Imo fi vcl failguinea Ammalia hue quoque in'
comparationem adducere libeat, ne minimum
profe&o, ratione accretionis membrorum, inter
hacc Sc memoratum noftrumVermiculum difcri-
mcn reperiemus : quamvis interea nullum inter
omnia fanguine gaudentia Animalia cum Vermi-'
culo, quoad iftas mutationes, adeo exa£be conveniate
ac quidem Rana, utpote quae in veram
quoque Nympham, Gyrinum diótam , tranfmu-
tatur. Id , quod infra in explicationibus no-
ftrarum iconum apparebit manifeftius, quando
Gyrinum, Nympham Vermiculi, Sc floris folli-
culúm inter iefumus collaturi a.
Eacdem igitur mutationes, quae in Animali-
bus Vegetativis obfervamus, in Senfitivis quoque
obtinent : ut adeo infinita DEI Sapicntia, Sc in-
exbaufta Potentia ftupendam undique , nec ulla
arte humana imitabilem fuis fcie exhibeat in ope-
ribusj utpote quae , paucis duntaxat fuperftruéta
regulis, atque mirifico, nec cogitatione aifequen*
do modo inter feconvenientia, fuum omnia lo-
quuntur Creatorem Optimum » Admirandum
& Adorabilem.
Unde ferio haecce confideranti quam clariifi-
me innotefeit ilio rum error, qui e naturalibus
iftis atque facile intelligendis mutationibus mor-
tuorum refurreótionem demonftrare' allabora-
runt : cum haec tamen legum,quae inNatura ob-
lervantur, vires non iolum longe exiiiperet j fed
Sc omnino nihil cum iis commune habeat, loia
hinc fide, quae certa eft Sc indubitata rerum
quae fenfibus pcrcipi haud poflunt, cognitio
cognofcenda atque admittenda. Profe£to enim
haud moriuntur illaAniraalcula,quemadmodum
Homo refurrefturus : fed membra eorum faltem
evadunt imm obilia fub tranfmutationis periodo.
Id vero tarn mirifica ratione perficitur, ut quis-
piam certo crederei, neonatum quoddam Ani-
malculum e veteri effe regenerara m. Hocque
folummodo refpeétu mortuorum refurreótio ex
hifce Infe&is demonftrari poteft: quae quidem
alia omnino res eft, quam imaginaria illa
opinio, qüafi haec Animalcula re vera moreren-
tur, aut membra ipforum tfansformarentur.
Quin Si haud minus gravitcr errant illi, qui e
naturalibus hifce mutationibus, quas Metamor-
pbofes perverie vocitant, Folfilium five Metallo-
rum transformationem ftabilire fategerunt; prout
inter alios longe eruditiflimus D. Theodorus de
Mayerne in epiftola dedicatoria, Moifeti libro de
Infiftis praefixa, id alferere non dubitavit, Hum
ait:
Ende foo wy het verder met de bioedryke Dieren
Jotiden willen vergelyken, foo is*t datwe tujfen de
aangroemgen in leedemaaten van defelve, ende die
van onsgenoemde Wurmken,niet het geringfie onder-
fcheid fouden vinden: boomende nogtans onder alle
de bioedryke Dieren geene derfelver foo net
met de veranderingen van een Wurm wer een,
als de Vorfcb, de welke meede in een waaragtig
Popken, Gyrinus genoemt, komt te veranderen *
Als beneeden in de verklaaringen van onfi afheeldin-
gen, alwaar wy een vergelijkinge van het Vors popken
, met een Wnrm-popken , ende de Knop van
een Bloem, maaken füllen, inde 46. plant blyken
fal.
Soo dat de filve veranderingen, dewelke wy be*
vinden ontrent de groeiende fchepfelen, 00k plaats ne-
inen in de gevoelige § fijnde den onbegrypelyken
GOD ende den onnafpeurelyken Maaker overwonder-
lyk ende onnavolgelyk in Jyne werken; in welke alle
, op weinig regelen gegrontveß, en onnadenkelyk
onder malkander overeenkoomende t *Hy Goet, Ver*
wonderlyk, ende Aenbiddelyk is.
Het welke nu ernßig ingeßen fin d e, foo blykthiet
klarelyk de dwaaling van die geenen, dewelke, tiyt
deefe natuurlyke ende verßaanbaare veranderingen ,
de opßanding der dooden bebben willen bewyfin, dewelke
de kragt, van de order in de natuur bemerke«
lyk, niet all een geheel te boovengaat: maar 00k ,
gans geen gelykenis in defelve vindende, alleen door
5tgeloof het welke een feekere ende overtuygde ken-
niße is der dingen die men niet en ß e t, moet bekent
ende aangenoomen werden. Want inder waarbeid de-
Je Dierkensfierven niet, als de menfeh , die weder
fal opßaan ; maar haare leedematen worden alleen
onbeweeglyk, wanneer Jy vergfoejen. En dit gaat
foo wonderbaarlyk inJyn werk,dat men waarlyk fou
gelooven, dat 5er een nieuw opgeßaan Dierke uyt
bet oude was herbooren. En ten defen aanfien
alleen kan men die opßanding der dooden uyt deß
Dierkens beWyfen. Dusdan eenheel andere faak is,
als dat men ßg fou inbeeiden, dat defelve beeskenS
waarlykßurven: of dat hunnc leeden vervormt fouden
worden. Soo große ly k dwaalen 00k die g eenen,
dewelke uyt deefe natuurelyke veranderingen, ver-
keerdelyk vervormingeit van baar genoemt, de ge*
daante veranderingen der Bergwerken ofie Metallen
bebben willen ßaande houdens als onder anderen de
deurletterde Heer Theodoras de Majerne in ßjn
opdragt, voor bet Boek van Moufetus, vande Bios-
deloofe Dierkens, gefielt,onder deefe woordenßaande
boud. Imo (fegt by) fi tranfmutantur anima*
ait; Imo fi transmutantur ammalia, Sec. cur idem I
mctallìs denegatum Scc.
Verum ut tclam coeptam pertexamus, quem-
admodum mutatio Vermiculi ,fex pedibus inftru-
¿ti, priore etiam facilior intei le&u eft ; cum is
duntaxat alàs adipifcatur »,ejufquè membra aeque
g-7. nitide, ordinatina, Sc pedetentim egerminare five
propullulare obterventur, äc quidem in florará
herbarùmqùe vegetatione contingit; Ut adeo ifl>
hàefc mutatio vel accuratius etiam cum memorata
floris pullulatane, Se membroram in Rana incremento,
coñgruat, quam paulo ante propofità
Vermiculi, pedibus òrbi, mutatio: ita profe£to
non ikié ratióne mirati fubit, quöd tot tìmtique
experientia, eriiditione, Se acerrima judicandi facúltate
pollentès V ir i, qui cüram om'neiü atque
induftriam perveftigandishflce mutationibus quo-
vis tempore impenderunt, per tantam lèculoram
feriemadeO infeliciter hac in re erraverint j ma-
iVifefta hàècte Se conéìntia natùralilutì mutat'io-
nùm, feu potius pullulationum in membra Se
gemmationum, fpeótacula fiélitiis oniamentis,
propriique cerebelli Chimaeris obfcufantes.
Inde profeóto eft , quod tota haec res nòn tan-
tum Ipifliffimis fit involuta tenebris, atque ab
ìmperitioribus nulla ratione comprehendi potue5-
rit- ièd quod vel diligentiflimi etiam Naturae
Ruípatotes, Al'drovandus, Moufetus, Libdvius,
Goedaertius, Sc cur non alii omnes ? eoufque fint
deceptijUtnon dubitaverint modo Se ancipitesva-
cillaverint, veram praejudieata opinione fafcihati
ipiàm experimentorum convincentium lucem,
quam fuismet oculis videbànt, pernegaverint;
C A P Ü T T E R T I Ü M .
Qfiendit, qudnam ratiòne verum natu-
raliim mutationum fundamentum, fiv e
cognitio Nymphae, obfcuràta & corrupta
fit : fu b ju n tta dein ejus illuftra-
tione atque reftitutione in integrum-.
POftquarn in praecedentibus luce meridiana
clariusdomonftravimusj quod Nympha five
Chrylàllis aliud nihil fit, nifi ipfum inde
proditurum Iníeétum j fimulque abunde evici-
mus, illam intra Vermiculum hujuive pelliculam
haud aliter, ac tenerum Sc pullulantem florem
fuoin calycej delitefcere • atque hinc j dum,
floi'is inftar fuo e folliculo prorampentis, membrorum
intus progemmantium vi pellicula ift-
haeedehifeit) membra illa , haótenes non confpictia
malia, Scc; cur idem metallis denegatura
iSec.
Maar <m voort te gaan, gely k de verandering
van een Wurmken met fesvoeten , daualleenig maar
vleugelen krygta , ende ontrent het welke wy de/el-
ve nette, ordentelyke, ende langfaame uytbotting *
ofie uytpuylmg in leedemaaten bemerken, alswe ontrent
de gewaßen, bloemen, ende kruyden gewaar
werden , nog ligter te verflaan is : ende netter wer-
tenkoming met bet genoemde uytbotten van een bloem,
ende bet aangroeien van leeden in een Vorfcb, beefi9
alswe nu in een voeteloos Wurmken voorgefielt bebben;
foo is V datwe met alle reeden ons verwonde-
ren, dat foo een groot getal van ervarene , geleerde
ende door dringende ver fanden, dewelke van tyt tot
tyt, met alle iver ende neerftigbeid, deefe veranderingen
onderfogt bebben>• een tyt van foo veel eeuwen,
foo ongelukkig gedwaalt bebben s verduyßerende
deefe klaare ende nette vertooningen der natuurelyke
veranderingen, ofte anders uytbottingen ende uyt
puylingen in leedemaaten, met eyge uytgevondene
verßevfelen , ende herfenbeelde'n. Dewelke deefe
faak niet alleen als in een dikken neevel ingewikkelt
bebben ,en voor de onkundige onverftaanbaargemaakt:
maar de alderneerßigfie onderfiekers van de Natuur,
tfAAldrovandus, Moufetus, LibaviuSjGoedaertj
ende waarom niet alle dt andere* Jyn er door bedroo-
gen geworden i twyfiel ende ende waggelende niet alleen,
maar, door vooroordeel ingenomen , looebeilende
de klaarbetd der overredende ondervindinge fitvet
die Je voor oogen fugen.
HE T i n. H Ö Ö F T S T U K .
Inhoiidende , hoe de wäre groiid der
natuurlyke veranderingen, ofte de ken-
nilfe van het Popken, is verdonkert ende
verdurven geworden: met de ver*
claring,ende de herftelling van defelve;.
N Adcmaal wy mrddag klaar in bet voorgaandei
het Popken ofie Gulde-popken, bet Dierken
filve te fyngetoont bebben ; ende met een wervloedig
aangeweefin, dat het filv e in de Wurm offyn v el,
eeven als een teere ende uytpuylende bloem in Jyn
knop befiooten is; waarom bet filv e vel door de inwendig
uytpuylende leedemaaten , eyndelyk , als
door een bloem, die uyt fyn knop barfi, open fplyten-
de, bet de genoemde onfigtbaare leeden uytwendig komt
te vertoonen: in welke vertooninge der verborgel.ee-
F £&