofitajquorum extremus,five Pes proprie didus,
iterum in quatuor abit articulos minores, ho-
rumqe ultimus duobus Unguiculis armatur.
Abdomen, cui paullo magis ruflus eft color,
quam reliquo corpori, utpote ipadiceo , fpecu-
* li inftar corufcat ,atque fetaceis pilis obfidetur^.
Formicam hanc Operariam voco,neque vel ma-
fculinis vel foemininis organis , uti in Apibus
quoque dcmonftraturus fum , inftrudam effe
arbitrar; quandoquidem ad laborem duntaxat,
atque ad foetus bajulandps , translocandos, cu-
randos, nutriendos, a Sapientiffimo Conditore
comparata eflc vi detur. Fig. v i l i .
Ut hiftoriae huic nihil deeflèt, Mafculum
quoque harumee Formicarum nativa magnitudine
delineatum exhibere heic volui. Eg. ix.
Eundcm vero mox fubjuogo in hac figura
magnitudine auda depidum ; tum ut Animal-
■culi hujus membra tanto commodius deferibi
queant; tum ut differentiae aeque ac convenientiae,
quaealiam inter Se aliamdanturFormicam, co
nitidius poffint exponi.
Patet igitur, Dentes a, 8c Antennas cc, penitus
eodem heic modo fèfè habere, ac in Formica
Opcraria : nifi quod Dentes in Maribus
ßeekjelkens verdeelt d, dewelke agter naa de lende-
nen haar figtbaarder maaken : En welke Lendenen
voorts als uyt drie knoopsgcwyfe werveIbeenen beftaan
nonnihil minores fint, quam in Opcrariis ; quod
ipfum Se in Formica Foemina animadvertitur.
In Apum Mafculis fimilc quid circa dentes
òbtinet. Oculi tamen viciffim in Mare multo
U, funt grandiores bb, fimulque 8c Operariae 8c
Foemellae oculos fuperant: quodetiam in A-
pum, Epchemerorum, aliorumque Infcdorum:
Mafculis locum habet.
Porro tria adhuc in Capite Punda heic con-
fpiciuntur, margaritarum aemula, in Apibus-
edam Mufcifquc a me animadverfà, quae revera
finglilares alii funt Oculi, Se notabile con-
ftituunt diferimen hunc inter Marem & Formicam
Operariam. Multo tamen major ratio-
ne pedoris datur differentia: praeterquam enim
quod diverfb penitus modo àccomodatum id- Se
il pidum fit; quatuor infupcr Alae d d ,valdc con-
fpicuae , ibidem occurrunt, quarum priores
binad
e , en overal met borftelig hayr béfet fyn. Onder
aan de Borft vertoon ik de fterke en de hayrige
B eenen f f , y der uyt vier leeden beftaande, waarvan
vorders het uyterfte lit, of de Voet, fig wederom in
vier leedekens verdeelt, waar van het laatfte met
twee nagelkens of klaauwkens gewapent is.
De Buyk, wat roffcher van tekening ende verruw
wejende als het vordere lichaam , dat caftanio
bruyn i s , die glimpt als een fpiegel, en by is bief
en daar met borftelig hayr befet g. Dit Mierken
noem tk het Werk-Mierken, waar in, gelyk
ik 00k in dcByenfal vertoonen,geen mannelyke
nogvrouwelyke deelen,foo ik oordeel, te vindeit
Jyn: alfoo dit Dierke alleen tot den arbeyt, en het
dragen, verplaatfen , bejorgen en voeden der jon-
gen,van den alwyfen GODTgeftbikt fchyntteweefen,
F ig . v i n .
Op dat ik deefe hiftorie volkomen fou maaken,
foo vertoon ik nu het Manneken defer Mieren leevens
grootte.
F ig . IX .
Het welk ik voorts in bet groot meede ajbeelde,
foo om te bequaamer de leeden van dit Dierken te
kunnen befchryven, als om bet onderfcheyt, en de
overeenkoming, tujfcben het een en bet andere Mierken
, te netter voor te ftellen.
Soo fien wy dan, dat de Tanden a ,en de Spiesjes
c c , geheel met die van de Werk Mierkens
overeenkomen ; bebalven nogtans , dat de Tanden
in de Mannekens eenigfins kleender Jyn , als in
het Werk-Mierken, ft geen 00k in het Wyfkens
Mierken ondervonden wort: en-het welk 00k omirent
de tanden van de Mannekens der Byen plaats
heefi. De Oogen fyn hier in het Manneken veel grooter
bb ,enjy overtreffen te gelyk die van het Werk-
Mierken, en het Wyfken: dat meede in de Byen, het
Haft, en andere Mannekens Dierkens plaats he ft'.
Voorts vertoon ik op het Hoof drie Dopkens als
Perelkens , die 00k in de Byen en de Vliegen bevinde
en het geen eygentlyk 00k particulière oogen Jyn ,
waar door dit Mameke merkelyk verfchilt van het
Werk-Mierken. Soo is omirent de Borft het onder-
febeyt nog veel grooter i want behalven dat de voe-
g'tng en tekening van dejelve geheel anders is, foo is
het aldaar nog verjten met vier, opmerkelyke Vleu-
gelen dd, waar van devoorfte haaft tweemaalgrooter
ende ßerker fyn, als de agterfte. Soo is het
E e ee maak"