bant apiculi, molles, pilis fimiles. Excrementa
in iis detcgere haud potui. Ipfumque Ani- ¡
malculum, adverfus folem microfcopio confpe-
élum jvidcbatur totum ex minutis veluti arenu-
lis confiare. Poftquam deinde omncs hafce partículas
de loco íuo exemeram, novum denuo mihi
miraculum fèfe offerebat: totum videlicet
Uteri Tubum e cryftallinis itidem lapillis confiare
obfervabam, qui aeque heic numeroii, con-
fertique fupra fé mutuo erant, fimilique ordine
digefli, ac circa Cutem, Marginem complicatum5
Sc Cornicula ante commemoravi. Unde ego
quidem exiftimo, polle Animálculum hoc cru-
ilae Corallinae, quae durum Corallium ambit,
quam aptiffime affimilari : Cutis cnim, quae
Coralliorum ramos inveflit, ejufdem fere eil
fabricae, atque a fubjacente materie Corallina
itidem levi negotio feparari potefl. Quin Sc
Corallii apices fimili mollitie gaudcnt, quos una
cum Crufla etiamnum molles deprehendi, poft-
quam Corallium jam aliquot menfium intervallo
extra aquas haeferat ; quemadmodum in epifto-
lis, de Corallio a me confcriptis, eft videre.
In Cochlea Aquatica vulgari pariter partículas
quafdam rotundas, cryftallinas, hinc inde in
corpore vidi, quas rcor ejufmodi quoque fuiflè
lapídeos arenarum glóbulos. In Inteftino reéto
illius Vermiculi, e quo Mufca Tabanus ex-
crefcitjflmile quid itidem obfervavi ; uti in ejus
hiftoria defcribam atque repraefcntabo.
Quando autem Uterum deinceps ipfum apc-
riebam, magis adhuc attonitus reddebar. In eo
enim Cochleam minorem inveniebam omnibus
numeris abfolutam, quae fuis jam e membranis
proruperat, & Utero exemta moxnatab'at atque
in aqua prorepebat, eandem monftrans indolem
eofdemque mores, ac ipfa major Cochlea ejus
mater. Ita didici, Animálculum hoc vivas parere
Cochleas, Pili vulgaris magnitudine a, do-
muncula praeditas operculoque fàtis duris
Sc porro omnibus fuis partibus abiolutas atque
perfeétas.
^ Domuncula haec b , microfcopio obje&a,
’ fpe&aculum exhibebat, quo aliud elegantius vix
imaginari licet. Quatuor nimirum contorta
erat in fpiras, quarum inferior maxima fenfim
fuos diminuebat flexus, donee in apicem fub-
obtufum defineret, turbinem luforium prope
referens. Praeterea tunica etiam vel Perioftco
erat obduóta, feptemque feriebus pilorum fe-
. | | | taceorum c &c. eleganter admodum Sc ordinate
exomata. Caeterum Sc maculae quaedam
nigrae hinc indeconfpiciebantur,ab intustranfparen
Tab. IX.
fig. ix . a.
kens ais hayrkens. Ditwerpfflen kon ik citar niet in
fien. En het Dierke f i h e , tegens de lugt met een
vergrootglas befien finde , dat Vertoonde fig als of
het t* eenemaal uyt kleené fantkens beftont. Mear
als ik nu alle dee f i deelkens uyt haar plaatsgeno-
men bad, f io f ig ik weer een nieu_ ivonder te
weeten, dat de ganfche Pyp des Lyfsmoeder meede
uyt Cryfiallyne fleenkens beftont, die daar fio xeel
in get al) en f io digt op malkandcren waaren en
ook in fiilken order, als ik outrent de Huyt, het
Jamen geployt Rantken , eù de Hoornkens aangete-
kent heb. Soo dat ik oordeele, dat dit Dierke heel
bequaam met de Koraale korft kan vergelceken worden,
die het harde Coraal omvangt : want de Huyt
die de Coraal takken omvangt, is haaft even alleens
van maakfil, en ook heel ligt van het onderlegoen-
de Coraal a f te fiheyden♦ En Joo week f in ook de
punten van het coraal, die ik met de Korft nog week
heb bevonden, filfs naa dat het eenige maanden uyt
het water was geweeft, als men kan zien in de
brieven van my , ontrent het Coraal gefichreeven.
In degemeene Waterftak^ heb ik^ hier en daar ht het
lichaam meede eenige ronde Cryftallyne deelkens ge-
fien, die ik my nu inbeelde, dat meede diergelyke
fteenige fiant klootkens f in . En in den Endeldarm
van de Wurm, daar de Flieg Tabanus uyt groeyt,
heb ik meede iets diergelykx gefien, als ik aldaar
befchryven en vertoonen fai.
Maar als ik nu de Lyfmoeder felfs opende, fio
ftond ik nog me er ver f i t . Want ik vond daar een
heel volmaakt Slaxken in , dat al uyt fin vliefen
gebroken was, en’tgeen,fio draa ik het daar uyt
genoomen hadde , ging jwemmcn , en in het water
kruypen: en het vertoonde den felven aart en defekt
manieren, als de MoederSlak filv e deed. Dit deed
my fien, dat dit Dierke lev endig e Slakken baarde,
van grootte als eengemeene Ert a , met een redelyk
hart Hoornken, als ook fin Dekfiel, en voorts in al-
le fin e leeden volmaakt en volkomen.
Dit Hoornke b , met een vergrootglas heften finde,
g a f het fray fte gefgt, dat men fig fiou kunnen
imagineeren. Het beftont uyt vier omdrayingen,
finde de onderfte de grootße, die allenxkens infint
bogten verminderden, tot hy in een ftompagtig funt-
ken eyndigde, en haaß als een Jpeel-tol fig vertoonde.
Vorders was het met een vlies o f beenvlies o-
vertrokken, en met Jeven rygen c Sec. van borfei-
achtige haaren, wonder aardig en ordentelyk opge-
fichikt. Voorts fag men hier en daar eenige fiarte
vlaxkens, die van het doorfchynende lichaam qaaatntn
rente corpore produélae. Guttatis porrp lineo-
lis diflinguebatur, aliifque ftriis, Sc crenatis co-
ilulis, filamentofis, quas omnes haud delinea-
bo,ne iconis magnitudo nimium exerefeat. Quin
& fàtis otii ad tot res delineandas mihi haud fup*
petit.
Haec omniaquam certiflime mihi adftruebant,
quod domuncula, five Os lapideum , vera fit
Cochleae cutis; quum ipfb heic in Utero non
fiia fblum tunica, fed 8c pilis fuis jam gaudeat:
Imo Sc citra ullam contradi&ionem hinc doce-
mur, quod omnes hae partes aeque nutriantur 8c
fuilententur,ac mollioresCochleae partes. Qua-
propter etiam granula lapidea, cryftallina , ante
deferipta, in Cochlea juvencula Sc tenella
multo funt minora, quam in adultiore.
Domunculam hanc, una cum fuo Animalen
lo, in Utero undequaque liberam reperio, nec
ejufmodi tunicis, quae Secundinas conftituunt,
involutam. Unde fufpicari quodammodo li-
ceret, utrum forte pars haec,quam Uterum voco»
potius fit Oefophagus, Sc hinc Animalculum
ijftud duntaxat a Cochlea devoratum fuerit. Verum
aliam cum diflecarem Cochleam, duódecim
J1X- ibi inveniebam Ova perfeéta, in Utero haeren-
tia ,fuo lìngula funiculo Umbilicali aa, nonnul-
| H la autem binis etiam funiculis bb, adfixa. Funiculi
prope Ovum nonnihil latiores erant, at,
qua cum Utero conneélebantur, tenui fimiles filamento.
Adhaerefcebant autem in medio fere
Uteri ad exiguam quandam futuram.
Sex Ova priora, quae anterius fita erant, Co-1
chleam quodvis minimam fua cum domuncula
8c alimento continebant, cujus Cochleae cor-
pufculum,extra teftam,in alimenti materieexten-
fum jacebat. Et primum quidem Ovum Co-
chleàmajore, alterum vero, tertium, quartum
8c quintum minore gaudebant. At in Ovo
fexto nonnifi apiculum videbam, cujus Tefta
nondum erat confpicua.
In reliquis fex Ovulis, quae paulo erant minora,
nihil quidquam adhuc dabatur confpicere
quum Sc prae teneritudine tranfparentia , 8c
umcoloria eflènt. Ea autem aperiendo didici
®ulto tenaciorem in iis contineri humorem,
quam quidem in prioribus.
Sex Ova anteriora magnitudine Pifum vulgare
aequabant, Chorioque Sc Amnio erant vellica,
tenerrimis atque tenuiffimis, per quae con-
k«. tentam intus Cochleam c c c , languide feie mo-
Vcntem, licebat confpicere. Amnion caeterum
tQtum memorato repletum erat humore , ut-
P°te vero Cochleae alimento ; intra quod Cochlea
men. En dan was het voorts onderfcheydeH met ftip*
peligeßreepkens en andere Striepkens, en in gekerf de
dradige ribbekens, die ik alle niet wil a f beeiden,
om dat ik de figuur niet al te groot maaken f iu , En
ool^om dat my de tyt ontbreekt om fio veele dingen
te tekenen.
Dit alles beveftigde my ganfehelyk ,dat de Hoorn,
o f het Steen-been, de waaragtige huyt des Slax is t
want het heeft alhier in de Lyfmoeder f i lf s niet al-
leen f in vlies, maar ook fin e hayren. Dat van
ge ly ken onweerfpreekelyk kragtig bewyfl, dat alle
deefi deelen meede gevoet en onderhouden worden,
fio wel als de weehc deelen van de Slak¿ En daar-
om fio fin ook^de befchreeve fteenige, Cryftallyne,
greynkens veel kleender in een Slaxken, dat nog
jonk en teer is , als in een dat ouder is.
Dit Slakken-Huysken met f in Dierken vind ik^ in
de Lyfmoeder t* eenemaal los , en fonder met fine
vliefen omvangen te f in , die de nageboorte maaken.
Dat eenige vermoeden fiu kunnen geeven, o f dit
deel, dat ik dc- Lyfmoeder noern, niet wel de Slok*
darin f iu kunnen weefin, en o f dit Dierke daar niet
van ingeftokt was. Maar een anderen Slak geopent heb-
bende, fio vond ik daar in TwaalJ volkomen Eyeren,
die in de Lyfmoeder lagen, finde y der daar van vaft
aan een Navelftrcng na, en eenige met twee ftrengen
b b . Die wat breeder waren by het Ey, en als een
fyn draatke, daar f i met de Lyfmoeder geconne-
ileert wierden. En haaft aan het midden van de
Lyfmoeder ivaaren f i aan een kleen naatken vaft.
De eerfte Ses Eyeren, die voor aan laagen, had-
dqv ieder een Slaxken met f in hoornken, en voetfel,
in haar , waar van het lichaam van het Slaxken
buy ten de fichaal in het voetfel uytgeftrekt la g h e t
eerjle Ey hadt het grootfte Slaxken. ' Het tweede
der de, vierde, en vyfde Ey hadt een kleender Slax-
ken: en in het fes de f ig ik maar een puntken, daar
de fichaal nog niet figtbaar was.
In de andere Ses Eyeren, die wat kleender waa-
ren, was nog niets te fien, om haar doorlugtige teer-
heid, en eenparigheid van couleur. En als ik die
eyeren opende, f io bevond ik , dat ß een veel toy er
vogtigheid, als de eerfte, in fig beflooten.
De voorfte Ses eyeren ivaaren van grootte als een
gerne ene Ert: en hetbuitenfte en binnen fl e vlies der
nageboorte, dat haar bekleede, was feer teder en dun,
en men kan daar het Slaxken c c c fig flaauwelyk
door heenfien beweegen. Voorts was het binnenfteVlies
geheel vervult met de gefeyde vogtigheid, dat het
waaragtige voetfil van het Slaxken was, en waar
X x Z binnen