124 J O A N N IS S WA M M E R D A M M I I
eft. -Colore gaudet, membranarum in modum,
Tab. V.
fie. IV. ».
f
g-
Fig. T in .
a.
b.c.d.
c.y.
Fig. IT.
00.
Fig. i . d.
albido 6c tranlparente : ubi vero cibis aut aërc
diftentus eft, illius materiae colorem exhibet,
quae maxime tralucet. Vacu.ua oblongis veluti
ftriis n. inftru&us apparet, quae elegans exhibent
fpectaculum : funt enim contrafti Mufculi,
qui tunicam ita corrugant. Ventriculus fenfim
in anguftum d. terminatur, atque fic orificium
fuum inferius,Pylorum nempe, conftituit: poft
hunc dein Inteftina tenuia bbb. fequuntur, inter
quae Hepar potiifimum collocatum eft. Poft-
quam vero Inteftina ifthaec femet, juxta corporis
fpiras, bis vel ter convolverunt atque in-
couleur is vliefig, toit en doorfehynent ; en als Jy
met voetfel oflugt vervult is ,foo vertoont Jy die
couleur, die het meefie daar door fchynt. Als fj
leeg is, foo fchynt bet, als o f Jy met langwerpite
Priemen n befet toas, die haar aardig aan hetgefigi
'ertoonen : alfoo het de famen getrokke Spieren
Jyn, die het vel rimpclen. De Maagh eyndigt al.
lenxkens in een engte d , dat de onderftemont ,Pylo-
us, van haar i s .- toaar na de dünne Darmen haar
vertonen b b b , en tujjchen toelke de Lever voor-
namentlyk fyn plaats bcefi. En naa dat defekt
Darmen haar ttoee o f driemaal, volgens de drayin.
gen van het lichaam , gekrinkelt en omgekrult heb.
ben, foo maaken Jy deregter Darm e, dewelke fyn
opening in de Lip £ o f de rant van de Slak heefi.
En outrent de dray van het lichaam daar fiet men
de plaats g , altoaar haar de Gal in het begin der
dünne Darmen ontloß. Dat klaardcr teßen is,
toanneer men deefe Galpypen een toynig fepareert.
a. foo dat men de ganfehe loop der Maag b , der dünne
flcxerunt; rc&um dein formant Inteftinum e, quod
in Limbum Cochleaef fuo foramine aperitur.
Circa corporis fpiram locus coriipicitur g , ubi
Bilis in tenuium Inteftinorum principium fefe
eftlindit:' quod quidem clarius apparet, fi du-
£tus. hi bilarii paululum feparantur a j ut totus
Ventriculi b, tenuium c, 6c craftorum d Inteftinorum
traftus ab Hepate fit ièjunétus. Quodfi
porro. Inteftina, una cum Hepate, invertantur,
nonnullac memoratarum partium adhuc diftin-
ftius conipici pofiunt, Hepar nimirum a, ejuique
tenuia Inteftina in fitu naturali b, turn Inteftinum
reftum c, 6c Ventriculus d.
Nunc vero heic animadvertendum eft, quod
bina elegantia vafcula fecund um Ventriculum
6c Gulam ,five Oefophagum,decurrant on, quae
in fupernam Palati Oris partem d. lèmet exonérant.
Vafcula haec ejufdem fabricae funt, ac
ilia Epididymidis in Homine pars, quae Tefti-
culis fuperincumbit. Colore Achaten lapidem
referünt; intus cava funt, limpidumque continent
liquorem, quern binis ofculis, in os hian-
tibus, effundunt. Unde veri funt Cochleae
duftus Salivales -, cujufmodi pariter in Homine
6c Brutis obferyantur, vel eodem fere in loco
at paulo tamen humiliore, fiti.
Fig. IT.
H
Bina ifthaec Vafcula e duobus oriuntur par-
ticulis, claris, nivis inftar candidis, pp, atque
in medio in unum coalcícentibus, varios in lóbulos
five lacinias divifis. Adipem efle facile
credideris. Superficiem earum elegans pererrat
Vafculum q, quod nutrimentum ipfis humorem-
queadducens,peralto e loco, fub Limbo, ubi
corpusgyrari incipit,prodiens hue proficifcitur
plurefque cuilibet harumce particularum imper.
titur ramulos. A lateribus fuis hae particulae
itidem,variorum ope vaforum, quaetotidem tenuia
6c tenella filamenta videniur, cum Ventr
culo conjunguntur. Quin ipfi du&us lálivales
fin-.
c en dikke Darmen d , van de Lever affcheyt.
Maar als men nu de Darmen neffens de Lever om~
keert, foo kan men nog anderfcbeydentlyker fommi-
ge der verhaalde deelen befien, als de Lee ver a en
fyne dunne Darmen in haar fituatie b , gelyk ook de
regter Darm c, en de Maagh d.
Maar nu foo komt alhier aan te merken, dat
längs de Maag, en de Ke e l,o f Slokdarm, tweeaar•
dige vaatjes loopen o o. dewelke haar in het bovin-
fie gedeelte van het verhemelte des monts d ontlof-
fen. Deefe Vaatkens f in van maakfel, als dat gi-
deelte der Opperklootjes in een Menfeh, geenbo-
ven op de klootjes leyt. Haar couleur is als de
Agaatfieen. Van binnen fyn Jy hol, en befluytenm
heldere vogtigheid in haar, die in de mont gmert
ivort, waar in Jy haar door twee openingen ontlojjen,
Soo dat fy de waaragtige Quyl en Jpeekfel-vaten van
de Slak Jyn, gelyk deefe Quylvaten ook foo in dt
Menfeh en en Dieren te fien fyn ; en dat haaft op de-
felve plaats, hoevoel voatlager.
Deefe tvoee Vaatkens neemen haar oorfpronk uyt
pwee heldere envoittedeelkens, die foo blank alsfntva
Jjn p p , en in haar midden in een loopen. Sy worden
in verjeheyde lapkens o f lellekens verdeelt. En
men fouhaar ligt voor eenigvet aan ßen. Bovenop
defelve omloopt een aardig vaatke q , dat haarvoed
en haar de vogtigheid toebrengt, het geen al heel otn
hoog van de plaats onder de Lip , daar het lichaam
hegint te drayen , van daan kamt ; en het getft
verfcheyde takken aan y der van deefe deelkens ;
die ook aan haare Jyden, door verfcheyde vaten, met
de Maagh vereenigt worden, dat als fio veel dunat
en teere draden fchynen. En de quylvaten felve w°r‘
W
foffularibus quibufdam vafís, fíve ligamentis,
cum Ventrículo conne&untur. In principio
equidem putavi,particulam hanc eilè Pancreas:
verum experientia aliud me edocuit. Docuit
me haec quoque, eam non efíe pinguedinem :
haud enim igne fundi poteft, nec Hammam ca-
pit, fi, fruftulo vitri impofita, candelae ardenti
admovetur.
C A P U T V III.
J)e Genitalibus, Pene, Utero, Tefticulis,
Ovario y aliifque Vafculis ad Generatio-
nem fyeñantibus.
VAfaSpermatica non iblum anterius inCollo
Ventre, & Dorio Cochleae fita funt- verum
6c claviculatim contorta corporis ipfius gy-
rationes fequuntur, atque ad extremum ufque
Hepatis apicem fefe extendunt: ut adeo inter
maxime notabiles corporis partes fint habenda.
Antequam ea videri queant • cutem oportet difle-
care, 6t nonnullas membranas mufculofque di-
lacerare : cujufmodi inter alios eft elegantiflimus
quidam Mufculus, qui pluribus fibris ab uno
corporis latere oblique ad oppofitum exporre-
ft us, fuperVentriculo,6c hifce partibus Genera-
tioni infervientibus, pulchcrrimc fefe confpicien-
dum praebet.
Organa Generationis fimul 6cmaiculina6c foe-
minina in eadem Cochlea funt: atque propterea
Penis6c Uterus, naturaliter adunati, inter le fir-
miter concrevere; ut plures partes utrique communes
fint. Particulae, quarum e fabrica inter-
n Vi nofci poteft, quod ad organa generationis mafcu-
F- a- lina pertineant, flint Penis ¿,ejufque acutecon-
toita, oblonga Appendix, quae in iupremo fuo
apice in pyri formam nonnihil corrotundata
cce. eft bb. Ad partes foemineas pertinet Uterus c c c ,
ejufque Ovarium dd, quod in Uteri cavitatem
fefe aperitjut in hocOvula illiusaugeri,6c muco
veftiri queant: quemadmodum id pulcherrime
in Raja datur confpicere • quin 6c quodammodo
m utero Gallinarum. Attamen in aliis Animan-
tibus, uti Teftudinibus, Lacertis, 6c Cha-
maeleontibus, fere major etiam invenitur, ratio-
ne hujufce rei, cum Cochlea convenientia ,quam
quidem obiter in Gallinis animadvertere potui.
Quantum ad partes, quae mutuam inter ie
communionem habent, attinetj referendi hue
funt Tefticuli, congeriem veluti oblongorum
e‘ filamentorum aemulantes e. Turn Appendices
den meede door befondere vaten., o f banden , aan de
maagh geconne&eert. In het begin nam ik dit deel-
ken voor het Pancreas, maar de ervarentheid heefi
my anders geleert. Als ook dat het geen vet i s ,
want het laat fig niet Jmelten, nog het geefi ook
geenvlam, als men het op een ftuxken glas in een
keers hout.
H E T V III. H O O F T S T U R .
Van de Teeldeelen, de Roede, de ;Lyf-
moeder, de Ballekens, de Eyerftok, en
andere Vaatkens tot het Teelen beho-
rende.
E Saatvaten leggen niet alleen voor aan in de
Hals, de Buyk , ende de Rüg van de Slak,maar
ook kronkelbogtig gedraayt worden de foo volgen fy de
omkrinkelingen van het liehaam, en ftrekken haar
uyt tot het uyterfte tipken van de Leeven foo dat
fy een van de alderaanmerkelykfte deelen van het lichaam
maken. Eer men defelve fien kan, moet men
de huyt openen, en eenige vliefen en fpierkens bree-
ken , als onder anderen een feer aardig muskelken,
dat met verfcheyde draden van de eene Jyde van
het lichaam fchuyns tot de andere Jyde loopt, en
boven op de Maag, en deefe Teeldeelen , feer fbet te
fien is.
De Teelleeden in een Slak Jyn mannelyk ende
vrouwelyk te famen, en daarom is het Teellid en
Baarmoeder natuurelyk aan een, en door malkande-
ren vafi gegroeit; foo dat daar verfcheyde deelen
aan beyde gemeen fyn. De deelkens , die men uyt
haar maakfelK kan onderkennen , dat tot de mannely-
ke teelvaten behooren,Jyn de Roede a, en Jyn fpits
gedraait,langwerpig ,aankangfel, dat op fyn uyterße
tipken een weynig peeragtig ront van maakfel is
b b Tot het vrouwelyk gedeelte behoort de Lyjmoe-
der c c c , enfyn Eyerftok. d d, dewelke haar in de
holte van de Lyfmoeder opent, om haare eyeren daar
te doen vergrooten, en met flym bekleeden. Dat
feer aardig in een Roch te fien is.. En ook eenigfins
in de lyfinoeder der Hoenderen. Hoewel daar in
andere Dieren, als de Schilpadden, Hagedijfchen,
en de Chameleons, alfoo veel overeenkoming meede
is , als ik ter loops aldaar ivel ge fien heb.
Wat de deelen belangt, die onder malkanderen
eenige gemeenfehap hebben, dat fyn de Ballekens ,
die als een vergadering van langwerpige draatkens
fyn e. Het blinde aanhangfel van de Lyfmoeder f, en
I i een.