Tab.
XXVIII.
fie. i i
k k k .
fuum raandit &c comcdit Vermis. In Locuftis
quoque cjufmodi feme, veruni magis confpi-
cuae, obfervantur , quae quidem co tempore
quo Locuftä cutem toutat, atque deTJnguibus
etiam , Deniibus, &c Oculis fuis exuvias ponit,
praecipui ufus funt, plurimumquead cutis mu-
cationcm conferunt. Haud difficile eft Locuftas
fufteniare, fi uvae palfae ipfis comedcndae ogge-
rantur : modo cnirn hae uvae, filo continue m-
fertac, in fportula viminea fufpendanrur, Lo-
cuftae iis , ad ipfas ufque pelliculas, vefcuntur*
Cofius ab utroque corporis fui latere fex gerir
Crura g , minuta , ex fiavefcente rubicun-
da, unguibus pilifque inftru&a, in quinque arti-
cuios diviia, & circa fecundam, tertiam, quar-
tamque corporis incifuras annulares , five proximo
caput, collocata. Reliqui Vermis annuii]
pofteriores, fpcciili inftar, refplendent ; quum
cutis ibi loci ad laevorem ufque difpanfa fit.
Inde aurem fit, ut fuperficies ibidem ccrnatur
caerulea pcllucens, fub qua latentes aliquot con-
fpiciuntur Fiftulae aeriac h , candore argenti aut
conchae margaritiferae infignes, mirequc eleganti
fpcftaculo quam nitidiffime tranfparentes.
Reliquum cutis, cujus finem Podex t fiicit, te-
nuibus tencllifquc horret Piliskkk. Caeterum
fegncs funt motustardaeque hujus Vermis adtio-
nes. Maxima ejus vis & robur in capite, pecore
, atque cruribus fita eft : horum enim opc
ilico rurfus foramen fibi in terra aut Rhoe effin-
g i t , ficubi inde protraóbus fuerit. Protradtus
vbro dorfum fuum quam maxime incurvar,
ventremque in cavum veluti femicirculare cogit,
ea propemodum ratione, ac a me delineatus
cxhibetur.
Frequenter accidit, ut Rhus aut lignum, in
quo Vermes hi degunt, haud aliter ac foenum
uvidunv, concalefcat, tandemque admodum vehementer
fervefiat. Coffi tarnen id haud qua-
quam morantur ; quo enim domicilium eorum
magis calet,eo pulchrius ibi perdurare poifunt :
imo valetudine tum gaudent multo firmiore,
vegetiores funt, agiliores, & ficubi rudiuscon-
tredbantur, citius validiufque fernet morfu de-
fendunt; quamvis alioqui haud malignae indo-j
lis fint hi Vermes, fed contra perquam facile ;
tradbabilcs.
Interea, dum CofTus fenfim increfcendo major
evadit, aliquoties, inftar Bombycum, cutem
fuam mutat. Nondum tamen obièrvando
didici, quotnam id vicibus fiat. Antequam au-
tem exuvias fuas ponat hie Vermis, quoque,
more Bombycum,ab omnibus fernet excrements
'
gebruyk hebben. Diergelyke bcrßels, maarkennelyker
fyn ook in de Sprinkharten tt merken, dewelke,wan-
neerfy verbellenden felfs van de^Na^elen, de Tanden9
ende Oogenhaar vel aftrekken, als dan bcßndtrlyk
haar gebrayk hebben; en tot het vervellen Jeer veel
helpen. Deefi Sprinkhanen kin men ligt onder-
hotiden, als men haar rajynen tc ceten geefi, die
men boxen in een teene korfken aan een draat moet
rygen, als dan ecten fy die. op tot de veilen toe. Ses
kleetie voeten g geelachtig root van couleur , en met
nagelen en . hayrktns xerfien, heefi de Houtwurm aan
weerfyden van fyn lichaum. Ider xoet is nog in xyf
articulatien xerdeelt, en aan de tweede, derde en
xierde ringwyfe inkerxlng van het Ucbaam, cj digt
aan het hooft geplaätß. De vordere en leatße ringen
van de Wurm glimmen als een fpiegel, detr
dien het vel aldaar glad opgefpannen wort: ea al-
foo fiet men daar een doorfchynende blaauxoigheid
waar op fommige verborge lugtpypen haar a.-
daar vertoonen h , die fix e r en peerlemoer wit
van couleur Jynde, haar feer net en war,der aardig
doorfchynende fien Uten. De vordere. huyt, waar op
dan het aarsgat in het gefigt komt i , is met dünne en
teere hayrkens befet k k k . Synde vor ders de beveeeging
en monieren van deeje Wurm feer traag ende lang-
faam, hebbendeJyn ineeße (lerkte en kragt omtrent
het Hoojt, de Borfi en 'de Beenen, daar meede by
datelyk e:n openirtg in de aarde oj rund niaakt, als
hy daar buyten getrokken is. Op die tyt huygt by
fyn rüg hecl krom, en fyn buyk maakt hy hol als
een balxe cirkel, op de wys ais ik hem afbeeide ten
naaßen bj.
Het geheurt veelmaal, dat de Rund en het hoat ^
daar deeje Wurmen in leeven, eexen als het natte
hooy aan bet broeyen rankt, en dan heel beet wortt
daar deeje Houiwurmen tgter niet naa vraagen,
want boe bet warmer is , hoe Jy haar daar beeter in
houden; enjy /> » dan ook veel gefonder enfrifeber^
als ook radder, en ßerker van haar byiende, wan-
neer men fe hart aantuß; hoewel anders defe Wurmen
niet quaataardig fyn, maar gemakkelyk om
te bandelen.
Terwyl de Houtwurm van kleen tot groot aan-
groeyt, foo komt hy eenige malen, als de Sydewur-
men, te vervellen: dan boe veelmaal dat ge fehlet, ts
van my nog niet ondervonden. Der fy vervellen,
foo reynigen fy haar, op de mattier d e r Sydewttrmen,
van alle baar vuiligbedcn; en met haar lichaam,
druk-
P-3-
id .
//•
tis fiiis prius liberat, tumque corpore fuo ni-
xum facicns foveam in terra effingit, u t,iepara-
to haerens in domicilio, exuvias tanto cornino-
dius queat abjicerc. Verum admirabilius nihil
in rerum natura ufurpari oculis polle mihi vi-
detur, quam horumee atque omnium alioruni
Vermium cutis mutatio. Unde profedbo fum-
mam res haec meretur confiderationcm , atque
dignaeft, quae Ipccimen miraculorum Naturae
adpelletur; haud enim fimplex tantummodo externa
Cutis eft, quam Vermes hi, inftar Serpen-
tum, exuunt : imo vero & Gula, & pars exi-
gua Ventriculi, & Inteftini redti fuperficies interna
tum temporis cutem mutant. Quin nec-
dum fatis miraculorum : namque eodem tem-
pore aliquot etiam centenae Pulmonales Fiftulae,
intus in corpore Vermis, fubtilem iingulae
teneramque deponunt pelliculam : hae vero pel-
liculae deinde in oaodccim craffiores,& quafi
contortuplicatos colliguntur funiculos aaaaa
aaaa, ab utroque exuviarum latere novenos;
qui tum fimul, quando cutis exuitur, per octo-
decim FiftularuinPulmonalium apcrtioncs paul-
latim & lenitcr e corpore elabuntur,apicibus fuis
furfum, verfus caput, direfti. Praeterea duo
adhuc utrinque Fiftularum Pulmonalium rami,
minorei, pun&is tamen Relpiratoriis carentes,
exuvias quoque deponunt b i. Ulterius eodem
etiam tempore Ungula oftodecim Pun&a Refpi.
ratoria dehiieere atque diduGi obiervantur.
Quodfi autem exutos Fiftularum Pulmonalium
funiculos fubtili quis acicula ab invicem disjun-
git,oihnes is harumee Fiftularum propagines atque
ramificationes cc c c , iplimque earum in-
fuper ex annulis compoiltionem, quam diftin-
ftiffime conipicict. Cranium porrò itidem tum
in tres partes finditur i. 2. 3. Pars ejus me-
diaDentesrfrf, qui renovantur atque excutiun-
tur, oftendit 1 inter hos 111 medio depofitum
cernitur Labium r ; utrinque ad latus vero
Cornua j y extant : retro Labium deinde videre
eft Cranium in acute convergentcm triarguli
velut apiccm fifliim; cujus utroque a latcre reliquie
binae Cranii tripartiti portloncs gg con-
fpiciuntur. Antennae aculeatae quoque mu-
tantur; ipfifque etiam de Oculis pellucida quae-
<iam membrana abftrahitur: id, quod in Serpen*
'■bus, cum vernant, pariter ufu venir. Exu-
viacpraetereafenas monftrant aperturas, in qui-
t>us Crura b defixa fuere. Infuper & divifiones,
fugae, atque foveolae cutis etiamnum conipi-
cuae funt. Quin a parte poftica /, qua in unum
convolutum & complicatum eft fpolium, Inteftini
drukkenß een hdligbeul in. de aarde. oin foo veel
te gemakketyker in een Jeparate vcuonmg haar vel
uyt te trekken. Dan niet vervoonderlyker dankt my
tn de Namurte ktmnen met egen aanjchottt worden
als bet vervellen Van deeje en alle andere Wurmen.
Hierom is dit een faak die ten alderboogfien naden-
kelyk is, en die een proejjlvk van de wonderm der
Natuur kan genoemt worden: Want het is het ßm-
pele Vel niet alleen, datfygelyk de Stangen afßroo-
ptn: maar ook de Keel, en een weytiig van de Maagt
en kn binnenfte van den Endeldarm verwifclt van
vel op die tyt. En niet alleen bemerkt men deefi
wanderen, maar felfs eenige bonderden van Longpy-
pen die Jlroopen binnen in het liebaam van de
Wurm een dun en tenger vliesken van baar af. En
deefe ajgeßroopte vlieskens der Lcngpypcn die ßet
men dan tot agtien dikke, en als te famen geßren-
geldc, kooraekens vergadert worden aaaaaa aaa
water van men aan weerfyden van het vel negen fe tt
dewelke met de huyt te gelyk, door de agtien ope-
mngen van de Longpypen, en met Laare p unten om
boogen naabet booft toegekeirt fynde, allenxkens
enjaftelyküytbet lichaamglcyten. Van gelyken ßet
men nog twee takken der lungaderen , die kleender
tyn. baar aan weerfyden vervellen bb, maar de-
welke geen Lucbtpypen hebben. Enfooßetmendat ook
op dcfclvc tyt alle de Lutbtopiningen van malkande-
ren fplitfen en febeyden. En als mcii met eeil fub-
tiele naalt de uytgctrckke koordekens der Longpypen
von een Jcheyt, foo ßet men feer dißinß alle
haare takken en ramificatien c c c c , als ook boe f y
uyt ringebens beßaan. Voorts wort het Eekkenccl
I,gelyken in drien 1 . 2 . 3 . gedeelt. In bet mid-
delße gedeelteßet men de Tandcn d d, die vernieuwt
en uytgefchootcn worden t in baar midden bemerkt
men de afgeleyde lip e , en aan weerfyden f f Hoor-
ncn.cn agter de Lip fiet men het Bekkcnecl in een
fpits toelopende driehoekige punt gefplecten. En
aan weerfyden fyn de andere twee gefplcete dee-
len van bet Rckkeneel te fien g g . De gedoornde
Spiesjes worden ook verändert, en felver van de
Ogen wort een doorßgtig vlies af getrokken : da
ook in de Stangen , als zy vervellen , gebeurt
Voorts ßet men [es openingen in het vel, waar in
de Voeten h gcßeeken hebben, als ook de verde-
lingen .rimpelcncn, kuylkens in bet vel. Agter aan i
ßet men betVet wat in een gewonden, en geplaoyt tt
I i ü fyn.
; H
¡i! i
,1!
| * | l
1m l