Tab. IX.
fig. I I I .<T
grande atque cxpanfum, quale aliquot a coitu
menfibus, uti conjicio, a me vifum fuit, heic
repraefcnto. Turn enim cernitur, admodum
notabiliter increfcere hanc Particular« a , 6c Ofprtit
vertoon, als ik Sen gefien heb eenige maari.
den naa dat hy gefpeelt joadt, foo ik vertrou. Als
dan fiet men dit Deelken a merkelyk aangroejen en
de Eyeren b b ßgtbaar daar in werden. Gelyk ik
vula bb in ea reddi confpicua : prout id ipfum
Ovarii incrementum in Cochlea pariterOpercu-
lari obfervavi. Ovula autem, ut mihi quidem
videtur, deinceps ex Ovario folvuntur, atque
I per Paiticulam cateniformen c in Uteri, cujus
. pofteriore cum parte illa conjungitur z ., cavi-
tatem defeendunt. Quum vero Ovula fic-quam
proxime juxta facculum Glutinifcrum deferan-
tur j hinc exiftimo, ea ibidem giutiiiis tantillo
oblinirij donec majora reddita plus etiam glu-
tinis inde nancifcantur, plenamque tandem ad
magni tudinem fuam in Utero perveniant. Verum,
uti in Cochleae Domefticac deicriptione
jam commemoravi, ha&enus nunquam ipfa in
particula Ateniformi Ovula deprehendere mihi
lieuit, ncque 6c videre, quod haec peream de-
vehanrur. Quapropter eoufque diftèram dogma
ifthoc ut indubitatac veritatis proponere,
donec ipfifmet oculis meis viderim. Ego inte-
rea in ea fum 6c perfido fententia, quod res haec
ita fiat,8c quod vel verofimillimum quoque fit,
y. eam ita fieri. Cor practerea y in fitu fuo naturali
confpicitur, 6c quomodo id a facculo Cal-
® • cario S £ ambiatur.
C A P U T XIV.
De Cochlea vulgari Aquatica : tum d
rara quadam Cochlearum fpecie*, quae
•vivipara efl; & de Cochlea Aquatica
deprejjd , Mytulifque fluminis Vegtae
& ßc porro.
Singularis quaedam circa vulgarem
Cochleam
1 Ochlea vulgaris Aquatica, quam undique
ad crcpidines foflàrum noftra in Hollan-
dia reperio, multum 6c ab Operculari, 6c ab
omnibus aliis Cochleis, diferepat. Neque enim
ratione Cutis externae, five domunculae, tantum,
fed 6c quoad Oculos, atque Foramina tarn
Limbi, quam organorum Genitalium , quae
omnia extus confpicua funt, fefe diftinguit.
Imo in partibus internis majus etiamnum diferi-
men occurrit. Qemadmodum lingula hacc nunc
breviter enumerabo.
Domuncula, quae in Cochlea Vincarum
iphaeroidea eft , hac in Aquatica inftar Ver-i ticildìt
toeneemen van den Eyerftok ook in de Caracol
gefien beb. En defielve vertrou ik , dat fig dan
ontlojfen, door bet ketting-gewyfe Deelken c, waar
door f i ajfakken in de holte der Lyfmoeder, alxoaar
bet agter aan mee vereenigt is Z. En alfooJy f i er
digt by bet Lym-beursken affebieten , foo is mp
gcvoelen, dat Jy aldaar met eenig lym omvar.gen
worden, tot f i grooter geworden fynde daar meer
van verkrygen, en dat Jy dan Jbo voorts haar volle
grootte in de Lyfmoeder erlangen. Dan gelyk ik
gefegt heb in de befcbryv.ng van de Huys-Slak 11|
heb dat nog noit gefien, dat de Eyeren in bet ket-
ting gewyfe deelken wauren, en daar door afgexoert
wierden. Wuarom ik foo lang wagten Jal dit als
een vafie waarheid voor te ßellen, tot ik bet ge.
fien heb: en ondcrtajfcben blyj ik in het gexoelcn-,
dat het foo gefebiet : en dat het ook feer waaragtig
fihynt foo te moeten gefchieden Voorts (tet men
het Hert y in fyn natu tir elyke plaats , nejfens mee-
de hoe het Kalkbeurske S S' dat omringt.
H E T XIV. H O O F T S T U K .
Van de gemeene Water-Slak: als ook van
een raare fcort van Slakken, diefyns
gelyken levendig v®ortbrengt: en dan
van de platte Water-Slak, en van de
Vegt moffelen, en fco voorts.
Van de gemeene Water-Slak, een
raare obfervatie.
Ck E gemeene Water-Slak, die ik over al ean
r de kanten van de Slooten in ons. 0 0 0
bevinde, de Je Ire verfcheelt merkelyk van de V?f>-
gaart-Slak, en van alle de anderen. En dat, tuet
\alleen emtrent fyn uyterlyke huyt, oj hoornken,
tnaar cok omtrent de Oogen, de Qpening der Hand,
en die der 1 eelleeden, die alle uyterlyk te fien fin:
en noT meer verfche eien fijne inwendige deelen: bet
welk ik alles kortelyk opteilen fal.
Het Hoornke, dat een Jpheriforme figuur beeft,n
de Wyngaart-Slak, dat is alhier als een Wervel l*nl
vierticilli
vel turbinis oblongam in formam convol-
yitur tf.Oculi tamen ejus mngis adhuc difcrepant:
ut enim in Cochlea Vinearum hi Corniculorum
apicibus infident ; ita contra in Cochlea Aquar
i tica ad Corniculorum bafin bb collocati inve-
niuntur, confpicuis nullis inftru&i Mufculis 5
quibus movcantdr. Ipfa etiam Cornicula, quae
ti. in acutos Apices definunt c c , nonnifi debiliter
introrfum trahuntur, ut paulo fiant brevio-
ra.
In nonnullis harumce Cochlearum mirabun-
dus vidi, quod binis pracditae fuerint dextro in
latere Oculis, juxta fe mutuo collocatis ; quorum
quilibet peculiari fuo humore criftallino fe-
orfim erat inftrudtus. Perqtiàm fingulare id quidem
mihi videtur effe, atque firmiflime demon-
ftrare , q'uanam ratione Oculiin lnfedbis multiplicari
queant ; uti in Apibus poftmodum pate-
fkiam. Nervi oculorum in hac Cochlea Aquatica
longe etiam minus fpcétabiles flint, quam inO-
perculari : neque enim ex ipfoCerebro immediate,
utajunt, oriuntur, fed ex Nervulo, qui
verfus capitis partes anteriores tendit. Gaetero-
quin Ocuius ipfe. non difìèrt ab Oculo Cochleae
Opercularis: nifi quod major fit, 6t quodammodo
pyriformis, inftar Cepae figuratus. Humor etiam
Cryftallinus multo heic grandior eft j ut ut A-
nimalculum ipfum notabiliter minus exiftat.
d. Limbi d foramen confideratu quam digniffi-
mum eft, diverfifque donatum Mufculis, qui-
bus dilatami* atque contrahitur. Quandoque
Cochlea illud in tubulum veluti oblongum co-
git, & extra aquae fuperficiem protendit, aèrem
eo hauriendi rurfufque excutiendi gratia. Quod
quidem non videri folum, fed 6c ex ftrepitu,
quem Cochlea aérem movendo concitat, audiri
poteft. Quin hujus adminiculo aperturae, per
quam fpiritus in intimam membranae Limbi
fuperficiem, 6c in ipfius corporis cavitates, de-
ducitur,Cochlea,jucundo fpedtaculo, aquisin-
natat.
In Jommige deefer Slakken heb ik met vertoonde*
ring gefien , dat f i in de regt er fijde twee Oo^en
hadden, naa ft malk anderen geplaatft , en ieder met
fijn Criftallijnc vogt heel diftinB verfien. Dat ik
(eerruar oordeel, en het bew/jfi boven maten kragt*
tig , hoe dat de Oogen in de Infetten vermenig--
vuldigt kunnen worden : als ik tn de Byen betonen
fal. De Sennen deefer oogen Jijn ook op ver naa
foo aanmerkelyk niet in dit Slaxken , als wel
in de Wyngaart-Slak ; want f i ontfpruyten niet
immediaat uyt de Herfenen , maar uyt een Se*
huwken, dat naa de voorfle deelen van het
hooft gaat. Ande'rfins verfcheelt het Oog niet
van dat in de Wyngaart-Slak^ te fien is: alleen dat
het hier grooter is , en wat peers-gewys als een
Uyen van maakfel j fynde ook de Crtflallyne vogt
veel grooter , hoewcl het Dierke felve merkelyk
kleender is.
Poteft autem Cochlea quoque in aquae fun-
dum fefe demergere , fi aerem intro admiflum
comprimit. Quae quidem res fimili ratione
procedit, uti quando aér in vitro aquam continente
comprimitur, cui aquae orbiciili quidam
werpig gedrait a in het Wut er-Starken. Maar nog
meer verfcheelen fijne oogen, want daar defelve op
de tippender Hoornkens in de Wyngaart-Slak^ge*
plaatß fyn., daar worden dejelve by de grond der
Hoornkens b b in de Water-Slak bevonden, fonder
dat fy eenige kennelyke Mujculen hebben, die haut
beweegen. En de Hoornkens felve, die fpits op baa*
re Tippen fijn c c, die worden niet als Jlaauwelyk,
en een weinig korter inwaarts getrokken.
vitrei, perforati, ope pauci aèris, intus in cavo
corum haerentis, innatant : omnes enim hi or-
biculieo tempore fubfidunt,quo, ob communem
aeris, fupra aquam in vitro exiftentis, compref-
fionem, fimul 6c paucus ille aer,qui in orbiculis
Vitreis eft, condenfatur j emergunt vero iidcm
denuo in fuperficiem, ilico ac digitus vel tantillum
De opening in de Lip oj Randt d is befonder aan-
merkelyk, en haar fyn verfcheyde Muskelkens ge*
geeven om haar te iilateeren, en te contraheeren.
En fimtyts foo kan de Slak die, als een langwer-
pig pypken, te famen buygende , buyten het water
(lecken, om de lugt daar door in te haalen, en die
weer uyt te laaten. Het geen men fien en ook booten
kan door bet geluyt, dat hy met de lugt dan
maakp. En door middel van dit deel, waar door
hy fyn aajfem in de binnenfie fuperficie van het vlies
des Rands, en in de holligheden van het lichaam bewegt
, Joo dryfi het Slaxke heel aangenaam op het
water.
En het im dtar ander finken , foo vitmeer hy
de lugt,die door hinnen in -geperft is,comprimeert.
Op de Ulys, ah men de lugt in een glas met water
toedmkt, maar in eenige doorhoorde glaafe bolle-
ties op een weynig lugt, diefy binnen in haar beb-
ben, dryven; dewclkc op die tyt alle finken, wan-
neer door de gemeene comprejfie der lugt, die boo-
ven bet water in het glas fiaat, ook die weinige
lugt, dewelke in de glaafe bolleties is , geconden-
feert Worts en fi dryven weer boven, als men de
vinger maar effen van bet glas treit. Het welk Jeer
aardig experiment ik , volgens de befchryxing van
qp jl Cor