Tab.
fiS. ,
fpecies dctexi; raajorcm nirairam,tcnuibus la-
tifque Teftis praeditam ; tum minorem, magis
oblongam, Teftis crafiloribus ; tandemque mi-
nimam fpeciem, quae fabrica nonnihil diveria
gaudct.
Mediani horum Mytulorum fpeciem, utpo-
te reliquis abundantiorem, tantum examinavi.
My tuli hi nonniii perparum ièfe aperiunt, &
binas corporis fui Alas, vel Labia,tantillum dunta-
xat extra Teftam faciunt protuberarej ut hac
ratione fluminis aqua fernet repléant. Praeterea
de corporis fui extremo acuminato apiculos
quofdam exiguos, rubeicentes, extra Teftam
emittunt ; qui, cum a parte poftica nigricante
cbducantur materie, totidem referunt apiculos,
five ipinulas acutas, nigras, papillarum inftar,
quae in linguarumbubularum fuperficie obièr-
vantur, fabrefaétas,
Animum induxeram,integram horumce My-
.tulorum Anatomen perficere : at vero cura bi-
nos eorum aperirem, omnes, quae in iis occur-
rebant, partes adeo peregrinae mihi atque inco-
gnitae erant, ut a propofito deftiterim. Quum
enim nullam ante Mytulorum fpeciem accurate
unquam diflècuiflem ; iàtis videbam, negotium
hoc nonnifi longiffimo temporis (patio a me ab-
iolutum iri: atqui horac meae aliis rebus pera-
gendis erant occupatifllraae. Quapropter in
aliam commodiorem occafionem hoc opus reicr-
vo. Breviter tarnen nunc enarrabo, quidnam
extus & intus hoc in Mytulo ejulque Tefta mihi
comparuerit: praecipue autem de Mufculo-
rum ejus infertione nonnulla exponam, quibus
hiftoria eorum, quae ante de Mufcülorum in
domunculas Cochlearum inièrtione commemoravi,
quam maxime illuftrabitur.
Quando My tuli Tefta fruftillatim, circum-
fpeóte , forcipe confringitur, atque ibi loci,ubi
Mufculi infiguntur, ab uno laterc icparatur,
primum tunc, quod in Mytulo conipiciendum
feiè oftèrt, Labia funt five Limbi ejus ,qui cor-
X. pus univerfum compleófcuntur, binilque veluti
l 'a a. a^s °btegunt. Horum alter cemitur reflexus a a.
ad latus corporis compofifus. A parte hitjus inferiore
,atque ab altero etiam corporis latere,pa-
hb. pillae fupra memoratae bb conipiciuntur,nigro
infc&ae pigmento , quod penicillo focile inde
abftergi poteft. Papillae hae mihi videntur totidem
eife tubuli atque probolcides, quibus
Mytulus partieulas argillae & limitenuiifimas,
pabuli loco, in corpus fuum adtrahit: fiquidem
Gula cum iis communicare videatur. Ad
utrumik
aläaar ontdekt; als een groote fcort met damit en
breede fcbalen: en een kleender en langwerpiger
’an aart met dikker fobaalen; en dan nog een kleender
foort, dat een weynig anders van maakfol is.
Het Middel-foort deefir MoJJclen beb ik allem
onderfogt, als de meefle in quantiteyt fynde. Sy o-
penen haar niet als maar een kleen iveynig; fio dat
ß de twee vleugelen, of Uppen, van haar licbaam
maar ejfen buy ten de Scbaal doen uytpuylen, mar
door dan de Moßel vol van het revier water Icopt.
Voorts fchiet by aan het fpitze eynde van ß n li-
chaam eentge kleenc roedagtige puntkens buyten Jjn
Schulp, dewelke alfoo ß agter aan met een (warte
materie bekleet ß n , als foo veel Jpitze en fwar-
tepuntkens, ojdoornkens, haar vertoonen , die in
maakfel overeenkoomen met het foort der tepels»
die men op de OJfe tongen gewaar wort.
Myn voorneemen was, om van deeje Mojfel een
volkomen Anatomie te maaken : maar als ik twee
van defelve quam te openen, foo vond ik alle haar
deelen Joo vreemt en onbekent voor my, als bebben-
degeen foort en der MoJJclen oit naukeurig ontleet,
en ook om dat ik myn tyd tot andere dingen feer no-
dig badde, dat ik bet folve heb naa ge laten : alfoo
ik voorfag, dat ik daar een feer langen tyt in fo»
befog moeten geweeß hebben. Waarom Ik dat tot
een andere en bctere gelegentheid fal uytßeilen. Eg-
ter fal ik kortelyk optellen, wat ik uytwendig en
inwendig in deefe Moffel en Schulp gefien beb; en
befbnderlyk ontrent de inplanting fyner Mufculen,
het welk de Hißorie, van bet geen ik ontrent de inplanting
der Mufeulen in de Hoornkens der Slacken
gefegt heb, feer veel fal verliebten.
Het eerße dat men in de Mfijfelen fiet, wanneer
men ßn Schelp oj febaal, by broxkens , met een
nyptang voorfogtig komt dcor te breeken, en van de
plaats, daar de Mufeulen haar inplanting hebben, aan
eene zyde q f te fobeydenfoatßn ßne lippen offmen,
die ß n ganfehe licbaam omvangen, en als met twee
vleugeleu ledekken. Een van defelve fiet men om-
geboogen Jynde a a neffens bet lichaam neergevleyt.
Onder aan defelve, en ook aan de andere Jyde
van het lichaam, fiet men de genoemde Tepels bb,
die met een Jwarte gront bekleet ß n ; en welk
Jwart men daar ligtelyk van kan affcheyden met
een peufeelken. Deefo deelkens vertrou ik, dat als
foo Vcele pypjes en Jhuitjes ß n , waar door de
Moßel de ßnfle deelen van de modder en k/ey
tot ßn voerfel in bet lichaam fuygti want de keel
fchynt
utrumque corporis latus quatuor occurrunt
Branchiae, e tribus fingulae membranis conftru-
étae; quarum membranarum media, ftorcae inftar
e juncis contextae, fobrefa£ta , filamcn-
tifque longitudinalibus & transverfalibus inftru-
fta, per utramque membranam exteriorem
tranfparct. Omnia ifthaec filamenta mihi videntur
Tubuli eife, per quos Sanguis, uri ih
Pifcibus, movetür. Maxima My tuli vafa in
parte inferiore (ita funt,atque ex his enafciTu-
bulos iftos autumo, quos qui eoufque proièqui-
tur, fatfirmiter cumPapillis, pabulo adtrahen-
do dicatis, connexos inveniet. Ab utroque latere
quatuor ejufinodi majoribus gaudet Branf.
chiis Mytulus cccc, & infuper quatuor aliis
UU. minoribus ddddy verfus pofteriora collocatis.
r./.. Corpus ipfum è dura e conftat & molli /
parte, quas pro Thorace & Abdomine habeo.
Pars durior tota abfolvitur multorum congerie
Mufculorum, qui ab uno ad alterum corporis
latus longarum fibrarum ftratis concurrunt,
tumque fupra mollem partem verius Branchias
atque Alas, five Labia delati, fubtus deinde Ventri
varios Mulculos impertiunt. Thorax hic
in acumen aflurgit, Sc coloris eft nonnihil ad
flavum vergentis. Apertus plurimas exhibet
Fibras mufculoiàs, tranfverfim ab uno ad alternai
latus tendentes, a quibus Thorax duri-
tiem & robur fuum fortitur. Porro fub hoc
collocatum eft Cerebrum, membrana veftitum
modice faturatae flavedinis : medulla tarnen Spinalis
atque Nervi albicant, plurimofque difpe-
feuntur in ramos, qui ad Mufculos numerofi
ablegantur.
■ In Abdomine quatuor invenio diverfas partes •
Hepar nimirum, Pinguedinem, corpus quod-
dam cinereo-griièum, & multas deinde expan-
fiones membranoiàs atque muiculofos. Parti-
culae, quam Hepar eile puto, permagna heic
datur moles : conftat ea autem ex congerie mi-
nutarum glandularum, oblongarum, quae cir-
cura vaia hepatica collocatae, Uvulas veluti pe-
holis fuis infidentes referunt : fubruffus ei color
ri!, caeruleo tantillum accedens ; & qua vas
ejus crailiflìmum eft, ibi gelatineià quafi mate*
nes in hoc continetur. Id quod Pinguedinem
Voc°, itidem ingenti copia datur in Abdomine
atque in minutos nodulos, glandulofos, difper*
heum, colore gaudet nitide candido : ut ideo
quis proOvulis id haberet, nifi tanta ejus quan-
titas heic invenireturjut vel ad Spinalem uique
me*
fobynt met defelve te communiceeren. Aan Weer*
ßden van het lichaam fiet men vier Kuuwen, waar
an ider uyt drie vliefen beflaat, en waar van het
middelfie als een gevlogte biefe matke baaft van
maakfol i s , t welk door de twee buytenfte Vlies*
kgns been fochynt. Alle deefe draatkens ncem ik
voor Pypkens , waar door het Bloet , gelyk in de
Vijfcben , heen circuleert. Onder aan hebben
fy haare grootfte aderen, daar ik vertrou, dat
deefe pypkens uyt komen te fpruyten: en als men
dievervolgt naa ßne Tepels, foo worden ß daar
redelyk fierk meedc geconnetteert. Aan ieder ß -
de heeft hy vier groote c c c c van deefe Kuuwen,
en naa agieren vier die kleender dddd ß n .
Het licbaam felve is te famen geßelt uyt een
hart e en week^gedeelte f , dat ik voor de Eorfl en
de Buyk neem. Dtt harde gedeelte beflaat Peene ■
maal uyt een vergadering van veele Mujculen, die
van de eene tot de andere ß d e des liebaams met
langdradige fpieren te famen loopen, en voorts over
bet weeke gedeelte naa de Kuuwen en de Vleugelen,
of Lippen heen gaande, foo komen fy onder aan de
Buyk verfobeyde Mufeulen meede te deelen. De
figuur van deefe Borß is fpits opgaande, ß n cou-
leur iseen weynig naa het geclen trekkende. Als
men die opent, foo fiet men daar veele dwars lop ende
mufculeufe Fibren, die van de eene naa de andere
kant afgefonden worden , dewelke dtt deel ßn
bardigheid en ßerkte geeven. Voorts fiet men daar
onder de Herfenen geplaatft , die van een redelyk
hoog geel vlies bekleet worden: maar bet Rugge-
merg en de Senuenßn van een blanke couleur , en ß
worden in verfebeyde takken verdeelt, die in quantiteyt
tot de Mufeulen afgefonden worden.
In de Buyk v 'tnd ik vier onderfcheyde deelen, als
de Leever, bet Vct, een afchgraauwe Subfiantie, en
dan veele vliefige en Mufculeufe Uytjpantzelen. Het
deelke, dat ik voor de Leever neem, is aldaar in
grooten overvlcet. Syn maakfol beflaat uyt een ver-
fameling van kleene langwerpige klieren, die längs
de vaten van de Leever geplaatft, en als de druy*
ven op haare fteelen in het aanfien ßn. De couleur
is wat rofeh en een weynig naa bet blaauw
trekkende, en daar de ader op ß n dikfte i s , heeft
hy als eenjelej-ftoße in flg. Het geen ik voor bet
Vet aan ße, is meede in een grote menigte in de
Buyk} en het is verdeelt in kleene hjieragtige
knoopkens. Syn couleur is beider wit, en men foou
het voor eyeren aanfien, indien bet daar niet in fulk
een grooten menigte was, foo dat het tot het Rüg-
gemerg fig uytßrekt. Veele vliefige en mufouleu-
Bb b a f*