9S
8c indolcm 8c propagations modum defcribcre:
id quod Anatome accuratiflima exfequar. Hu-
jus enjm ope inter alia demonftrabo, quod Cerebrum
8c Medulla fpinalis fuis heic gaudeant
mufculis ; 8c quanam ratione vile ifthoc Animal-
culum, miracolo omnium miraculorum maximo,
non folum diftin&iflime cognofcendos 8c vel
palpandos gerat oculos; ver urn 8c quomodo id
in uno eodemque corpore fimul 8c mas 8c foemi-
ria fit: ut adeo illud aeque, ac alia omnia Ani-
inantia, per generationem ex ovo prognafcatur.
Patebit hinc, quam fabulofum f i t , quod ajunt:
U maces ex limo nafcuntur. Quod enim Li maces
ex limo 8c muco oriantur, mera fane funt
illorum fomnia, qui totam aetatem legendis li-
bris terunt, atque propterea admiranda D E I
Opera contemplari praetermittunt.
Porro bine quoque elucefcet, quod Animal-
culum hoc ad priorem ex quatuor naturalibus
mutationum Ordinibus fpeciem, in qua Infe&a,
abfque alio intercedente medio,mox ex ovo pro-
deunt, referri debeat: quemadmodum in generali
Infedorum hiftoria accurate defcripfi.
Hanc itaque unicam Limacum ipeciem, quos
Brabantiae 8c Flandriae incolae idiomate Hifpa-
nico Caracol appellant, hoc nunc loco defcri-
bam. Fieri enim nulla ratione poteft, ut fingu-
las quasvis Cochlearum, Concharum, Conchy-
|iorum, Turbinum, 8c univerfim omnium hu-
jufce generis Animantium, quae vel intra teftas,
vel nuda degunt, fpecies pertra&emus: licet
eac omncs hue pertineant. Id enim fufcepturo
neceflum foret,tQtam in unum cogere Naturam,
omnefque regiones, maria 8c aquas fuis incoi is
fpoliare.
Verum fuo tarnen loco interferam,quae in qui.
bufdam aiiis Cochlearum fpeciebus obiter, vidi
atque obfervavi ; cujufmodi eft Limax domefti-
cus, cui lapillus fterm loco eft ; turn 8c Cochlea
vulgaris, circa vias reperiunda, quae, aeque ac
prior, nuda eft. De Cochlea hortenfi itidem
nonnulla tradam.; tum de Cochlea aquarum
dulcium ; de Cancello vel Cochlea marina ; de
Pinna, aliifque quib.ufdam Cochlearum fpecie
bus, quas videre atque tyadare mihi contigit:
funt inter eas no.nnullae, quae in arboribus vi-
yunt- uliae autem admodum rarae , quibus per-
verfam Natura fpiram donavit.
ling te befchryven, datik door een feer naukeurigg
Anatomie doen fal. Waar in ik onder anderen ß i
betoonen , dat de Herfenen ende bet Rvggemerg
haare mufculen gegeven Jyn, en ddn hoe dat dit ge,
ringe Dierke, tot een wonder aller wanderen, niet
all een feer aanmerkelyke ende t aßbare oogen heefi;
inaar ook hoe het Mannelyk ende Vrouwelyk te ß ,
men in een en het felve lichaam is. Soo dat bj
door voortteling even als andere dieren, meede uyt
een ey voortkomt. Waar uyt men ßeh fa l , hoe f l .
bulens is het feggen, dat Slakken uit flym geboren
'werden. Want dit voorgeeven, dat de Slakken uyt
flik en flym Jouden groeyen, fyn niet als dromen,
van die al haar tyt in de bdekenverflyten, en daar
door de verwonderlyke 'werken Gode verwareloßn.
te befchouwen.
Waar uyt dun vorder kennelyk fa l worden, dat
dit dierke onder de eerfie foort van de vier na-
tuutlykc orderen der verandering , waar in de
Bloedelofe dierkens onmiddelyk uy t een ey komcnynm
gefielt worden. Gelyk ik dat felve omfiandelyk heb
befchreeven in myn algemeene hifiorie defer Dieren,
De/f eene foort van Slakken, dewelke de Bra
banders en Vlamingen, met de Spaanfebe naam van
Caracol noemen, fal ik dan alleen hier befchryven.
Want om dat van alle de foorten der Slakken, Scbul-
pen, Hoornkens ,Wervels, en al wat in fchalen en
buyien fchalen wqont, te doen ; is Venemaal om-'
mogelyk: Hoewel ß alle hier toe behooren. En
als dan fop fou men de ganftke natuur mqeten by
een halen , en alle landen ,zeen, en wateten, vtn
banne inwoonderen beroven, om dat te doen.
Evenwel fa f ik op zyn plaats hier by voe-
aen9 wat ik ter loops van, eenige andere foorten van
Slakken gefien en ondervonden heb, als van de
Huysflak, die een fieenken tot zyn borfibeen heefi i
En ook van de gemeene flak, die men by de weegen
vint y dat alle naakte Slakken fyn. Van gelyken,
fa l ik iets feggen van de Tuynflak; van de Revier*
flaki van deKrab- en Zeeflak: van de Vinne, en
van eenige andere foorten van Slakken, dieik gefien
ende gehandelt heb : en waar van eenige foorten op
de bqmen leeven, en andere, die, feer raar Jyn, melken
een verkeerde dray van de natuur gegeven w.
Ç A - TI E T
C A P U T I.
J)e Tefta, & molli Cochleae farte > in généré:
tum de quatuor Corniculis fupra3 e cafite ejus} porreBis: atque de Oculis
tbi confpicuis, figillatim-, ubihorumfa-,
bric a ¿y motus exponitur.
ANtequam de corpore vel molli parte
Cochleae agere aggrediar nonnulla prius
i de parte ejus dura five tefta proferam, quae fane
perperam Cochleae domus vocatur, fi hanc di-
étionem propria fignificatione accipimus: fiqui-
| dem vera fit ipfius Cochleae cutis, qua fine ae-
! queparum viverepoteft Cochlea; ac homo, cui
I deglupta eft cutis, aut Aftacus fua nudatus tefta,
[ vel Teftudo e pelle fua protra&a. Quapropter
[ erutta haec pro vero offe Cochleae habenda eft,|
I in quo ejusmufeuli defixi funt: haud aliter, ac
I muiculiAnimaiium quadrupedium oifibus adfixi
I atque uniti funt. Quod ipfum 8c in Mytulis
I liquido eft videre, & fuo tempore a me accura-
I te demonftrabitur.
Verum ut ad mollem corporis Cochleae par-
I tem tranfitum faciamus; notandum eft, quod,
I fi Cochlea ita, uti iua cum tefta prorepit, con-
K fideretur, ipfius corpus, quouique extra teftam
I prominet, circiter tres cum dimidio pellices Ion-,
I gum, binofque propemodum pollices latum fit.
ffV- in eo autem anterius, in capite, quatuor confpi-1
I u ciuntur Cornua, bina nimirum majora aa, to-;
tidemque minora bb, nullis punétis notata.j
I ^uh his externa ejus Labia, atque Os,ièiè offe-
l i . runt c. Inter prim um vero & fecundum cor-
I d. niculum Foramen^, videri poteft, equo gene*-
I rationis organa protuberant atque cxtumefcunt:
I id tarnen apprime Temper claufum eft, nec vifui
I patet, nifi quo tempore mutuum celebrant coi- I turn Cochleae. Retro, ad.teftac marginem ver-
I e. fiiSjCraffum cernitur Labium five Limbus <?, qui
I ab omni parte, tarn intus, quamextus, margini
I exteriori, 8c fuperficiei interiori teftae fefe fir-
I miter applicat. Pars autem ifthaec fimilis eft
I velamini five velabro, quod in nudis Cochleis
K hiper anteriore corporis parte haeret, 8c fubter I quodillae fuum caput atque comicula reducunt
I & abfeondunt, ficubi contredantur. -In hoc La-
I 10 five Limbo bini ad dextram hiatus conipiciun-
P ' £ur» ^ l’f excemendis fkecibus dicatus ; alters.
H E T I. H O O F T S T U K .
Van de Hoorn > en het weeke gedeelte
des Slax, in het gemeen. En dan van
db vier Hoornkens, die hy boven op
iyn hooft heeft: en van de Ogen, die
daar in te iien fyn, in het befonder:
hoe fy gemaakt fynen bewogen worden.
EEr ik my tot het verbündeten van het lichaam %
o f het weeke gedeelte van de Slak hegeefy
foo fa l ik eerfi iets van het harde gedeelte yofde fchaal
feggen y dewelke feer verkeert het Slakken huysken
genoemt wort, zoo men die eigentlyk wil neemen :
want het is de waarachtige huyt van de Slak felve.
En fander dewelke hy al/oo weinig leeven kany alp
een menfeh diegevilt fou wefen;o/een Kreeft die uyt.
fyn fchaal, en een Schilpadt die uyt fyn huyt was
getrokken. Hierom moct men de/e korft, als het
waaraghtige been van de Slak aanmerken, waar in
Jyne fpieren ingeplant worden: even aleens, gelyk da
mufculen der viervoetige Dieren aan haare beende-
ren vafi geheght, en daar meede vereenight worden.
Gelyk ook in de Mojfelen klarelyk te fien is; en als
ik op fyn tyt omfiandelyk betonen fal-
Maar om tot bet weke gedeelte van het lichaaifi
over te gaan, foo moet men aanmerken, dat als men
de Slak aanfiet op die wys9 als hy met Jyn Hoornken
voortkruypt, dat Jyn lichaam, 9t geen \daaribuyten
komty hy de vierde half duym lang is, en by de twee
breet. Hier in ßet men voor aan in het hooft vier
Hoornkens, twee groote a a, met twee kleene b b , die
geen ftipkens hebben. Daar onder vertonen fig
Jyne uytwendige Lippen, en Mont c. En tujßhen
het eerfie ende tweede Hoornken is te pen het Gat d,
waar door de teel deelen uytpuylen ende opftvel-
len: dan het is altyt onfigtbaar en heel toegeflooten9
ten Jy op die tyt, als Jy malkander bekennen in het
Jpeelen: Aghter aan tegens de boort van het hoornken,
daar Jiet men een dikke Lip oj Rand e , dewelke
haar overal, foo wel inwendigh als uytwendigh, tegens
de buytenße kant, en de binnenfle vlakte van de
Hoorn, fig aanfluyt. Dit deel komt over een met
het dekfel o f de luyfel, dat de naakte Slakken, boven
op het voorfle van haar lichaam hebben, en
waar onder Jy; haar hoojt, en hoornkens inkaalen
en verbergen, als men haar aanraakt. In deje
Lip o f Rant Jyn aan derechter fyde twee openingen
te fien, de eene fom haar qfgank deur te lojfen:
de tweede g om de lught daar door in en uyt te laa*
ten. Verders fyn in dit lichaam feer aanmerkelyk
Bb z &
»
K