Tab. III.
f i g . V I. dd.
bulos attenuantur ¿¿,quos quidemfolos proprie
vafa deferenti» vocare liceret j quiaiimpliciter Semen
ex Tefticulis deferirne. Tefticuli hi quinis 9
ucrinque diftm&is, conftant Corporibus, oblon-
ce. gis, al bis, glandulofis e e, cum quibus totidem u-
niuntur Vaicula Tefticulariafive feminalia ,variis
• convolutionibus,pulchrifque flexibus ,quam ele-
gantilfime inter fe mutuo hue illucque contorta at-
f f que perplexa^ quorum unum explicatum often-
g. bb. dog. Veficulae feminales paullo funt brevioreshb,
verum 8c nonnihil ampliores, quam vaia deferentia
: continent autem in fe materiem Seminalema-
queam, quae contra in Vafis Tcfticularibus, Glan-
dulis Tefticulorum,atque in ipfis deferentibus lucido
candore nitens animadvertitur. Unde innote-
icit, quod haec Genitalium fabrica valde analoga fit
illi, quam in Scarabaeo Naficorni poftmodum ocu-
lis exponam. Imo ratione.Valbrum deferentium,
tefticulariorum, 8c Veficularum feminalium,vel
Hominis ipfius cum tefticulis heic datur conve-
nientia. Quod fane vel maxime adnotari deberet,
lit mutua Animantium omnium analogia ex compa-
ratis inter le variorum Anatomiis tandem addifcatur #
Genitalia Foemellae miro quodam conftantO-
vario jiitrinque quinos in Ovidu&us divifo,quo-
Fig vi i ri^m unicum duntaxat ,ncc nifi pro parte tantum 9
heic repraefentabo sa. Ova,hifce Ovidu&ibus
contenta,tam mirabili? lunt fabricae,8c tam arti-
ficiofe ,.fapienter, 8c provide ibi repofita, ut fateri
cogar,nunquam mihi vifum efle quidpiam,quod
vel fubtilius excogitatum, vel ordine elegantiore
3 digeftum fuerit. Hoc autem ut melius intelligi
queat,Ovum primoipfum defcribam,quodpro-
pemodum figuram feminis Cardui benedirti habet.
Ovum igitur iftud nonnihil oblongum eft, co_
lig.vin. lore flavum, inferiore parte aliquatenus fubro-
a’ tundum a • at fuperne progerminantibus feptem
ramulis tenuibus, tanquam fetis rigidis, in ambitu
concinne admodumexornatUr. Hae Setae apicibus
v*c' gaudent rubicundis /»,in medio autem albicant c ,
hincque fpe&aculum mirae elegantiae praebent.
Ne autem fetaceae hae appendices confufioncm
quandam in Ovario producerent, aut ipfum O-
varium perterebrarent, & Ova reliqua vulnera-
rent, vel 6c lemet incurvando diffringeretur -,
hinc fetae Ovi prioris, quod exitui proximum
Tig v i i . e f t> Ovo fecundo in ambitu circumapplicanb.
tur b, ut ita Ovi fècundi bulbus inferior in
fpatio ilio, quod feptem fetae, in peripheria
prioris Oviextantes, circumfcribunt, collocaci
d- tus lìti. Idem vero 8c de tertio Ovo d, 8c de
quarto, reliquifque deinceps verum eft. Atque
hac ratione omnia ifthaec Ova in Ovarii Ovitnen
eygentljk de toebrengende Vaten Joti binnen
noemen, om dat jy (impelyk het zaat uit de Kloot-
jes voeren. Deefe Ballettes beßaan aan weerjyden
uyt vyf diftinile langwerpige en witte glanduleufi
Lighaamen ee, waur meede even ¡oo veele Zaatva-
ten vereenigt 'worden , die met verfebeyde brinke-
len, ende cierelyke bogten ,ten alderhoogßen elegant,
door en weer door mal kan deren heen loopen ff. Waar
van datib daar een geexpliceeVt vertoon g. DeZaat-
blaafen jyn wat borter h h , maar ook weer wat rui-
mervan ftruttuur, als de toebrengende Vaten : en
fy befluyten in haar een waateragtige Zaat-ftoße,dat
men in de vaten der Ballettes, in de klieren derjel-
ven, en ook in de toebrengende vaten, van een beider
witte couleur bevind. Waar uyt men fien kan,
dat deefe ftruttuur der Tecl-leden een groote ana-
logie beeft met die in de Scbalbyter van my fal
afgebeelt worden. En dat fe Jelfs met de ballen
der Menfeben,len aan fien <>an de toebrengende vaten,
de vaten der Ballettes, en de Zaad-blaasjes over
een koomen: daar men wel op behoorde te letten
om de analogie aller fchep feien met ntalkanderen
uyt de gecompareerde fe diente leeren kennen.
De Teel-leden in bet Wyfken beßaan in een feer
raare Eyerßok, dat aan weer fy den in vyf Eyer-
letdingen verdeeit wort, waar van dat ik daar maar
een alleen, en dat nogmaar voor een gedeelte, fal
afbeelden aa . De Eyeren , die deefe Ey erleiding
befluyten, fyn foo raar van maakfel, en foo kunflig
wys en voor/tgtig daar in geplaatfi, dat ik moet
belyden noit iets gefien te hebben , waar in meer-
der inventie en order verborgen was. Maar om
dit wel te verßaan, foo fal ik eerfi het Ey fei-
ve befchryven , dat ten naaßen by van maakfel is,
als bet faat van de Carduus Benedißus. Dit Ey is
dan een weynig langwerpig van maakfel, geel van
couleur, van onderen loopt het wat rontagtig toe a,
maar van bovenen is het feer elegant, met feven
uytfpruytende dünne taxkens, als fiyve borftels in
fyn circumferentie verciert geworden. Defe borfiels
f n boven aan hare tippen root verwig van couleur
b, en in bet midden witagtig c , dat een admira-
bel fchoon gefigt geeft. Maarop dat nu deefe bor-
fielige aanhangfeltjes geen onorder in den Eyerßok
fouden te weeg brengen , of felve doorboren , ende
de andere Eyeren quetfen, of ookflaar felve buygen
ende breeken , foo worden de Borßels van bet Ey >
dat eerfi fal affchieten, in de ronte boven op bet
tweede Ey geplaatfi b , en het tweede Ey wort in
de diftantie, die deefe feven borßels in de circutnfe-
rentie van het eerfte Ey maaken, met fyn onderße
liebaam , ingepladtft c .• dat ook^ foo vervolgens on-
trent het der de Ey d, en bet vierde, en foo voorts
vidu&ibus ftüpenda'quadam arte,6c fapientiífime
éxcogitato ordine, ab Architelo ilio toto Ocu-
leo difpofita funt.
. Scorpiunculi hi Aquatici interdiu in aquis de-
gunt; at noóbu, vel vergente die in aera ièmet
efferunt, atque hüc illue per varia loca volitantes
in aliis ètiam aquis viitum luum conquirunt : id
vero tum praeprimis facere amant, quando fof-
fae, in quibus commorantur, exaruerunt. Inde
jam ratio patet, quare vel in minimis etiam
aquarum colledtionibus ilico Infeóta detegantur :
cum haec,vefpere vel de no’dte volando, eò per*
veniant, 8c nequáquam, quae perverfiffima eft
aliorum opinio', ex putredine ibi progenerata
ünt. Ita quidam, cui in deliciis erat pifeatio 3
mihi retulit, iè Ova quorundam Pifcium alis A-
natum adfìxa vidiflè, atque hinc exiftimare,
hac ratione fieri polle, ut Pifces in montibus atque
vallibus propagentur, ficubi Anates hilce
cum ovis in iftiufmodi aquas felè conferrent.
At Nympha ambulans Scorpii Aquatici uno 8c
todem femper in loco moratur ; doneC ipfius A-
lae ad perfeófcitudinem ufque exereverint : tum
Vero Scorpius demum aptus natus eft, qui volani
locum mutet, fibique comparem inveftiget),
quocum ípeciem fuam valeat multiplicare.
Maxima Scorpionùm Aquaticorum ipecies a
minore, quam modo defcripfi, haud multum
HI diferepat : nifi quod longiore fit 8c acutiore corpo-
u.tf. re a, membrifque gaudeat diftinétius confpicuis.
Adde, quod etiam pallidiof fit ejus color, 8c
nonnihil magis grifeus, ad ruffum accedcns.
CircaBrachia ejus idnotatu dignum eft, quod,
ubi'loci ápices incurvorum 8c acytorum Ungui-
culorum • reflexi excipiuntur ab illis articulis,
quibufeum Unguiculi conjun&i funt, ibidem
articuli hi in exiguos duos proceflus acumina-
tos bb exereverint. Caeterum 8c Pedes multo
ei funt longiores, 8c iètarum inftar rigidarum,
te. tenuium, fhbrefaóbi cc. At fuperiorum Alarum
d membranaceae extremitates, atque ornamenta d,
diferepant notabiliter. Quomodo partes inter-
nae in hac fpecie fefe habeant, haud inveltigavi.
toegaat. En op deefi admirable manielt fitt men ,
dat alle deefe Eyeren, in de Eyerleiditigen van den
Eyerßok, feer kunftryk en nadcnkelyk van dien
Alfienden Arcbitett fyn geplaatß geworden.
Deefe Water-Scorpioenkens leven by dag in het
water, maar des nags, of als de avont daalt, foo
vetheffen jy haar in de lugt, daar fe dan over en
weer op verfebeyde plaatfen vliegen , en haar koft
in andere wateren feoeken : dat fe gemeenelyk doen9
wanneer de flooten uytgedroogt worden, daar fy haar
in ontbeuden. Het welke de waare r ec den is, dat
men in de minfte vergaderingen van wateren datelyk
Dierkens ondekt, die daar des avonts ,of des nagts 9
ingevloogen Jyn. En die men heel verkeerdelyk
oürdcelt, dat aldaür uyt verrotting jyn voortgeteeß
geworden. Soo is my van een Liefbebber van vife
feben verbaalt, dat by de Eyeren van fommige Vifcb
aan de vleugelen der Entvogelen beeft fien vafi fetten,
dat by oordeelde te kumen doen om de vifcb
ook op de bergen en in de vallyen voort te queeken,
als deefe vogelen feg daar meede in die wateren be-
gaven. Maar het wandelende Popke van deefe Wa-
ter-Scorpioen blyft altyt op een plaats,tot der tyt toi
dat haare vleugelen volkomen aangegfoeyt fin , en
als dan heefi by eerfi de kragt bekomen , om feg met
de vlugt te verplaatfen, en fyns gelyken op te fee-
ken, om fyn geflagt te vermeerderen.
De grootfte jbort der Water-Schorpioenen ver-
febeelt niet vecl van de kleene, die ik nu datelyk
befchreevcn heb: als alleen dat by wat langer ende *
fpitzer van liebaam h a , en kennelyket vanleedema-
ten: waar by komt, dat by ook bleeker van couleur
is, dewelke een Weynig gryfer jynde naa het rofeb
is trekkende. Ontrent fyne Armen is opmerkelyk 9
dat daar de kromme fpitze Nagelkens haar op de
leeden , daar fe meede gearticuleeit worden, körnen
te fluyten, dat die aldaar in twee fpitze punt-
kens uytgroeyen bb. Voorts Jyn de Beenenveel langer
, en van maakfel als een fiyve dünne borftei
cc. Maar de vließge extremiteyten der bovenfte
Viengelen, en ook haare cieragien d , verfehcelen
merkelyk. Wat inwendige delen dit Dier beeft,
heb ik niet onderfogu
Nn n