Bombylius deinde hue pertinet: cujus odo
nobis funt fpecies; quas inter exoticum habe-
mus , alis purpureis inftrudum» In Hotfna-
gelii iconibus quinque itidem reperiuntur fpecies.
Goedartius autem Vermem Bombylii de*
fcriplit. Nidum cujufdam in Tab. XXVI-
fig. i. mediaeque'dein fpecici Bombylium in
fig. 12. repraefentavi.
Ulteriiis huic quoque Ordini adicribimus Cu-
licem, qui in aqua nafcitur ; uti patebit ex peculiari
ejus hiftoria, quam quidem tradatui de
Apibus mox fübjungere congruum foret: ve_
rum quoniam Scarabaei NaficomisNympha,ob
fpedabilem fuam magnitudinem infignemque
claritatem, quam plurimum lucis adfundit ift-
huic Ordini,- ideo ejus deferiptionem illi prae-
jnittemus.
Mufca Chryfbpis etiam loculis noftris conti-
toetur, ejufque duasoftendere fpecies pofl'umus.
Goedartius quoque earn defcripfit.
Adfervamus pariter Mufcam Florilegam, ni*
gram, flofculis tantopere infeftam : quarum integri
quandoque exercitus campos hortofque fu-
bitiflime occupant. Dicuntur autem ex aquis
provenire : id quod vel ideo etiam tanto fàcilius
conceflerim ; quandoquidem multae nobis Infe-
dorum cognitae funt fpecies, quae , poftquam
fpecie Vermium aliquo tempore in aquis deli-
tuerunt, confeftiminde erumpunt. Ita Libel-
larum myriades aliquot fimul uno eodemque
tempore aquis evolant. Idem St Gulieibus, &
Ephemero, aliifque pluribus Infedis commune
eft. Quo quidem animadverfo nonnuUi perpe-
ram fibi perfuaferunt, quod ifthaec Infeda ipfo
in aere nafcantur. Admiratione vero, praecipue
dignum eft, quod Ephemerem, paullo poft or-
turn fuum denuo moriatur ; cum contra alia Infeda
diu adhuc in terra fuperftnt: cujus difcri-
minis rationes ex noftris obfervationibus in E-
phemeri hiftoria reddidimus.
Mufcam deinde Papilioni aemu am pariter
poffidemus ;tum & Mufcam Scorpionem ,Marem
Voigt de Bommel ofte Hommel: van deefe bewaa»
ren wy agt foorten : waar onder een uytbcemfibe
met purpure vleugelen is. Soo bevinden viy cok
Vyffoorten in de af beeldingen van Hoefnagel ver,
toont te fyn. Ende van Goedaert fien wy de Würm
beßhreevente weefen. Vaneen deefer heb ik bet nefi
op de XXVI. plaat, by de eerfie fig. vertoont : en dan
ook een middelfoort van een Bommel in de 12. fi,
guur.
Vorders (bellen wy de Mug onder deefe Order
dewelke fyn oorfpronk in het waater neemt ; als
biyken fa l uyt fyne particulière verhandeling, die
ik op die van de Byen viel hehoorde te laten vol-
gen. Maar alfoo het Popke van de Neushoori*
ge Torre, door fyne verßandelyke groote ende
klaarheid, deefe Order feer verßandelyk maakt f
foo fa l ik de verhandeling der folve daar nog eeifi
laten voorgaan.
Nog bewaren wy de Flieg met Guide Ocgen ;
viaar van viy twee foorten vertoonen kunnen. Defelve
bevinden wy ook by Goedaert befo bree ven te
Soo bevindßg hy ons de Swarte Flieg, dewelke dt
bloeifem foo veel fchaade aanbrengt ; ende als met
een heel Heirleger fchielyk in de Hooven ende Tuy-
nen ßg neerflaat. Van defelve wort ons gefegt, dat
f e uyt het waater foude opkoomen. Het welke viy
niet lochenen willen : ende dat te meer y alfoo ons
veel foorten van Dieren bekent J0 0 dewelke haar
fchielyk uyt het waater verheffem daar f e eerfl et*
nigen tyd als Wurmen in gewoont hebben. Soo ver-
bel]en fig dePuyßebyters fchielyk op eentyt, ende
dat by eenige m{llioenen,uyt het waater. Soo doenook
de Muggen, het Haß, ende andere Dierkens meer.
Het welke fommige fiende , foo hebben/e verheert
geoordeelt, dat deefe Dierkens in de lucht gebooren
worden. Maar dat verwonderlyk i s , i s , dat bet
Haft fcb 'telyk. naa fyn geboorte fterfi, ende de andere
Dierkens nog lang op der aarde leeven. Wäüt
van wy reedenen uyt onfè ondervindingen in het
Hafigegeeven hebben.
Nog beviaaren wyde Kappel-gelyke Flieg; ende
van de Scorpioen-vlieg het Manneken ende bet
aeque ac Foemellam ; St Mufcam Lupum, cujus 1 Wyfken. Soo bevindßg by ons de W o l f v l i e g ,waar
quinque nobisfunt fpecies. Müfca itidem Carnivo- van wy v y f foorten vertoonen kunnen. Nog beviaa*
ra, quam Caeiarem vocant, noftro in Mufaeo j ren wy de Vlees-vlieg, die we Key for noetnen. Soo
reperiunda eft. Quin quatuordecim praeterea
fpecies vulgarium Mufcarum, St viginti quatuor
infuper fpecies rariorum exhibere poflumus: harum
quaedam alas habent Serpentium veluti icun-
culis exornatas, aliae faiciis, aliae maculis, aliae
griis diftindas; quaedam vero alvo St pedore
kunnen wy ook vertoonen veertien foorten getneent
Fliegen. Ende dan nog vierentviintig foorten fite
foltfaamer fyn, waar van eenige Slavgekens op haare
vleugelen vertoonen; andere windzels fommige vlek
ken; eenige ßrepen; andere wederom hebben den but
en borß verfchcydelyk, met rode, groene ,gele ^4^
gaudent diVeffimode ex rubro, viridi, flavo, St
aureo pidis. Porro in figuris Hoefmgelii fpecies
viginti Se quinque Mufcarum vulgarium,atque
triginta. adhuc fpecies rariflìmarum depidas, in-
venimus. Induftrius autem Goedartius vel qua*
draginta Se odo nobis Mufcarum fpecies iconibus
expreflàs reliquie. Unde fi maximam
hujus Viri fcdulitatem confiderò, haud iàne mi*
rarifatis poflum, Ipfum adeo ièmper a vera ha*
rumee rerum cognitione fuifie remotifiìmum.
Verum tamen addendum omnino eft, finiftro
fané fato contigifle, ut cogitata Ejus ab aliisde*
buerint chartae mandari ; qui quidem fua illis
intermiicendo phantaimata. veram harum rerem
notitiam tanto fpiflìoribus tenebris involverunt.
Hunc porro ad Ordinem nonnullae adhuc
minutiflimae fimul acperrarac referuntur M u feu-
lae ; -quarum videlicet aliae e tubcrculis Salicum
proveniunt, Tab. XL IV . fìg y. aliae in pro-
germinantium Salicis foliorum alis creicunt,
Tab. XLIV. fig. iy. aliae ex roía Salicis pro-
deunt, Tab. XJLIV, fig. 17. aliae ex tomen-
toià lanugine, Tab. X L V . fig. 8. aliae ex ver-
ruculis Urticae urentis, Tab. X L V . fig. y.
aliae c fpongia Cynosbati, Tab. X L V . fig. 11.
aliae ex verrucis Quercus, Tab. X L V . fig. 1 9 .
aliae tandem ex binis nafeuntur Vermiculis fua
cumtheca ambulantibus, Tab. X L V . fig. 3 2 .
& 34. Omnes tamen hadenus memoraras
Mufculas in Ordine Quarto defcripfi; quoniam
obfcuro modo mutationem fuam perficiunt.
Praeterea Se hujufce Ordinis aflècla eft Formica.
Quum vero de hac in peculiaribus noftris
obfervationibus deinceps aduri fumus-
fufficiat heic indicaflè, quod & Formicam Ma-
rem, alis gaudentem, adfervemus, Se Foemellam
corpore nonnihiljcrafliore, at nullis alis , in-
ftrudam, Se Formicam Operariam, quae ipfa
alis quoque caret, ñeque mafculininec foemini*
m fexus eflc videtur. Perquam dignum eft no-
tatu, quod Animalculum hoc partus fuos eo loci
deferre teneatur, in quo efea ipfis idonea
praefto eft: cum alia contra vidum ipfum defe-
mnt ad fuos foetus ; alia denique Infèdorum,
modo a, prioribus binis diveriò, prolem fuam'
quali orbam exponant, fibimet ipfi mox alimenta
conquirere coadam. Prior quidem fpecies
admodum eft induftria ; altera fimul Se benigna-
tertia vero veluti immifericors novercas acmu-
latur. Veruntamen Maximus horumee Ani-
mantium Conditor, qui vel Corvorum etiam
quiritatus * haud contemnit,ea omnia conlèrvat.
Adfervo infuper, quod valde mbabile eft,
545T
g oude couleur en get e ken t. Soo bèvindeh ily borderà
in de afbeeldingen van Hoefnagel vyfentwintig
foorten van gemeene Fliegen a/gebtelt te fijn, ende
dan nog dartig Jomen feer feltfoame : ende by den
neerßigen Goedaert vinden wy agtenveertig foorten
van Fliegen afgetekent te fijm Waurom als wi
fijne neerß'tgheid infien, foo moeien viy ons ten aU
deruyterße vervionderen, dat hy niet htt ahlerge-
ring fie tot de waare kenniße deefer dingen in ge-
drongen is. Dan het is fijn ongeluk gewetß, dat
fijn geäugten van andere hebben moeten ingeßelt
'werden ; dewelke ool^ haare valfche inbeeldingen
daar onder gemengt hebben, ende alfoo de waari
kennte deefer Jaaken te meer verduyßert.
Nog behooren onder deefe Order eenige feer, klee.
ne, maar raare Fliegkens. Als die uyt degnnas-
kette der Willegen kamen. Tafel XUV.fig. tuffett
de uytfpruyteiidc bladeren der Willigen aattgraeyem
Tab.XLIV. fig. t¡¡. die ujt de Roos der Willigen ko*
men. Tafel XLIV. ij.d te uyt donfelig Cattoenvoorf.
graeyen. Tafel XLV. 8. dieuytdewratketts der Bar-
rende netelen komen. Tafel XLV. fig. die in het
uytwasken derwilde Eglantierengroeyei.I Tafel XLVf
l i . die uyt. de wratkens der Eyke voortkomen. Ta.
fei XLV. lty.endie uyt tweeWurmkens,die met baut-
theca wandelen, haar oorfpronk neemen. Tefel XLV.i
fig. 33- kn 34. Maar alle welke Vliegkenr ik in de
Vierde Order beb befibreven,van wegene de duyße*
re monier haar er befiaote veranderingen.
! Nogßellen wy ander deefe Order de Mier. Dan
alfoo Wy van hem in onfe befanden ondervindingen
fpreeken, fio is V dat We alleen van bem füllen
feggen; dal we daar van vertoonen kamen het Man.
neken, dat gevleugelt is; bet Wyfken dat wat dikker
van liehaamis, maar findet vleugelen) nefene dan
het Werk-Mierken, dat meede finder vleugelen is
ends het geene wy vorders nog mannefyk mg vrou.
welyk tefyttgelooven. V Is feer apmerkelyk in ibl
Dierken, dat bet fyn fingen moet ter plaatfe bren-
gen,daar bet kan eeten. Soo ßjnder weder ändere,
die haar fingen felver eeten brengen. En wy bevinden
nog een derde foorte van bloedeloofi Dieren,
dewelke baare jongen daar maar bem fetten , dewelke
dan fehter de koß motten foeken. Synde de
eerfie fiarte feer neerßig, de tweedite gelykmilt
ende de derde als ombarmhartige ende ßiefmoeders.
Dan de Groote Scbepper deefer Dieren, dewelke het
gekryt der Ravens niet in fe windenflaat, moetfe aU
le onderhouden.
Nog beviaar ik , en dat feer wonderlyk is,
Aa aa 2 Fite—