Tab.
XXXI.
E g .'vu r .
quamVis reliqua omnia eorum membra pcnitus
im mobilia evaferint: prout hac etiam in Nympha
obtinet. Verum de hac re in principio ab-
undc egimus.
. In Capitis altero latere Oculus a cernitur |
membrana, quae Aculcum inveftit, fuperne
nonnihil teólus, atque hoc tempore jam in he-
xagonas Sc globofas divifiones interftin&us,.
p Supra hunc iita apparct altera Antennarum b,
nigros in nodules, qui totidem funt articuli,
c. divifa. Aculeus c, qui Oculum ex parte conte-
git, acuto mucrone fuo Crura inter atque Alas
Veidd. compoiitus eft. Crura ddd d mirabili modo con-
yolvuntur & infle&untur; praccipue vero, po-
ftica, quae inter Alas feiè recondunt, Sc per
has tranfparent : id quod heic uno latere ita de-
lineatum exhibeo, ut iimul Sc Ala hujus l'ate-
ris conipiciatur, atque ipfa Membrana hanc invece.
ftiens ee, quae tranfparentibus cruribus fuperpo-
iita eft; Abdomen in o&o dividitur Annulos»
quibus nonnulli pilorum, cutis muratione fun-
f f dorunj f f , cefnuntur infidentes. Per mediam
Abdominis longitudinem elegans comparet mar
gg- S i j J quem Verme Culicis vix ac ne vix
quidem dignofcere potui, nequcSc poftmodum
in Culiccipfo adconotabilem inveni. Cauda deor.
1. fum propendens articulatà pollet Pinna remali h,
cujus ope Nympha ièmet de loco in locum transfert.
Superne in Capite ante defcripta cernunii.
tur Cornicula i t , tabulata, quorum interventu
Nympha ad aquae fuperficiem pendet Sc rcfp;
rat: hujus autem vi conftrudionis Nympha
jam aptior facia.eft , quaq pofitis- exuviis in Cu-
licem mutari queat. Certo- Animalculum hoc
colore haud gaudet : principio enim a mutatio-
ne fuaalbefcit, poftea fub viride f it , tandemque
poliremo ad nigrum vergic.
Poftquam. Nympha ifthaec aliquot dierum
ipatio hue illue in aqua fernet ciicumegit, atque
mollia ejus.membra robpratafunt; ultimo
tandem cutim ea fuam, loco medio inter bina
illa Cornicula five Tubulos, quorum ope. ad
aquae fuperficiem fufpenfa- eft I disrumpit,
exuit, atque deinde ob corporis, fui levitatem,
tamdiu in aquae fuperficie confidet, donee A-
lae ipfius difpaniàc, Sc aeris vi arefadae fue-
rint: turn demum Culicis induta formam Nympha
avolat, fuas relinquens exuvias in aqua
fluitantes, quae fenfim ibi coniiimuntur.
Hujuice ipeciei Culices, qui ob formidabi-
lem fuum Aculcum , ip Hollandia omnium
notiifiini funt, facile in Marcs Sc Focmellas.di-
ftingeheel
onroerbaar Jyn geworden, als ook in deeß
Popkens plaats heeft. Maar hier van is genoeg in bet
begin gefproken.
In bet Hooft ßet men aan de eene fyde bet Oog a,
dat boven aan een weynig van bet vlies, dat den
Angel bekleet, bedekt is : Het felve is nu in fesboe-
kige en globeufe verdedingen onderfcheyden geworden.
Daar boven fiet men een van de Spiesjes of
Hoornkens geplaatß b ; die in fwarte knoopkens ,
dat foo, veele articulatien fyn, verdeelt wort. Den
Angel c ,die bet oog voor een gedeelte bedekt , loopt
met fyn Jpitze punt tußchen de beenen en vleuge-
len in. De Beenen dddd worden verwonderlyk
omgekrult engeboogen; etl voornamentlyk de agter-
ß e , deweike haar tußchen de Vleugckn verbergen,
daar Jy door heen fchynen, dat ik aan de eene fyde
vertoon ; gelyk ook de eene vleugel met fyn beklee-
tlende vlies felve ee, dat op de doorfchynende zoe-
ten geplaatß is. De Onderbuik verdeelt ßg in agt
Ringen , w.aar op men fommige van de vervelde hayrkens
geplaatß. fiet ff. En op het midden devfelve
vertoont ßg een aardig Rantke g g , dat ik
(ysaurlyk in de Mug-wurm heb kunnen bekennen
en het geen ook naderhant niet heel opmerkelyk in
de Mug is. De Staart, die om laag bangt, is met
een gcarticnleerde Vlotriemken begaaß h , waat
meede dit Popke fig van plaats tot plaats be-
weegt. Boven in bet Hooft fiet men de befthreve
Pypboorntjes i i , waar meede nu het Popke aan de
oppervlakte van het water hangt, endoor refpiretrt,
En wdar door bet te bequamer gemaakt is, ovt tot
een Mug te vervellen. Een fekere couleur is dit
\Dierken niet te gceven; want in het cerfi naa de
verandering is het ■ witagtig, daar naa groenagtig, en
Iten laatßen naa bet donker trekkende.
Näß dat ßg, nu bet Popke etnige dagen heen ende
weer in het water bewjoogen beejt, en fyne wee-
ke leeden fyn geßerkt geworden , Joo fplyt bet ten
laatßen fyn huyt. oopen, tußchen beyden de twe&'
Hoornen of Pypjes , daar bet meede aan de oppervlakte
van het water hangt, en fyn vel vervolgens
afgeßroopt hebbende foo blyft het Joo lang op het water,
door de weynige fwaarte die fyn lighaam heeft,
fitten , tot dat fyne Vleugelen uytgefpannen fyn geworden,
en.door de , lucht opgedroogt: op welke tyt
het in de geßalte van een Mug weg vliegt, lat ende
Jy*t\aJgefiroopte buytken in het water dryven; dat'
daar eyndelyk in verteert.
Deefe foorten van Muggen, die in Hollant de
alderkenbaarße om haar gevreesden angel fyn, die
worden ligtelyk in Mannekens ende Wyfkens onderfcheyr
i
i i m
l i l f i
ftinguuntur. Mnfculum quidem Tabula XXXII. fcbèyden j Jyndehet een Mannekens Mug, die tkop dà
icone prima repraefento y quem ipfum altera,
dein icon microícqpio auéfcum exhibet. Inter Cu*!
ii. licem hunc,ejufque Nympham, aliud nulluml
datar diferimen, nifi quod membra alio modo;
in Nympha, quam in Culice, digefta & col-j
locata fint: unde, quemadmodum in Nympha
Caput, Peótus, Venter 8cck confpici pote*
rant atque èxplicari j ita haec omnia fimiliter
in Culice, at multo accuratius, dignofcere li-j
cet: externa enim cutis Nymphae, quae di- ¡
ftindtiorem .omnium iftarum partium confpe-
étum impediebat, peraóla mutatione depofita
eft.
In Capite Culicis Maris fpeciatim nunc exhibeo
Oeulos I Cornua-, Aculeum, atque duas
infuper alias Partículas, aculeo adftantes, inter
vel fubter quas hie proprie locatus cernitur.
va. Quantum ad Oculos aa\ maximam hi capitis
partemprout in miiltis horumce Inicclorum
fpeciebus obtinet, conftituunt, & fubviridi pi-
élura ornati hexagonum veluti reticulum formant,
cujus omnes divifiones figura globofá af-
bb. furgunt. Juxta Oculos Cornua repraefento bb>,
quae veluti duobus ex globulis, fiavefcentibus,
piílura carnea diftinélis, oriuntur, atque in 12
Artículos, nigros, nodiformes, pilifqueinfuper
filamentorum lini fimilibus fingulatim in am-
bitu ftipatos, eleganter dividuntur. Circa extremum
harumce Antennarum circulus conlpici-
tur, fèx pilis in orbem pofitis conftans, fupra
quem apices demum Antennarum, tenùibus pilis,
minoribus', ftipati, extant. Quantum ad
reliquas duas Partículas,- longas, & incur vas,
rc. adtinet, quas inter ficus cernitur Aculeus cc\
eas equidcm in tres divifas invenio Artículos,pi-
lis circum extrema obfitos, atque fubfufcis prae-
terea plumulis, quae fquamularum in Pifcibus
fpeciem referunt, undequaque veftitos.
Aculeüs itidem pari piélura,Sc plumulis íquad.
mofis fimilibus cxornatur d, at nequáquam in
Artículos interftinguitury quum medio fuo im-
mobilis fit : interim in fine tarnen nonnullas ob-
tiñere divifiones videtur, ibique etiam circum
apicem fuum quinqué pilis utrinque ordinate
ftipatur. Verum, omnibus probe infpeéfcis,
Partícula hadenus defcripta nihil eft, quam j j j
t. gina veri Aculei e, quem ipfum inde tantum-
modo prominentem .hac icone exhibeo. Eft
hie mucrone eoufque acuto inftm&us -, ut
me optimis quidem illis- microfcopiis, quibus
anno 1668. ufusfum,. vel-minimum quidpiam
obtufi
twee en dertigfle Plaat, in de eerße figuur afbeeldci
Het welke ik dan in de tweede figuur in het groot
^om te vertoonen-, Tußchen deefe Mug en Jyn Popken
is anders geen onderfebeyt, als dat de leedemd-
ten anders in het Popken, als in de Mug, gefchikt
ende geplaatß fin s foo dat gelyk men in bet Popken
bet Hooft, de Borß, de Btiik enz. kon bemerken,
cn die ook expliceeren, men dit alles van gelyken
ook in de Mug, maar veel netter, onderfcheyden kam
Want bet uyterlykc vel van bet Popken , dat alle
deefe leeden onderfebey dentlyk te fien belette, is
nu naa de verandering afgeleyt.
In bet Hooft van deefe Mannekens-Mag vert00h
ik nu be fonder de Oogen, de Hoornen ,den Angel,
ennog twee andere Deelkens, die den Angel verge fei*
fchappen, en waar tußen, of onder, defelve fig ey-
gentlyk vertoont. Wat de Oogen belatigt aa , defelve
maaken, als in veele foorten van deefe Dierkens
plaats heeft, bet grootfie gedeelte van bet hooft ,
ßnde groenagtig van teekening , en als een fes-
hoekig netken van gedaante , en waar van alle dé
verdcelingen globeus toeloopen. Neßens de Oogen
vertoon ik de Hoornen bb, deweike als uyt twee ronm
deglobens, die lyfverw'tg van tekening fyn, en naa
het geele trekkende, baar oorfpronk neemen, en in
£2 fwarte knoopsgewy fe Leden cierlyk verdeelt
worden , deweike in baar omtrek met vlasachtig
bayr nog befonderlyk befet fyn. Op bet eynde van
deefe Spiesjes is een kring van fes hayrkens in de
ronte fiaande te fien,waar boven de toppender fpies-
jens met dünne hayrkens befet Jyn% Wat de vordere
twee lange ende kromgebooge Deelkens belangt,
waar onder den Angel fig fien laat c c , defelve be*
vind ik in drie Lcdcn gedeclt te fyn, en op het uy-
terfie met bayr befet , fynde nog daar en boven ge-
heel met b.ruynachtige pluymkens, deweike haar
als de febobbekens op de Vifch vertonen, bekleet.
Van gelyken foo is den angel, die van defelve
teekening is, meede met fchobachtigepluymkens op*
gefchikt d; dan by isin geen Leden verdeelt, alfoo by
in Jyn midden onbeweegelyk is. Hoewel hy nog-
tansop bet eynde eenige onderfebey dingen fchynt te
bebben: alwaar by omirent fyn top met vyf bayr*
kens aan weerfyden ordentelyk befet is. Dan alles
wel befiende, foo is dit Deelke niet anders, als de
Scbeede van den waaragtigen Angel e , die ik daar buy-
ten uytftekende vertoon:. En deweike foo fpits is,dat
de beße van myne vergrootglaafen, die ik in ’/ juar
1668 gebruy.kte, Jaar geen flompheid aan- konden
ontdekken. Welke ftompheid aan de 'aiderfeberpfte
Y Y ¡K 8 (cheer*
I lili1
I l à i ij
l|fi
È ®
IJgJj