contigit, quod foetus illi fefe commoverint, &
humorem fubtilioribus terrae particulis miftum
fuxerint.
Saepius juvenculos hofce Vermes, remotis
FormicisOperariis, enutrire adlaboravi : at nun-
quam id mihi fucccffit. Imo vel ipfas horum
Vcrmiculorum Nympbas, quas Formicae iti-
dem quotidie ex alio in alium locum transferunt,
ne quidem abfque Formicarum Operariarum au-
xilio potui cxcludere. Saccharum, uvas paf-
fas, poma, pyra, & ejufmodi arborum plan-
tarumquefruóus, alimenti loco, ipfis fubmini-
ftravi. Nunquam tamen vidi, quod artificio-
fosillos nidos conftruxerint, quorum Authores
faciunt mentionem: unde de aba quadam For-
micarum fpecic id intelligendum cfle videtur-
Quin vel in ipfis illis locis, quos fua fpon-
te incolcbant, haud unquam deprehendi ul-
lum artis opus ab hujufce ipeciei Formicis fa-
brefeétum ; nifi latiores quofdam meatus atque
finuofas vias, tranfportandis foetibus ipfarum
accommodatas. Animadverti etiam, quod So-
lis motum fequantur, Sc pro circuitu, quern
is abfolvit, fuam prolem tranfponant : id au-
tem eo tempore mihi videre contigit, cum in
campis intra aggcratae terrae tumulos nidifi-
carent: ibi enim foetus fuos Temper illa ad loca
transfercbant, in quibus tellus radiis folari-
bus calefcebat. Neque etiam unquam ob-
fcrvavi, quod cibaria quaedam in hyemem fibi
comparent: unde cenfeo, ipfas, quoufque ve-
hementiflima eft hyems,nihil comedcrejquem-
admodum multis Infeétis, 8c Apum quoque
nonnullis fpecicbus, familiare eft,quae tempore
brumali ab omni penitus cibo abftinent.
De aliis quibufdam F o rm i c a r u m fpe-
ciebus, quartini quaedam, uti Bom-
bycesyfila dticmt.
PRaeter ha&enus defcriptam Formicarum
fpeciem quinque adhuc alias vidi fpecies,
quarum nonnullas adfervo. Prima quidem fpecies
permagna erat , ex Promontorio Bonae
Fie xvi1' tranfmiiTa, quam in fig. xvi. fecundum
vitam depinxi : ejus ibi Caput, Oculi, Cornua,
Dentes,Peéfcus, Pedes Sc Abdomen, juxta ac
naturaliter fefe habent, confpiciuntur : coloris
erat faturate fpadicei. Utrum vero Opcraria
haec fuerit, an Foemella, difcernere baud potui
: at quoniam alis deftituebatur, iàtis mihi
certo inde conftat, quod nec Mas fuerit. In-
dolem atque naturam hujufce Formicarum
fpeciei itidem ignoro.
Alvogtigheii
mèt de fubtile deeleh der aardé gcmtn*
geltfynde op fuygen.
Dikmaals heb ik ook onderflaan , om deefe jonge
Wurmen Jonder Wcrk-Micrcn op te queeken , maar
dot is my noit gelukt : dat foo verve gonk , dat ik
felfs haare Popkcns, die fy dagelykx meede verdraa-
gen, ook van gelyken fender, de Werk-Mieren niet
heb kunnen uytbroeden. Haar voetfel by my was
fuyker, rajynen, appelen, pceren, ende diergelyke
vrugten, die de planten en boomen voertbrengen.
Maar noit heb ikgcfien, dat fy die künftige nefien
maakten, waar van de Autheuren gewaagen ; dat
dan andere foorten van Mieren moeten fyn. Selfs
heb ik in dit foort noit iets gefien , dat door haar
uitvinding van haar gemaakt was, felfs ter pluat-
z e , daarik fe natuurlyk vond : als allcen eenige
ruymer gangen ende kromme pajfagien , om baare
jongen daar door tc verplaatfen.. Ik heb ook gemerkt%
dat fe den loop der Son volgden , en haare jongen naa
de cirkel, die hy tnaakt, verdroegen : dat ik op
die tyt fag, als fy op het velt in eenige opgewurpe
i aarde neßelden , op welke tyt dat fe altyt haare
jongen droegen, ter plaatfe daar de aarde van de
fonne ßraalen vcrwarmt wiert. Noit heb ik ook
gefien, dat fe eenige voorraad tegens de ivinter op
deeden, dat my ook doet oordeelen, dat Je de koutfle
winter dagen fonder eeten overbrengen, gelyk veele
lnjeden doen, en ook verjcheyde Joorten van Byen,
die des winters f eenem aal niet en eeten.
Van eenige andere foorten van Mieren,
waar van eenige lpinnen, gelyk de
Syde-Wurmen.
BEhalven de befchreeve Mieren heb ik ’er nog
v y f foorten, waar van dat ik ’er eenige be-
waär; de eerfie foorte derfelve was feer greot, en
van de Kaap degoede Hoop gefondengelyk ik hem in de
feftiende figuur na ket leeven ajbeeide. Wa a r in men
fynHooft, Oogen, Hoornen, Tan den, Borßy Bee-
nen ende Buyk , heel natuurelyk vertoont fiet; Jyn
couleur was donker caßanie bruyn. O f dit bet
Werk-Mierke, o f het Wyfke was, dat kon ik niet
onderfcheyden, en alfoo het fonder vleugelen was ,
foo blykt my daar genoegfaam uyt, dat dit ook het
Manneke niet kon geweefi hebben. Wat aarten na
tmr deefe Mieren hebben weet ik niet.
De
Altera Formicarum, qiias in Hollandia vidi,
fpecies coloris erat helvi, talifque magni-
tudinis Sc formae, qua in icone x iv , expri"
mitur: neque tarnen Sc de hac nunc determinare
valeo, an Operaría fuerit an Foemella.
Hontfelardici haec fpecies mihi occurrit, ubi
in lignea pelvi Ovula ejus, Vermículos, Ny m-
phas, Formicas Operarías, Foemellas, Sc Mares,
ingenti numero, omnia inter fe atque hu*
mo commifta conípexi, qúae ibi loci repofita
erant,ut-Avibus quibufdam loco pabuli infer-
virent. Mares magnitudine paullum fuperabant
Formicam a me in icone expreflàm, quatuor-
que alis membranacei« pollebant. Verum id
praeprimis heic notatu dignum erat , quod
XNlymphae harum Formicarum omnes theca in-
cluíae. fuerínt j quas cum Formicae Operariae
folliate cuftodirent, fuofque inter dentes hue íl-
Juc deferrent, fpe£fcaculum nafcebatur quam
jucundiífimum : Formicae enim hae íarcinam ¡
ferebant fernet iplis multo vaftiorem. Atque
íic prima vice expertus fum, quod Formicarum
Vermiculi aeque , ac Bombyces , Folliculum
contexant, quo conclufi intus in Nymphas
mutantur. Tela haec oblongo-ovatae erat figu-
rae, Se tenuiífimis atque fubtiliífimis ftaminibus
circum corpus contexta, colore praedita ferrugineo
¿ quam cum aperirem, reconditam intus
Nympham reperiebam. Nonnullas etiam hu-
jufmodi obtextas Nymphas Amftelaedamum penes
me detuli, quae poft elapfos aliquot dies
morfu prorumpebantefolliculis fuis,Sc qualdam
Formicas Mares in lucem proferebant : id, quod
18v0 Julii contigit, Thecam talem illibatam,
nativa magnitudine, in figura duodecima, fe-
ftione vero adapertam in fig. decima tertia reprae-
fento.
Tertia, quam vidi, Formicarum fpecies mi*
nornonnihil erat, quam Formica vulgaris Hoi-
landica, ftamina non ducens, cujus prolixam
hiftoriam paullo ante exhibui. Corpore ea
gaudebat multo magis nigricante Sc fplendente,
quam ulla ex aliis ipeciebus. Super iàlicibus
nonnullis hafce Formicas offendi currentes, ibi_
que habitare videbantur : verum Mares earum
confpicere ha£tenus mihi non licuit,
bpecies quarta iterum paullo minor erat, ve-
rum craffiore tamen Sc magis rufiulo corpore :
ncque hujus Mafculos unquam offendi. Species
quinta nonnihil graciliore,at fimul etiamparum
longiore gaudebat corpore, quam quarta; hu-
julque Mares etiam vidi quatuoralis inftru£bos.
Sexta, quam oculis ufurpavi, fpccics mirae erat
De tweede fo r t der Mieren, die ik hier in Hol*
lant gefien heb ,was vangrootte ende figuur , als ik
hem in de veertiende af beelding vertoon, fynde vaal
van couleur. Dan fonder dat ik tegenswoordig ftg*
gen kan, ofdit het Wyfke aj het Werk-Mierke was»
Ik heb deefe teHontfelaarsdyk gefien ,daar fe in een
groote menigte in een boute bak fionden, en alwaar
ik haare Eyeren , Wurmen, Popkens ,Werk*Mier+
kens, Wyfkens ende Mannekens , alle te famen onde
r een, en met aarde vermengelt, fag als fyndè
daar geplaatfi om eenige vogelen té voedeni D i
Mannekens waaren een weynig grooter als het
M'terke in myn af beelding vertoont, en met vier
vließge vleugelen verciert. Maar dàt feer aan*
merkelyk was, alle de Popkens de e/er Mieren waaren
in een kas befiooten, dewelke men ß g dat van
de Werk-Mieren ßrgvuldig bewaart, en tuffeben
haare tanden gedraagén wierden , dat vermakelyk tt
fien was, alfoo fy een laß droegen , die veel grooter
was als fy fèlvé waaren. Soo dat dit de eerß*
maalwas, dat ik^ondervond, dat de Wurmen det
Mieren, even als de Syde-wurmen , ook als een
Kasje o f Vliesken fpontien, daar fy baar in befiooten,
en daar binnen in Popkens verändernden. Dit
fpinfel was langwerpig ovaal van figuur, en heel
dun en fyn 6m het Uchaam gefponnef , de couleur
vsas yfervérwig: en als het opende , foo vond ik
daar een Popken in verborgen. Ik nam eenige defir
omfponne Popkens met my naa Amfierdam, daar ik
fag dat Je naa eenige dagen haar doorbeeten , en
fommige Mannekens-Mieren uyt te voorfcbyn qua*
ment ßnde dit op den 18* Julii. Dit Kasje vertoon
ik ongefchonden en in jfyne naturelyke grootte #
in de twalefde figuur i en in de dertiende a f beelding
vertoon ik hem open gefneedeni
D9 derde foort van Mieren , die ik gefien heb ,
waaren wat kleender als de gemeene Hollantfche
Mieren, die niet en fpinnen, en welkere hiflorie ik
terßont in het lang befchreven beb. Deefe waren
veel Jwarter ende ook me er glanfig van Uchaam, als
eenige van de andere foorten, I f vond f e loopen op
eenige willige boomen, daar het fcheen dat fy haar
woning in hadden: maar haare Mannekens heb ik
tot nog toe niet gefien,
Het vierde Joort was nog een weynig kleender
maar gefeiter ende roffeber van Uchaam, waar van
ik meede de Mannekens niet aangetroffen beb. Het
vyf de foort was wat fmalder , en ook een weynig
langer van Uchaam als het vierde j en fy waaren
vttn couleur als het derde foort. Hier van heb ik
de Mannekens gefien, die vier vleugelen haddent
F f f f m