dentes, fimulque confiderantes, quam parum de
hifce Animalculis nos docuerint Philofophi, non
fine pudore fateri cogamur, eos naturae horum
Infeótorum penitus ignaros fuiiTe. Quodfi enim
tribus verbis, quod res eft, eftari licet, iàne non-
nifi fola memorato rum Infeétorum nomina in
Philofophorum libris enarrata reperiuntur ; quae
fi demas, praeter fomniantis cerebri figmenta a-
liud fupereft nihil. Quod quidem uti vel iterato
pronunciare non vereor \ ita tamen exceptos
femper velim Induftrium Goedartium, qui Eru-
carum mutatiònes bona fide depinxit, & aliqua-
tenus ex vero defcripfit ; turn & Accuratiifimum
Redi, qui Animantium nulla ex putredine nafci
quam folidiffime evicit, tandemque alios qüof-
dam perpaucos in Anglia Viros circumfpe&io-
res, quos inter D. Johannes Raj us, & Martinas
Lifierus, haud infimum profeéto locum obti-
nent.
Exemplum SECUNDIORDINIS Naturalium
Mutationum 3 qui N ym -
p h a - V e rm i c u l u s mihi audit, in M o r d e l l a propqfitnm.
T A B . XII.
N°. I. Heic nunc fub Mordellae Vermi
culum fifto , prima fua in cute five tunica,
qua conclufus Ovum vocatur, etiamnum dcten-
mm. Horumce Ovorum plura quidem juxta
fc mutuo ea ratione polita, uti in bifido Perlae
Ovario collocata funt, iècundum vitam depióla
heic exhibeo. Ovarium hoc cum Ovario Pifcium,
praefertim vero Halecis, omnino corive-
nit, itidemque e plurimis ieminibus, five Ovis,
conftat, quae tamen oblongae funt figurae ; uti
cx iis patet, quae hinc filine difperfà in eadem
hac icone oftendo. - Ova, hoc in Ovario concluía,
tandem a Mordella in aquam excutiuntur ;
equibus deinde plurimi in conípeótum prodeunt
exigui Vermiculi, fex pedibus inftruóti, qui
plenum incrementi terminum adepti, depofitis
tandem exuviis, totidem Perlae evadunt.
II. Ut vero modum" exhibeam, quo hoc
contingit, ordinis nunc gratia fub tunicamOvi,
&quo Perlae Vermiculus prorepfit, nativa quoque
magnitudine delineatam propono.
III. Tertio dein Vermicülum oftendo, e quo
vi accretionis Mordella naicitur: eum tamen haud
adeo minutum depinxi, ac eft, cum primum
fuo ex Ovo provenite fed paulo majorem , ea-
que forma praeditum, qua tempore aliquo enutritus
ßende, hoc weinig de Wyjgeeren ons van deß Dierkens
gefegt hebben ; Joo moeten- wy met fchaamte
van haar belyden, dat f y 9er geheel onwetend in fin.
Want om in een woord de waarheid te [eggen, ßo
is V , dat we niet als enkele naamen der genoemde
Beeskens in haare boeken opgeßooten vinden ; fynde
meeft al het andere niet als inbeeldingen. Het welke
herfeggende ; fio is dat we nogtans altyt den
ncerfiigen Goedaart, dewelke de veranderingen der
Rupfen getrouwelyk uytgebeelt heeft, ende eenig-
fins naa waarheid befchreeven : als meede den nau-
keurigen Redi, dewelkegeen Dierenuytverrotting
gebooren te werden kragtig heeft beweefen ¡ met
eenige weinige andere omfigtige Heeren Engelfebe t
daar buyten fluyten. Onder de welke de Heer Johannes
Ray us, en Martinus Lifter geenfins de
minfie fyn.
Voorbeelt vati de TWEEDE ORDER
der Natuurelyke Veranderingen, W u r m -
p o p k e n van my genoemt, in een
P u y s í e b y t e r voorgeftelt.
T A F . X II.
N°. I. Alhier vertoon ik mi het Wttrmken vaneen
Perla in fyn ecrfte vel of viles, waar in het een
Ey genoemt wort. Van deefe Eyeren heb ik Vf
verfcheiden by malkanderen uytgebeelt, en dat op
de manier, gelyk als fy in den in twee gefpleeten
Eyerfiok van de Puyßebyter geplaatft f i n , en naahet
leeven fyn afgebeelt geworden. Deefe Eyerfiok komt
met den Eyerfiok in de Vijfcben, als met dat van de
Haring, gebeel over een, en het is meede uyt feer
veele Saaden o f Eyeren beßaande , maar die lang-
werpig van maakfel fyn, gelyk als ik ß hier en
daar verjpreyt fynde kpm te vertoonen. De Eyeren
, die in deefe Eyerßok beflooten f i n , fehiet de
Perla eyndelyk in het water , waar uyt dan feer
vele k leene Wurmkens, met fe s voeten verfien, te
voorfchyn körnen • en uyt defilve volwaffen finde
\ vervellen eyndelyk fio veele Puyfiebyter.
II. Het welk op dat ik nu aanwyfe, hoe bet toe-
gaat, fio vertoon ik Orders halven bet'Vlies van bet
Ey, daar het Wurmke van een Perla uytgekroopen
is , meede leevens grootte.
III. Ten der denJoo vertoon ik h e t Wttrmken,dssr
de Vuyficbyter uyt vergroeyt; dan niet in die klettile,
gelyk het ejjen uyt Jyn Eygekomenis,mattrviat proter,
en op dat fatzoen , als het mt eenigen tyt is gevoet
geworden, ln het Hoofi van bet Jelve verwett tk
(fitüs gaudet. Ejus in capite Oculos comtíion-
ftro, una cum dUobus Corniculis prorainenti-
bus: in pedbore fubtus feni cernuntur pilis hirfu-
t¡ Pedes,quorum in quatuor quilibet divifus eft
artículos , extremufque liiigulorum articulus
binis Unguiculis inftrudtus. Venter in decem
difpefeitur annulos, quorum poftremus apiculis
quibufdamfetaceis, rigidis, extantibus, praedi-
tuseft. Id vero hoc in Vermículo notare juvat,
euminmembris fuis imperfedtura ex Ovo prodi-
l-e; quod & Vermicuüs Tertii Quartiquc muta-
tionum Ordinis proprium eft; uti fuo poftmo-
dum loco indicabitur. Atque haec ratio eit,
quae me movet, ut hoc Animalculum, quouf-
queimperfedta hac fub forma fuo in Ovo adhuc
haerct, Nympham-Vermiculum Oviformem ad-
pellem ; prout fupra latius explicui : quod
ipfirm heic,iterata & ultima vice,ratione fubfe-
quentium Ordinum quoque inculcatum efto,
deinceps haud amplius repetendum.
IV. Porro dictum illum Vermiculum paul-
lo adultiorcm repraeiento} ita ut circa finem
Thoracis,qua hie cum Ventre connedtitur,quatuor
gemmae five folliculi membranofi eleganter
t corpore pullulare, extumefeere, & quafipro-
germinare cernantur ; qui quidem quatuor Folliculi
Alas accrefcentes ea ratione inclufas cohti-
nentatquerecondunt, uti Calyces Plantaruni &
Arborum fuos Flores & Frudtus. Quantumvis
interim eo tempore quis Folliculos hofee difleeet,
haud tamen iniis aliud quidpiamoblèrvabit,quam
aqtteum humorem, five ichorem ; quoniam dèli-
tefeentes Alae fuam nondum firmitatem Sc per-
fedtionem obtinuerunt: quemadmodum etiam
in recens protuberantibus florum frudtuumque
calycibus, praeter humiditatem atque tenax liquidum,
nihil deprehenditur.
V. Dein Animalculum iftud , plenam
luam magnitudiuem adeptum, demonftro, una
cum quatuor fiuisFolliculis, fupra Dorlum Sc ad
Omoplatas confpicuis, in molem debitam exere-
tis: quo tempore Alas in his penitus perfedtas,
at in femet complicaras, reperio; quin omnes
edam Animalculi hujus colores pidturaeque va-
netates per cutem tranfparentes licet obfervare.
Quamobrem, cum'hoc Infe&um Vermicillus fit
ac permanear, Sc nonnulla tamen fuorum mem-
brorum,in modum NymphaeTertii Ordinis, in
turnea habeat incluía, motuque fpoliata; ego id
hac fub periodo omni cum ratione Nympham-
|l.XH. ^ermiculum adpellavi. Quomodo autem hacc
Nympha exuvias ponat, fecunda figura often-
dit.
V I .
de Oogen, met de twee uytfiékehde tíoornkehs; hi
be Borftfiet men van onder en dejes B eenen, waaY
vanydér in vier ieeden verdeelt i s ; finde vorders
het ityterfte lit met twee nagelkens verßen, en dé
beenkens fyn met hayr befit. De Buyk verdeelt
fig in tien ringen, van welke de agterfte met eenige
uytfiekende fiyve borfielige punten verfien is.
Ontrent dit Wurmken is nu aan te merken da t
hét in leedcmaten otivolmaakt fynde uyt fyn Ey te
voorfchyn komt: Het geen ook aan de Wurmkens
van de denle ende viérde Order der veranderingeii
eygen is , als op Jyn plaatsjal aangeWeefen wordeni
En om deefe reedenfioo noem ik dit Dierken, wan-
neer het in deefe onvolkomc geftalte nog in fyn Ey
is , het Ey-gélyk Wurm-Popken , als boven breeder
verklaart is geworden : En hier eens voor al
ook ten aanfien van de volgende Orderen fa l gefegt
blyveni
IV . Vvorigaahde foo vertoon ik het genoemde DieY-
ken nog wat me er aangegroeyt finde: fio datmeii
nu aan de fcheyding van de Borfi, daar defilvi
met de Buyk vereenigt wort, vier vliefige uitbotfi-
leien of knopjes aatdig buyten het lichaam fiet
uytpuylen, opjwèllen, en als ein fpruytje maa-
'• : ' dewelke 'vier Knopjes dè aangrueyende
vleugelen Joo in haar befluyten ende verber-
gen, gelyk als de Kelkén der Planten en Boomen
haare Bloémen ende VfugteU doen. Dan boewel
men deefe Knopjés op deéfe tyt ontleed, fio kan men
niet als een waterige vogtigheid in dejelve gewaar
worden, om dat de befloote Vleugelen haar ftyftä
nog perfeilte niet en hebben : gelyk men ook in dé
eerft uytpuylende knoppen der bloemen ende vrug-
ten, meede niet als vogtigheid ende fiym, in haar6
Knopjes ende Kelken bemerkt.
V j Ten vyfden foo vertobn ik nu bet Dierken vol-
viaffen fynde, als ook f in vier volgroeyde Knopjes
op de rüg, en aan de fchouwerbladen, in haar vol
maakte grootte ; en ß o als ik op die ty t fin e vleugelen,
daar heel volkomen, maar in malkanderen ge-
kreukelt finde, in bevinde t foo dat men ook alle dé.
couleuren en tekeningen van dit Dierken kan door
de huyt fien heen fehynen. Waarom, nademaal dit
Dierke een wurm fynde ¿ ende een Wurm bly vende ¿
en egter eenige fyner leeden, op de manier van een
Popken in de der de Order, in een y lies opg$flootet\
en fonder beweeging heeft, ik het op deeß tyt met
alle reeden een Worm-Popken genoemt hebbe. Hoe
nu ditPopke vervelt, fiet men in de tweede figuur*
K k k VI,