chlcarum vix multum difterunt- Ut ab Oic
ordiar, notandum eft, omnes heic Faucium St
Palati partes iànguinei atque purpurafcentis effe
Tob IX c°l°ris. me(lio |1||| Lingua cernitur collo-
Hg.xx.b. cata b, fingulari quodam cavo inclufa, quae tota
om dat fe niet heel merkelyk_ van dìe in de andere
Slakken fyn verfeheelen. Om van de Mont te he•
ginnen, foo moet men weeten , dat de deelen van
Jyn Jwelgkeel en verhemelte alle bloetroot en purper-
agtig gecouleurt Jyn. In bet midden van de Mont
fiet men de Tong geplaatß h , die in een befondere hol-
ligheid opgeflooten wort, enbeel buyten bet liebaatn
fchynt te kunnen bewoogen worden. Defelve ver-
fcbeelt niet veel in baar maakfel en couleur, van die
ik in de Spaanfche Zeekatgetoont en befchreeven heb-
be. Maar fy verfehilt van defelve Jeer merkelyk,
in dat fe voci twee duymen by naa lang is, ivaar
by dat Je als een Slang, die fig heel in ecngemn-
den beejt, feer cierelyk in een fpirale bogt baar
.vertoonti, waar me e de datje binnen in het lichaam geplaatß
videtur extra Corpus protendi pofle. Difcrc-
pat ea haud multum, ratione fabricae atque coloi is,
a Lingua, quam in Sepia dcpinxi atque deicripfi.
verumtamcn eo ab hac quam maxime diftat,
quod binos propemodum pollices longa fit, fi-
mulque, Serpentis inftar arde convolutae, in
flcxus fpirales venufte gyrata i , intus in corporc
fie collocetur; ut etiam una cum Gula fubtcr
Cerebrum tranfeat. Cerebrum, retro Oris St
Palati partes, fupra Linguam St Gulam fitum,
hiice mox dcicnptis partibus locotrochleae, per
quam eaé tranfmittuntur, infervit. Pars ilia Linguae,
quae intra corpus haeret, caitilagineae
eft naturae, atque tamartificiofc 8t concinne fa-
brefada \ ut ad eandem delineandam ne decem
quidem dierum fpatium mihi fufficeret : quam
ob rationem nativa tantum magnitudine earn de-
pidam exhibeo. In extremo pofteriorc Lingua
mollioris eft texturae, atque ibidem in cavo fuo
albam rccondit materiem , quae contra, ac in
parte fuperiore obtinet,tota evanefcit exficcan-
do, ficubi aeri exponitur. Quisnam vero ufus
fit hujus Linguae, majore demum experimcn-
torum numero inveftiganti conftabit.
Juxta Linguam bini utrinque confpiciuntur
Dudus Salivales, qui exGlandulis albicantibus
atque ramofis orti ad fauces tendunt. Retro
fuper Oris Se Palati partibus,proxime fub Gula,
binae praeterea particulae glandulofae, albac, in
confpedum veniunt,quarum ufum ignoro. Sub
his utrinque cernuntur Nervi, e Cercbro pro-
deuntes, quos inter Optici praeprimis notabiles
funt. Oculi, quorum fundioni illi Nervi in-
fcrviunt, tribus ejufmodi gaudent Humoribus,
quales in aliis Cochleis ante prolixe defcripfi :
id folum heic datur diferiminis, quod Oculus
ibi loci, ubi cuti infidet, exiguo quodam cuculo
albo ambiatura quem quidem aliis in Cochleis
haud obfervavi.
Ventriculus fimiliter,uti in Cochlea hortenfi,
cft comparatus • qui mox ac in gracile fernet at.
tenuavit Inteftinulum, deinceps ita attenuatus
fecundum Teftac gyros progreditur , atque
fpiralibus fuis Se pyramidalibus anfradibus
Hepar concludit, quod fubflavo eft colore,
nonnihil ad Mofchi colorem accedente. Conftat
wort gaan de te ge ly k met de keel onder deHer-
\ Jenen been: welke her Jenen, agter de deelen des Monts
en het Verhemelte ,boven op defelve geplaatß fynde,
deefe befebreeve deelen gelyk als een catrol dienen,
om haar door te lauten pafferen. Het deel der 1 ong,
dat binnen in het lichaam leyt, is van een krank-
keenige natuur, dat Joo künftig en Joo cierelyk ge-
maakt is, dat ik het in geen tien dagen fon kamen
uyttekenen : dat de reeden is , waarom ik bet alleen
levens grootte vertoon. Agter op het uiterfte is de
Tong van eenfajter conßrtiBie, en fy beßuyt aldaar
in haar holligheid een witte Jubßantie, die contrarie,
als bet bovenfte deel doet, beel w.eg droogt,als
Jy in de lugt geleyt wort. Wat gebruyk nu deefe
Tono- beeft, dat moefl door een menigvuldiger erva-
r enti eid onderjogt worden.
Ne Jens de Tong fiet men aan weerßde me
Spcckfelvatcn, die uit witte takagtige klieren baar
oorfpronk, neemen ,en na de Jwelgkeel gaan. Agter op
de deelen des monts en het verhemelte fiet men effen
onder de keel nog twee witte klieragtige deelen,
wiens gebruyk ik niet weet. Hier onder fiet men aan
weerjyden de Sennen, die uyt de Her Jenen gaan,waar
onder de gefigtfenuen de aanmerkelykße fyn. De Oo-
gen, tot welkers gefigt f dienen, hebben drie voch-
ten, gelyk in de andere Slakken omßandig befebree-
j ven is. ~ Alleen is daar nog dit onderfcheyt, dat
hetOog, ter plaatze daar bet op de huyt ßaat, als
een wit cirkelken om fig heejt-, dat ik in de andere
niet gefien bebbe.
De Maag komt overeen met die in de Tutti-
Slak, foo draa Jy haar in een dun darmken vernauvit
beeft, foo volgt dat darmke de drayingen van de
Hoorn,en het befiuyt in Jyne gefiingerde en pyramidale
bogt ende Leever, die van een geelagtige couleur-
ts , een weynig naa de muscus-verw trekkende.
Sy beßaan uyt reedelyk kennelyke endegroote klierketit
(lat autem Hepar Glandulis iàtis grandibus Se
confpieuis j quae arbufeulae in modum inter fe
communicare mihi videbantur. Inteftinum il-
lud, poftquam per Hepar tranfiit, totumque
gyrorum Teftae circuitum emenfum eft, Inteftinum
dein Redum conftituit,in quo exeremen-
ta vidi in globulos quadranguläres diftinda.
Cor una cum Auricula fua maximam partem
finiftro in latere fitum erat. Vaia lànguinea
omnia albicante gaudebant telae Aranei colore ;
quo quidem infigne vifeeribus hujüs Animalculi
accedebat ornamentum. Nec facculum Galca-
rium, i l i eum, qui Glutini continendo fervit,
nequè Se Particulam cateniformem confpicere
mihi licuit. Quin plurimac partium Genitalium
vix accurate dignofei poterant ; fiquidem anno
vergente, Septcmbris nimirum qomo die , in
prima harum Cochlearum lpecie hanc Anatomen
inftituerim. Oblonga nihilominus Parti-
cula purpurifera, elegantis admodum texturae»
quam diftindiffìme confpiciebatur, una cum a-
lns infuper nonnullis vifeeribus, quae tamen
omniapraeteribo, alio potiustempore, fiquidem
fieri poterit, hancce fedionem de novo fuiceptu-
rus : nunc enim aliis plurimis occupatus nego-
tiis huic operi vacare nequeo.
Turbo Aquaticus, minutus.
In locis, quibus Cochlea mirabilis repef itur, ple-
rumque Se minuti quidam Turbines ^occurrunt,
qui Se fabrica Se indole cum Cochlea vivipara peni-
tus videntur convenire, nec diferepant ab hac,
nifi quod domuncula gaudeant paulo longius
exporreda. Majores nondum in veni. Quo-
mam autem hoc tempore vivos non poffideo
hinc nec Animalculi ipfius iconem cxhibere pofilimi.
Velim igitur Ledor benevolus in fola
domunculae figura heic acquieicat.
Cochlea Marmorea, Umbilicalis figurae. !
Exigua haec, marmoris in modum variegata,
Cochlea dulcium aquarum fluenta Hollandiae
incolit, filiculis ibi adhacreiccns : qua quidem
j mione in Vechta, Ultrajedo Amftelaedamum
! tendente, eam reperi. Frequenter etiam circa
co&os lateres aedium, quarum rudera in aquam
I prociderunt, invenitur. Anterius , qua domun-
P fpiram coit a, Umbilici ea formam referti
I ^ aonec ovato inde flexu circumvoluta deinceps
• htius expandatur b. Colore eft ex viridi flavo,
quem
kens, die met malkanderen booms-gewys, Joo bet
tocfcheen, communiceerdcn. Deefe dann de Leever
door gepaffeert Jynde, en den tour van den dray
van bet Hoornken gedaan hehlende, die maakt ver-
volgens den Endeldarm, waar in ik de vuyligbeden
in vierboektge bolletjes verdeelt Jag*
Het Hert met fyn 0orken lag mecß in de linker
ßde. De Bloedvaaten waren alle van een witte fpinrag
couleur, dat een groot cieraat aan de ingewunden
van dit Dierken gaf. Het Kalkbeursken ,nog het
Lymbeursken fag ik niet, gelyk ook bet ketting-ge-
wyfe Deelken. En Jelfs waaren de meefie Teellee-
■den niet heel kennelyk, alfoo het in het afgaan van
bet jaar, en den go. September was, dat ik deefe
Seffie in de eerße foort van deefe Slaxkens inßitueer-
de. Daar was egter heel figtbaar een langwerpig
Purperdeelke, dat heel elegant von conßruttie wass
en ook eenige andere ingewanden , die ik alle Jal
verbey gaan , om is bet my mogelyk deefe ontlee•
ding eens op een ander tyt te bervatten, dat ik nu
niet doen en kan, van wegens myne menigvul-
dige occupatien.
KkeneWater-Slakmet een Wer vel Hooin.
Ter plaatfe daar men de wonderlyke Slak vint ¡
daar fiet men gemeenelyk ook eenige kleene Wervels
a, die in maakfel, en van aart, ? eenem aal, met de
gefeyde levenbarende Slak fchynen over een te körnen;
alleen verfcheelen Jy hier in, dat baar Hoorn-
ke wat langer uytgerckt is. Grooter heb ik haar
nog niet gevonden. En alfoo ik fe tegenswoor-
dig in het leeven niet heb, foo kan ik de figuur van
het Beesken felve niet geeven. Waarom de Lefer
fig met de afbeelding van bet Hoornken fa i moeten
vergenoegen.
Een gemarmelde Navel*Slak.
Dit volgende gemarmert Slaxken vint men in de
Joete Revieren van Hollant, daar ß aan de key-
fteenkens fitteti, gelyk ik haar op die wys in de
Veght, die van Uytreght naa Amßerdam loopt, gevonden
heb. Ook vint men fe dikmaals aan de ge-
bakke fieenen der buy fen,wanneer die met baar puyn
in ’£ water vallen. Van vooren, daar de dray
van bet Hoornken is a , beeft bet de figuur van
van de Navel, tot bet ovaals-gewys fig om-
drayende fig breeder, uytßrekt b. Voor con-
A a a leur