abdominis partes, eas haótenus nec vidi nec exa-
minavi. Cerebrum Nervique longe alio itidem
modo iàbrefàéta funt,quam in aliis, quas huc-
ufque perquifivi, Cochleis. Oculos quoque
haud inveftigavi: quumenim Animalculum hoc
cum teftaceis Animàlibus, Cancris nimirum &
Aftacis, ratione oculorum quodammodo conve-
niat; hinc credideram, me ejufmodi quidpiam
ibi effe inventurum, ac in Cancelli oculis , quos
uti in Apibus conformatos obicrvavi. Cornea
iàltem tunica heic itidem in teflellas erat diftin-
éfca.
Tandem nec detegere ha&enus potui, quo-
nam paótoOvum iftud ex Ovario inUterum pcr-
veniat: fundus enim Uteri claufus elTe videtur.
An vero ,uti in Ranis & Teftudinibus,tUba ibi
detur, aut aliud quidpiam iimile , ego quidem
ignoro. Quanto deinde tempore Ovum iftud in
Utero maneat, priufquam Animalculum inde,
ut perfeéba Cochlea, in lucem emittatur, vel
magis adhuc me latet. Si notabiiem domunculae
adfpiciamus magnitudinem ; haud fine ratione j
concludere poflè videmur, Ovum longo admo-
dum tempore ibi commorari. Unde credide-
r im , quocunque anni tempore minutas ejufmodi
Cochleas,atque Ovula,in Utero pofic reperi-
ri. Verumquodad Cochleasipias attinet,modus
mihinunccognitus eft,permultas earumac-
quirendi : neque & difficile eft ipiàrum foetus
oculis exhibere.
Quis vero nunc explicet, quanam ratione O-
vum hoc foecundetur, & omnibus ejus partibus
vita motufque impertiatur ? Ita, ut illud, horo-
logio limile, cum omnibus fuis rotulis, five ar-
tubus,amatre loia produófcum,amafculino autemTemine
motum vitamque adeptum, eoufque
vigeat; donee catenula ejus devoluta fit: quam
requiem five mortem vocamus omnium illorum
quae vita 8t fpiritu gaudent. A t ifthaec omnia
folus novit Maximus ille Oculeus, qui globulos
cryftallinos, domunculae pilos, cunftafque partes
corporis hujus Cochleae, imo omnium Ani-
mantium, numeravit, & dimenfus eft, atque a
quo vitam motumque habent omnia.
Proximo anno, poftquam obftrvationes in
Cochlea vivipara inftitueram, duodecimo Martii
die ingentem ejufmodi Cochlearum numerum
collegi; quas amplae immiflas pelvi, aquaplu-
via plenae,ope terrae figularis in aqua diflolutae
longo temporis fpatio fuftentavi. Quum vero
decimo tertio ejufdem menfis harumcc Cochlea-
rum unam aperirem, novem in ejus U tero C o chleas
reperi viventes, fuis fingulas membranis
in-
Buyks aangaat, die heb ik tot nog toe niet geexa«
mineert nog gefien. De Herfenen en Senuen Jyn
mee de van een feer verfchillig maakfel, als in ¿e
andere Slakken, die, ik tot nog toe onderfogt heb.
De Oogen heb ik mee de niet naageficn. Want al/co
dit Dierke eenigfins met de Schelp-dieren , als de
Krabben en Kreeften , ontrent dp oogen over een
komt, foo had ik gedagt daar dierge ly kx iets in te
füllen fien, gelyk ik in de oogen van den Slakkreefi,
•en als in de Byen, gefien heb .- Jyn Hoornvlies was
ten minßen mede foo in ruytkens ver dee lt.
Eyndelyk^ kan ik tot nog toe niet weeten, hoe dit
Ey uit den Eyerßok in de Lyfmoeder komt, want de
gront der Lyfmoeder fchynt geflooten : o f daar een
Pypje als in de Kikvorjchen en Schilpadden i s , of
iets diergelyks, dat is my onbekent. En nog don-
kerder is het my om te Jeggen, hoe veel tyts dat dit
Ey in de Lyfmoeder blyft, eer het Dierke daar als
een volkomen Slak nytgebaart wort. Uyt de aati-
merktlyke grootte, die het Hoornke he e ft, fin men
op geen los fondament behoeven te oordeelen, dat
het daar al feer lang in beflooten blyft. Soo dat ik
ook geloof, dat men op alle tyden van het Jaar dec-
fe Slaxkens eit Eyeren in de Lyfmoeder fon kunnen
vinden. Maar wat de Slakken feljs belangt, daar
we et ik nu middel toe, om die in overvloedte Leihen
; en ook is het feer ligt om haar vrugt te too-
Maar wie fal nu Jeggen, hoe dit Ey vn/gtbaai
wort, en hoe alleJyne de eien leven en beweegen ge-
geeven worden. Soo dat bet als een horologie fynde.
enmet alle fy ne räderen o f leeden van de moede\
I alleen voortgebragt wefende, en door het mantielyk
faat fyn beweeging en leven ontfangende, het eynde-
lyk ß n levens Jnaar ten eynde loopt, het geen dt
ruß of de doot is van al wat leeven en aaffem ont-
fangen heeft. Dan dit alles weet alleen die Groo-
te Geoogde, dewelke de Krißallyne Klootkens , d
hayrkens van het Hoornken,en alle de deelen vor
het lichaam defes Slax, en die van alle de Schepfi
len, getelt en gemeeten heeft, en die haar alle he
leven en het beweegen heeft gegeeven.'
Het jaar daar aan , naa dat ik de obfervatien h
de Levenbaarende Slak gedaan had, foo verfameld
ik op den iiMaart een feer groot getal van defel
ve, die ik in een ruyme kom met regen water Jet
te , alwaar ik f e langen tyt met potaarde in wate
gefmolten fynde onderhield. Als ik op den 13 der
felve maant een van deefe Slakken opende, foo von■
ik daar negeit levende Slakken in de Lyfmoeder, e
die alle in haare vliefen btjlooten fiooewel dat de vog
inclufasi quam vis Amnii humor tantum non
penitus confumtus eflct: quod quidem certo
mihi indicio crat, ipforum partum ante fores
fuilfe. Majores horumee feetuum anterius in
Utero, minores autem pofterius ordine erant collocati.
Cum deinde eos, ex Utero refeiflos,
recenti pluviae immififlem, vidi quod ultra de-
cimum oétavum Martii vixerint, fefe moventes,
agitantes, atque natantes inftar adultiorum : imo
vel multo elcgantior ctiam ipforum crat natandi
modus. Quoniam autem alia infuper mihi tumre-
ftabant obièrvanda ; id?o una cum aqua illos ef-
fudi, nec quicquam ulterius in iis adnotavi. Ma-
ximae harum Cochlearum aliquanto erant mi-
nores, quam quae in T a b .IX . fig. ix . reprae-
fentatur ; reliquae autem proportione iterum minores.
Ü het vlies, Amnion genaamd, ten naaßen by verteert
was: dat my een fokgr teken was, dat haare geboorte
binnen körte daagen fou gefchieden. De grootße van
deefe Slakken lagen voor aan in de Lyfmoeder , en
de kleenfte waaren daar agter in op order geplaatß.
Als Ik fe nu uit de Lyfmoeder gefheeden hadde, en
haar in verfch regenwater geworfen, foo leefden fy
tot over den 18 Maart, haar roer ende, beweegen-
de, ende Jwemmende , als de oude; en felfs was
haar man'ter van Jwemmen veel fray er. Maar al-
foo ik andere dingen meer te obferveeren hadde ,
(oogoot ik f e met het water weg , fonder dat ik
daar iets meer ontrent genoteert hebbe. De grootße
van deefe Slakken waaren een fiag kleender, als ik
in de IX. Tafel, in de IX. fig. heb afgebeelt: en de
anderen waren naa proportie nog wat kleender.
Martii vicefimo primo aliam ejufmodi aperui
Cochleam, in qua 44. foetus majores minimique.
fuisfinguli membranis inclufi, Stjufto ordine in
Utero collocati, mihi occurrebant. Tres alias porro
aliquotpoft diebusdiflecuijinquarum prima 65
numeravi Cochleas, in altera 6 7 , in poftrema
demum 74. A t minimae inter haice Cochleas
aciculae cufpide haud majores erant. Quum
deinde eafdem in loco obfcuro candelae lumini
obverfas contemplarer; videbam ipfas fatis velo-
citer atque elegantiffime lèiè in humore Amnii
gyrare atque contorquere. Ova tamen nulla in
Utero harumee pofteriorum deprehendi : unde
iìc didìci, foetus tum jam ad perfeélitudinem
fuam pervenilìè, & fàltem deinceps accrefccre ;
ut proximis poft menfibus ex ordine fenfim in
lucem edi queant,novifque fic ovulis,eo tempore
rurfusUtero jam immittendis, locum cedant,
Quocirca Cochleas haice quocunque anni tempore
aperueris, ièmper vel Ovulis, vel viven-
tibus Cochleis, vel fimul £c Ovulis Cochleis
foetas invenies.
Martii 23. obfervavi, quod nonnullae Co chlearum,
quas majorc in alveolo meo, aqua
pieno, detinueram, plures pepererint Cochleas
juvenculas, ejufdem omnes magnitudinis. Poft
aliquot deinde dies iterum vidi alios quofdam
p.artus ab iis in lucem editos fuiflè. U t ita tandem
certiffimis experimcntis didicerim, quod
Cochleae hae per totam acftatcm continuo pa.
Den 2 1 Maart opende ik een andere Slak, waar in
ik 44. foo groote als heele kleene Slaxkens bevond,
die alle in haare vliefen beflooten waaren , en heel
or dent lyk in de Lyfmoeder geplaatß.In drie anderen,
die ik een'tge dagen daar naa opende, telde ik in de
eene 65 Slakken, in de twee de 6 y, en in de laatße
74* Maar de kleenße Slakken daar van waaren niet
grooter als de punt van een Jpelt. Als ik defelve in
een donkere plaats, tegens de keers gehouden Jynde,
befag,foo drayden en keerden ß haar in devocht van
het Vlies, Amnion genaamd ,redelyk gefwint,en feer
elegant. Ik^Jag geene Eyeren in de lyfmoeder van
deefe laatße, dat my leerde ; dat defelve nu haar
perfettie hadden, en maar alleen aangroeyden om in
de volgende maanden fuccejfive gebooren te worden,
op welken tyt dat daar dan nieuwe eyeren in da
plaats komen.
Soo dat men dèefe Slakken op geén tyt van het
jaar openen kan, o fmen vint daar Eyeren, o f lev ende
Slaxkens in, o f Eyeren en Slaxkens te gelyk.
Den 23. Maart, fag ik dat eenige Slakken , die
ik in myn groote kom met Water bewaarde, ver-
fcheyde jotige Slakjes gehaart hadden, die alle van
eene grootte waaren. En eenige daagen daar
naa fag ik dat fy weefop nieu eenige jungen hadden
voortgebragt' Waar uyt Ik metter tyt feker on der-
vond, dat fe de ganfehe ßmertyt door geduurig
baavden. Als ik nu in Junius enige van deefe Slak*
uant. Quum vero Junio menfe harumee Co- 1
— pepererant, nonnullas aperuif-^*’ ** “ »• V ' u
fa a ;multa in iis deprehendiOvulorumrudimen- daar Wlle be^ elm mn Eyeren * • ' " °°k n°S
n. tum & fccundi gradus Ova, quaeeo ufqu tw,ede fio rt, iU uM tfo o v tr haare perftSte
jam perfc&a erant, ut foetus in iis poflet de-!hadden, dat men de vrucht daar in ondekken kon,*
iegi: quin praeterea anterius in Utero perfe£tio-j en dan lagen nog voor aan in de Lyfmoeder eenige votra
Y y 2 komen*