a. Tab.
XVI.
J O 4° A N N I S S W A M M E R D A M M I I
fuccedentc inNympham,novisquibufdam mem-
brisconfpicuam, mutationej antequam ad plc-
nam aetatem perveniant, Sc gencrationi apca red-
dantur: eadem ratione Sc pofteriora nonnulhs
vicibus fuam áeponunt cuticulam ; donee ultima
demum exuta, fub qua Nymphae formam
acquirunt, novifque artubus inil ruòta funia, ad
perfeótam limiliter aetatem pertingant j qua tandem
obtentadeinceps ncc priora, nec poilcnoia
Infcóta unquam amplius exuvias deponunt, aut
accrefcunt, led omnibus quaii viribus negotio
generationis ineumbere, hocqüe fuñóla , tan-
qtiam aólis laeta laboribus, pacate quoque ani-
marn efflare videntur : nifi ita a.Natura conftitu-
tum fit, ut iuos ipfa enutrire partus tcneantur,
atque hanc ob .rationem neceflario aliquantum
diutius fupcreile debeant. Et lane ejufmodi reten
onder dom komt, ende bequaatn tot teilen werd,
wog" verfobeide maalen moet vervellen, fonder dat bet
egter in een Popken, geen Wenige nieuwe leeden
vertoont, komt te veränderen: Soo van gelyken komt
bet tweede Dierke meede verfcbßidemaul nog ßn.
buyt te verlauten, iot dat bet eyndelyk de aldcrlaatfie
aßeggende, waar in wy bet de geßalte van een
Bruytkenfien aanneemen,en met nieuwe leden opge.
fihikt te fyn , meede tot een bequaamen ouderdoui
komt: ivaar in nog bet eerße Dierke, nogte ook bet
tiveede , dan ooit meerder koonten te vcrvcllen, ofic
aan te groeien, maar als met alle kragt de voorteel'ing
febynen te bebertigen; deivelke bereikt bebbende
Jy als gerufl den geeß febynen tegeeven, tenjy mgtans,
dat fe gebouden fy n , haar jongett felve op te
voeden, om welke redenen fy nootfakelyk wat langer
moeten leeven. Wordende nog daarenbooven foodani-
penuntur£ m INlaijtHurSa iriefie uÜm SInBicCi Sta , SquIaSev viivx nquuna- &g<? Dierkens in den aart der dingengeyonden 1 deweU
1d rihorio amp.l•i us a.b emení-o f^u ae m...u. tationis So c- ke, naa haare veranderm g ende voorteeling , geen
generationis ftadioinvitafuperfunt: utadcoex-
tremarum naturae virium jaólura hoc in opere
fieri videatur, vitaeque principium in uno Animálculo
finem yitae in altero producat. Idem
igitur hac in aólione ufu venit, quod in ponde-
rum horologiis appenforum motu, quorum al-
terum defcendens alterius adfcenfum necelforio
efficit. Verum de his fuo loco prolixius.
Ut autem noftras'circa Ovum obicrvationes
paulo prolixius ( quoufque hcic loci opportu-
nurti eft ) exponamus, jiivat addere , quod ob-
fervemus, tarn Infcótorum illa, quae immediate
five perfeóla fuo ex ovo prodeunt, quam quae
fub Vermiculi forma inde prorepunt, in eodem
1110 ovo quam proxime fimiliter difpofita, Sc
abfqueullo penes fe pabulo collocata eífe ; quem-
admodum Vermes Sc Erucas, Nymphae formam
indutas, hoc fub habitu,ne minimo quidem
nutrimenti penuinftruólas delitefcere atque com-
pofitasefie animadvertimus. Id vero, ubi adquar-
tum mutationum Ordinem pervenerimus, eia-
rius innoteícet.
Porro uri memorati Vermiculi 8c Erucae,
Nymphae formam alfecuti, inítar aquae fluidi
funt, membrifque fiiperflua humiditate diftentis
tument ; ut ideo , licet vivant Sc fentiant, mo-
turn tamen exercere haud poifint : ita Sc noftra
ilia Animalcula fuo in ovo comparata, pariter-
que inftar aquae fluida, motuique vel minimo
imparia efle deprehendimus. Unde qucmadmo-
dum Infeóla ex memoratis Nymphis, feu potius
Infecta ipià, fub forma Nympharum latitantia,
hand in confpectum prodeunt, priufquam nimii
1111 humores dilfipati fint, ipforumque artus fat
I acuuren
bet leeven behouden; foo dat bet fchynt,
dat de uyterfie kragt van de natuur daar in verfpilt
iverts ende dat bet beginfel van leeven in bet eene
Dierken veroorfaakt bet eynde in bet andere. Seby-
nende deeje bandeling te weefen, als de beweeging
van *t loot in een aunverk, ivaar van bet eene daa-
lende bet andere nootfaakelyk ryfende maakt. Dan
hier van te fyner tyd breeder.
Maar op dat we onfejondervindingen van bet Ey
ivat naader (jvoor foo ver bet hier te pas komt) moo-
gen voorfiellen, foo is V dat ive bevinden, dat foo
ivel die Dierkens, deivelke onmiddelyk ofte volmaakt
uyt baar Ey koomen; als defolve, deivelke in geßalte
van een Wumnken daar uytkruypen , ten naaßen by
in dat felve Ey foodaanig gefchikt *enfonder bet al-
derminße voetfol by baar te bebben , geplaatß fyn;
als ive de Wurmen ende de Rupfon , deivelke de ge-
fialte van een Popken aangenoomen bebben, in de ge“
noemde geßalte fonder bet geringfie voetfol meede by
baar te bebben, gevoegt ende gefchikt te ß n vernee-
men. Als klaarder blyken fa l, ivanneer ivy tot onfe
vierde Order van veranderingen füllen koomen.
Vorderegelyk de aangeroerde Wurmkens ende Rupfen,
in geßalte van Popkens fynde, vloeibaar als water
ß n , ende haare leedekens met overtollige vogtig-
heeden opgeßvollen bebben, foo datfe baar, hoewelfe
voelen ende leeven , daar door egter met beiveegen
kunnen. Soo bevinden ivy ook, deefe onfegenoemde
Dierkens in haar Ey defolve hoedaanigheeden te hebm
ben, ende meede foo vloeibaar als ivaater, ende feon-
der de minße beiveeging, te ß n . Soo dat gelyk de
Dierkens uyt degenoemde Popkens, ofte de Beeskens
felve in de geßalte van Popkens, niep te voorfchyn
koomen ,vaor al eer die vogtigheeden uytgedamptßn,
ende.
acquifiverint roboris ad exteriorem pelliculam
perrumpendam : ita fimiliter Animalcula illa,
quae perfeóla vel imperfeóta ovo excluduntur,
haud prius fuàilla ova aut tunicas relinquunt,
quam humores^ fuperflui abaóti, Se invalida
eorum membra fufficiens robur naófca fuerint,,
atque firmiora evaferint, ut extimam pelliculam,
qua tanquam putamine involuta funt, perrum-
pere, degluptamque, eflraótam, aut perforatam,
tandem relinquere poflìnt.
Quodfi haótenus propofita, quae magni iàne
momenti funt,8c conièótariis perquam foecunda,
attentiusperpendamus, id lane ut ftatuamusin-
ducimur, quod ova haec, utpote inquibus Animalcula,
tanquam fub Nympharum habitu, abf-
que pabulo, delitefcunt, Se quae ipfa ova pro-
pterea laepius Animalculi inde prodituri formam
prae fe ferunt, haudquaquam ova, ièd potius
Nymphae oviformes vocari mereantur. Quare
equidem haud incongrue prius Infeótum, fuo
etiamnum in ovo haerens Nympha-Animai O-
viforme, diitinótionis gratia, appellati pofle vi-
detur ; alterum vero Inièótum Nympha-Ver-
miculus Oviformis. Quin Se ita diótum ovum
feu potius tunica, qua involuta funt, ma-
jore cum ratione iplòrum cutis videtur polle ap-
pellari, quam putamen vel ovum, in quo demum
generari aut formari debeant. Prout has iplàs de
cute adnotationes in antecedentibus quoque, ubi
de exutis Se dereliótis Nympharum Se Chryfalli-
dura exuviis aótum e li, aliqua ex parte attigi-
mus.
Quum igitur regulas quafdam atque Ordines
mutationum, quibus omnes Inièótorum nobis
notorum mutationes comprehenduntur, propo-
nere animus fit j hinc primo quidem oculos defi-
gemus in illorum mutationem Infeólorum, quae
immediate,ut ajunt,ex ovo inlucem prodeunt, 8c
quae in ipfo matris fuae ventre fuajam mutatione
velmembrorum accretione funóta funt :dum fei-
licet jugiter increfcendo ex partibus quidem haud
conipicuis, led nihilominus tamen,ut vocant, eflen-
tialibus, in perfeólum animalculum five pullum
evaferunt, aliam interim nullam extrinfecus palla
mutationem, quam lòlam memoratam evaporatio-
nemjneque Se pollmodum alteri mutationi,five
accretioni in Nympham,quae pariter fola perfici-
tur evaporatione, obnoxia futura. Atque hunc
quidem, ut primum, fimpliciffimum, Se nudillì-
mum mutationis modum nunc proponemus : inde
fènfim progrefluri ad obfcuriores, magis com-
pofitos, diflìcilius intelligendos, imo tam intriende
haare leedekens, om haar uyterße vlies te kun»
nen breeken ; genoegfaam geßerkt. Soo van gelyken
verlauten deefe Dierkens, die volmaakt ofte ook
onvolmaakt uyt haar Ey te voorfchyn koomen, niet
eer de genoemde eyeren ofte vliefont voor al eer haar
overtollige vogtigheeden meede verteert ß n , ende
haare fivakke leedekens genoegfaam geßerkt, ende
vafler geworden; om alfoo haar uyterße vlies, dat
als een fchaule haar omvangt , meede te breeken,
ende bet felve afgeßroopt, gebrooken, ofte doorboort
bebbende, eyndelyk te verlaaten.
Dit voorgeßelde, als van feer groot geivigt ende
gevolg ßn d e , ivel ovemvoogen bebbende: foo oot-
deelenivy, dat deefe Eyeren, naademaal de Dierkens,
als in geßalte van Popkens, ende fonder voet-
fei, daar in fyn; ende ivaarom fe ook veelmaal de
gedaante van het Dierken, datter uyt tp voorfchyit
komt, draagen: geen Eyeren, maar eer Ey-Pop-
kens, behoorden genoemt te werden. Waarom ons
dan dankt, dat we het eerße Dierken in fyn Ey, be-
quamelyk bet Ey-gelyk-Dier-Popken tot onderfcheyt
fonde kunnen noemen i ende het tweede Dierken, het
Ey-gelyk-Wurm-Popken. Ende het genoemde Ey,
ofte liever Vlies, dat haar omvangt, dun kt ons veel
bequamer haar Vel genoemt te kunnen werden ; als
een febaale ofte ey, waar in fe nog eerß geteelt o f
gevormt fouden werden. Gelyk als wy deefe aan-
merkingen van het vel, in het voorgaande, ontrent
de qfgeflroopte ende verlaatene Vlieskcns van de Popkens,
ende de Gulde-popkens, ook eenigfins aange-
roert hebben.
Stillende dan eenige Regelen ende Orderen van veranderingen
voorßellen ; waar onder wy alle de ver-
wiffelingen der Bloedeloofe Dierkens {ons bekent')
begrypen. Soo is 9t dat we ons oogmerk neemendä
op de verandering van die Dierkens, dewelke onmiddelyk
uyt een Ey te voorfchyn koomen,ende waar
in de verandering, ofte aanwajfing in Leedemaaten,
binnen in het lichaam van het moeder dierken gefchiet
is •• al groeien de namentlyk ende uyt onfigtbaare, maar
nogtans wefentlyke, deelkens, tot een volmaakt diet
ofte jong aangewaffen ßnde, fonder ook van buyten
eenige andere verwifféling, als alleen de genoemde
uyt damping, ondergaan te bebben', ofte in een tweede
verandering, ofte aangroeing in eenxPopken, dat
meede maar uytgedampt wert, naderband ingevlog-
ten te weefen: dat we, feg ik, defolve als de eerße f
ofte de eenvoudighße ende onnofelße , manier va»
verandering nu füllen voorßellen. Ende gaan foo
aliens kens over tot duyßerder, tfamengevoegder,
ende onverßaanbaarder manieren van veranderingen t
L m -